ECLI:NL:RBDHA:2016:17091

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2016
Publicatiedatum
22 juni 2017
Zaaknummer
4751634 RP VERZ 16-50028
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens niet-nakomen van re-integratieverplichtingen door werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de Gemeente Den Haag, onderdeel Haeghe Groep, en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. De Haeghe Groep heeft verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:671b, eerste lid, onder a, van het Burgerlijk Wetboek (BW), in verbinding met artikel 7:669, derde lid, onder e (verwijtbaar handelen). De werknemer heeft niet voldaan aan zijn re-integratieverplichtingen, wat heeft geleid tot de stopzetting van zijn loon door de werkgever.

De feiten van de zaak tonen aan dat de werknemer, na een periode van ziekte, niet heeft meegewerkt aan zijn re-integratie. Ondanks herhaalde adviezen van de bedrijfsarts en het UWV om te verschijnen op afspraken en werkzaamheden te verrichten, heeft de werknemer dit nagelaten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer in totaal 37 keer niet of niet-tijdig op het werk is verschenen en elf keer niet op het spreekuur van de bedrijfsarts is verschenen. Dit gedrag is gekwalificeerd als verwijtbaar handelen, wat een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst oplevert.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de werknemer zonder deugdelijke grond zijn re-integratieverplichtingen niet is nagekomen. De arbeidsovereenkomst is ontbonden met ingang van 22 maart 2016, en de werknemer is niet rechtmatig op een transitievergoeding. De kosten van de procedure zijn voor rekening van de werknemer, die als de in het ongelijk gestelde partij is aangemerkt.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team kanton Den Haag
JS
Zaknr.: 4751634 RP VERZ 16-50028
Uitspraakdatum: 21 maart 2016
Beschikking in de zaak van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Gemeente Den Haag, onderdeel Haeghe Groep,
zetelend te Den Haag,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. E. Wies,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. M. de Boorder.
Partijen worden hierna ‘de Haeghe Groep’ en ‘ [verweerder] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
De Haeghe Groep heeft de kantonrechter bij verzoekschrift, bij de griffie ingekomen op 14 januari 2016,verzocht de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden.
1.2.
Op 16 februari 2016 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaats gevonden. Verschenen is namens de Haeghe Groep [CZ] . [verweerder] is in persoon verschenen. Partijen zijn bijgestaan door hun gemachtigden voornoemd. Ter zitting zijn door beide partijen pleitaantekeningen overgelegd. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zich in het procesdossier bevinden. Voorafgaande aan de mondelinge behandeling hebben beide partijen nog diverse producties overgelegd.

