ECLI:NL:RBDHA:2016:17159
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verschoonbaarheid van termijnoverschrijding bij aanvraag voor machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis asiel
In deze zaak heeft eiseres, een Syrische vrouw, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarin haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis asiel werd afgewezen. De aanvraag was ingediend door haar echtgenoot, die op 22 januari 2015 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had verkregen. De aanvraag voor de mvv was echter pas op 4 mei 2015 ingediend, wat meer dan drie maanden na de verlening van de verblijfsvergunning was. De staatssecretaris stelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, wat eiseres betwistte.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 7 maart 2016, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet voldoende had gemotiveerd waarom de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Eiseres had aangevoerd dat haar echtgenoot tijdig contact had opgenomen met VluchtelingenWerk Nederland (VWN) om de nareis aan te vragen, maar dat VWN de aanvraag te laat had ingediend. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris beleidsruimte had bij de beoordeling van de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding, maar dat deze ruimte niet correct was toegepast in dit geval.
De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en oordeelde dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres. De uitspraak werd openbaar gedaan op 17 maart 2016, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending van de uitspraak.