In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 december 2016 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiser, een Surinaamse nationaliteit, had op 10 maart 2016 een aanvraag ingediend voor een mvv met als verblijfsdoel 'familie en gezin'. Deze aanvraag werd op 9 mei 2016 afgewezen, waarna het bezwaar op 8 juli 2016 ongegrond werd verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 22 november 2016 de openbare behandeling van de zaak heeft gehouden.
De rechtbank overweegt dat de afwijzing van de aanvraag terecht is, omdat eiser niet voldoet aan het middelenvereiste. Eiser heeft aangevoerd dat zijn referente, die een Wajong-uitkering ontvangt, volledig arbeidsongeschikt is en daarom vrijgesteld zou moeten worden van het middelenvereiste. De rechtbank oordeelt echter dat een Wajong-uitkering niet kan worden aangemerkt als een zelfstandig middel van bestaan, omdat hieraan geen premiebetaling is voorafgegaan. Bovendien is er onvoldoende bewijs dat referente daadwerkelijk volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
De rechtbank concludeert dat eiser niet aan de voorwaarden voor de mvv voldoet en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op het beleid rechtvaardigen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er zijn geen termen voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen vier weken.