2.De feiten

2.1.
De Haeghe Groep is de gemeentelijke dienst die de Wet sociale werkvoorziening (Wsv) uitvoert. Werknemers die ingevolge die wet werken, hebben een beperking op verstandelijk, lichamelijk of psychisch gebied.
2.2.
[verweerder] is geboren op [1966] en sinds [1982] in dienst bij de Haeghe Groep, laatstelijk in de functie van [functie] , tegen een salaris van € [xx] bruto per maand, exclusief vakantietoeslag.
2.3.
Op 13 januari 2014 is [verweerder] uitgevallen wegens ziekte. Na volledig herstel per 12 februari 2015 is [verweerder] – na een auto-ongeluk – op 27 mei 2015 opnieuw wegens ziekte uitgevallen.
2.4.
De arbodienst heeft bij adviezen van 17 juni 2015; 22 juni 2015; 3 juli 2015; 24 juli 2015; 7 september 2015; 5 oktober 2015; en 10 november 2015 de beperkingen van [verweerder] onderzocht en geadviseerd over de werkmogelijkheden van [verweerder] . Steeds heeft de bedrijfsarts de belastbaarheid van [verweerder] beoordeeld op drie keer drie uur per week.
2.5.
Een brief van 1 december 2015 aan de gemachtigde van [verweerder] van dr. [NB] DC, ‘Doctor of Chiropractic’, luidt als volgt:
‘De heer [verweerder] is al geruime tijd bij de Ruggesteun onder behandeling. Uit onderzoek is gebleken dat er sprake is van scoliose [..]. Onlangs is gebleken uit foto’s dat sprake is van haakvorming [..]. Deze haakvorming is zodanig dat deze drukt tegen het ruggenmerg. Dit is helaas niet op te lossen. Een operatie kan verlamming tot gevolg hebben. Deze haakvorming is een permanente belemmering.
Gezien het feit dat dhr. [verweerder] terug blijft komen met terugkerende klachten, raad ik af om werkzaamheden te verrichten die lichamelijk belastend zijn. [..]’
2.6.
Het UWV heeft bij brief van 7 december 2015 haar deskundigenoordeel aan de Haeghe Groep kenbaar gemaakt. Dat oordeel luidt dat [verweerder] onvoldoende meewerkt aan zijn re-integratie. In het arbeidskundig rapport dat aan dat oordeel ten grondslag ligt wordt het volgende overwogen:
‘[..]
Beoordeling re-integratie-inspanningen
[..]
De inspanningen die de werkgever van de werknemer vraagt zijn redelijk, omdat werknemer geacht wordt mee te werken aan zijn re-integratie en te verschijnen op de afspraken met de bedrijfsarts.
Echter, de klant heeft van zijn behandelaar het advies gekregen niet te forceren en verschijnt derhalve meerdere malen niet op het werk. Tevens verschijnt hij meerdere malen niet op de afspraak met de bedrijfsarts zonder afmelding of opgaaf van reden. [..]
Er kan worden gesteld dat de werknemer door niet te verschijnen op het spreekuur van de bedrijfsarts te weinig activiteiten onderneemt die erop gericht zijn om een re-integratie te realiseren. [..]
De inspanningen van de werknemer zijn hierdoor niet voldoende geweest. [..]
Conclusie
De door de werknemer uitgevoerde re-integratie-inspanningen zijn niet voldoende.’
2.7.
Op 29 januari 2016 heeft de bedrijfsarts het volgende advies uitgebracht:
‘Gezien de huidige beperkingen op het vooroverbuigen van het hoofd komt mijn advies om wederom de re-integratie te starten in het papierknijpen momenteel te vervallen. Eerst is m.i. van belang verder herstel in te zetten. Teneinde duurzame re-integratie te bevorderen is mijn advies een FML op te stellen en een Arbeidsdeskundig advies op te starten m.b.t. passende werkzaamheden in relatie tot de huidige beperkingen. [..]’
2.8.
Op 3 februari 2016 heeft de bedrijfsarts het volgende, gewijzigde advies uitgebracht:
‘[..]
Conform het voorgaande advies is dat hij nog steeds inzetbaar is voor de voorheen vastgestelde urenbelasting 3x3 uur per week (maandag woensdag en vrijdag). Dit in relatie tot de beschreven beperkingen.[..]’

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De Haeghe Groep verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden op grond van artikel 7:671b, eerste lid, onder a, van het Burgerlijk Wetboek (BW), in verbinding met artikel 7:669, derde lid, onder e (verwijtbaar handelen), dan wel onder g, BW (verstoorde arbeidsverhouding).
3.2.
Aan dit verzoek legt de Haeghe Groep ten grondslag – kort gezegd – dat [verweerder] niet meewerkt aan zijn re-integratie door het aangepaste werk op aangepaste uren (drie maal drie uur per week) niet te verrichten zonder zich af te melden; niet op het spreekuur van de bedrijfsarts te komen, zonder dat daar een deugdelijke reden voor is; en niet mee te werken aan een psychologisch onderzoek.
3.3.
[verweerder] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, primair strekkende tot afwijzing van het verzoek. Subsidiair heeft [verweerder] verzocht de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2016 te ontbinden met een transitievergoeding die past bij een dienstverband van 35 jaar, met veroordeling van de Haeghe Groep in de kosten van de procedure.

4.De beoordeling

4.1.
Artikel 7:670, eerste lid, BW verbiedt de werkgever de arbeidsovereenkomst op te zeggen gedurende de tijd dat de werknemer ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte. De Haeghe Groep beroept zich evenwel op artikel 7:670a, eerste lid, BW waarin bepaald is dat dit opzegverbod niet van toepassing is indien de werknemer zonder deugdelijke grond de verplichtingen, bedoeld in artikel 7:660a BW, weigert na te komen en de werkgever de werknemer schriftelijk heeft gemaand tot nakoming van deze verplichtingen of om die reden de betaling van het loon heeft gestaakt.
4.2.
In artikel 7:660a BW is neergelegd – kort gezegd – dat de arbeidsongeschikte werknemer verplicht is mee te werken aan zijn re-integratie. Die verplichtingen bestaan onder andere uit het gevolg geven aan door de werkgever of een door hem aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften (onder a); en passende arbeid te verrichten waartoe de werkgever hem in de gelegenheid stelt (onder c).
4.3.
[verweerder] heeft niet betwist dat hij sinds zijn ziekmelding op 27 mei 2015 in totaal 37 maal niet of niet-tijdig op het werk is verschenen, dan wel eerder is weggegaan. Evenmin heeft [verweerder] bestreden dat hij elf keer niet op het spreekuur van de bedrijfsarts is verschenen, en drie keer niet op een afspraak met de psycholoog. De Haeghe Groep, zo is ook onweersproken, heeft in totaal negentien keer de betaling van het loon gestaakt.
4.4.
[verweerder] heeft zich – zo begrijpt de kantonrechter zijn verweer althans – op het standpunt gesteld dat op hij deugdelijke gronden niet aan zijn re-integratieverplichtingen heeft voldaan, omdat hij niet in staat is drie keer drie uur per week te werken. Zijn huidige belastbaarheid staat dat niet toe. [verweerder] heeft ter onderbouwing verwezen naar de verklaring van zijn behandelend chiropracticus (weergegeven onder 2.5) en naar het advies van de bedrijfsarts van 29 januari 2016 (weergegeven onder 2.7). In dat advies staat dat belastbaarheid van [verweerder] pas kan worden vastgesteld aan de hand van een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Zolang dat niet is gebeurd, acht [verweerder] zich niet gehouden werkzaamheden te verrichten.
4.5.
De kantonrechter verwerpt dat verweer. Zoals de bedrijfsarts in zijn gewijzigd advies van 3 februari 2016 (weergegeven onder 2.8) duidelijk heeft verklaard, is hij (nog steeds) van oordeel dat [verweerder] inzetbaar is voor de eerder vastgestelde urenbelasting van drie keer drie uur per week. Het advies een FML op te stellen en arbeidsdeskundig advies op te starten doet daar klaarblijkelijk niet aan af. Ook overigens heeft [verweerder] niet onderbouwd dat hij niet in staat is de voorgeschreven werkzaamheden te verrichten. De verklaring van de chiropracticus legt, afgewogen tegen de adviezen van de bedrijfsarts en het deskundigenoordeel van het UWV onvoldoende gewicht in de schaal. Bovendien heeft [verweerder] geen enkele verklaring gegeven voor het meermalen niet verschijnen op afspraken met de bedrijfsarts, hetgeen ook een schending van de re-integratieverplichting oplevert. Dat de Haeghe groep onvoldoende rekening heeft gehouden met het feit dat zij een Wsv-werkgever is, is een stelling die door [verweerder] niet nader is uitgelegd of met feiten onderbouwd, zodat de kantonrechter daaraan voorbijgaat.
4.6.
Dat betekent dat [verweerder] zonder deugdelijke grond de op hem rustende re-integratieverplichtingen niet is nagekomen. Nu de Haeghe Groept de loonbetaling heeft stopgezet levert dat niet-nakomen een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst op, namelijk verwijtbaar handelen in de zin van artikel 7:669, derde lid, onder e, BW op. Bovendien is dat verwijtbaar handelen, gelet op hetgeen daarover in de parlementaire geschiedenis is overwogen, als ernstig te kwalificeren. Dat betekent dat de arbeidsovereenkomst op de voet van artikel 7:671b, achtste lid, onder b, BW, zoals door de Haeghe Groep verzocht, op de kortst mogelijke termijn wordt ontbonden, te weten per 22 maart 2016. De Haeghe Groep is verder op grond van het bepaalde in artikel 7:673, zevende lid, onder c, BW geen transitievergoeding aan [verweerder] verschuldigd.
4.7.
[verweerder] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure.

5.De beslissing

De kantonrechter:
- ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 22 maart 2016;
- veroordeelt [verweerder] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de zijde van de Haeghe Groep tot en met vandaag vaststelt op € 617,--, bestaande uit € 117,-- aan griffierecht en € 500,-- aan salaris gemachtigde;
- verklaart deze beschikking wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Snoeijer, kantonrechter en op 21 maart 2016 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.