ECLI:NL:RBDHA:2016:17199

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2016
Publicatiedatum
28 februari 2018
Zaaknummer
C/09/506103/ KG RK 16-352
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het wrakingsverzoek tegen de kantonrechter in een civiele procedure

In deze zaak heeft verzoekster op 27 januari 2016 de gemeente Den Haag gedagvaard om te verschijnen voor de kantonrechter. Tijdens de comparitie van partijen op 5 februari 2016 heeft verzoekster de kantonrechter, mr. W. ten Cate, gewraakt. Het wrakingsverzoek is schriftelijk toegelicht door verzoekster, die onder andere een geluidsopname en transcriptie van de zitting heeft ingediend. De kantonrechter heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt en heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om de zitting bij te wonen op 7 maart 2016, waar het wrakingsverzoek werd behandeld.

Verzoekster heeft aangevoerd dat de kantonrechter haar op een partijdige wijze heeft behandeld, door haar niet als eerste het woord te geven, haar onvoldoende gelegenheid te bieden om te reageren op het standpunt van de gemeente, en haar respectloos te bejegenen. De kantonrechter heeft echter betwist dat er sprake was van partijdigheid en heeft gesteld dat de gronden van het wrakingsverzoek enkel betrekking hebben op procedurele beslissingen, wat geen grond voor wraking kan opleveren.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking beoordeeld en geconcludeerd dat de beslissingen van de kantonrechter voornamelijk processueel van aard waren en niet door vooringenomenheid waren ingegeven. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat de kantonrechter partijdig was of verzoekster op een denigrerende manier heeft behandeld. Daarom heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen en de procedure in de hoofdzaak voortgezet.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2016/13
Zaak- en rekestnummer: C/09/506103/ KG RK 16-352
Zaaknummer hoofdzaak: 4752875/ RL. EXPL. 16-1380
Datum beschikking: 21 maart 2016
BESLISSING
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
procederend in persoon,
strekkende tot wraking van:
mr. W. ten Cate,
rechter in de rechtbank Den Haag,
hierna: ‘de kantonrechter’.
Belanghebbende is:
de publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente Den Haag,
hierna: ‘de gemeente’,
zetelend en woonplaats hebbend te Den Haag,
gemachtigde: mr. S.P.E. Mekking.

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

Op 27 januari 2016 heeft verzoekster de gemeente gedagvaard om te verschijnen ter terechtzitting van de kantonrechter van deze rechtbank. Op 5 februari 2016 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. Ter zitting heeft verzoekster de kantonrechter gewraakt.
Verzoekster heeft het wrakingsverzoek per brief en e-mail, respectievelijk ingekomen op 25 februari 2016 en 3 maart 2016, schriftelijk nader toegelicht. Zij heeft onderbouwende stukken ingediend, waaronder een geluidsopname van de zitting en een transcriptie daarvan.
De kantonrechter heeft bij brief, ingekomen op 3 maart 2016, zijn standpunt kenbaar gemaakt.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

Op 7 maart 2016 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoekster en de gemeente zijn verschenen. De kantonrechter heeft schriftelijk te kennen gegeven geen gebruik te maken van de gelegenheid de zitting bij te wonen.

3.Het standpunt van verzoeker

Verzoekster heeft aan het wrakingsverzoek verkort en zakelijk weergegeven ten grondslag gelegd dat de kantonrechter haar op partijdige wijze heeft behandeld. Verzoekster voert hiertoe aan dat de kantonrechter:
  • haar als eisende partij niet als eerste het woord gaf om haar vordering toe te lichten;
  • haar onvoldoende gelegenheid gaf op het standpunt van de gemeente te reageren;
  • niet accepteerde dat zij opzij keek naar de vertegenwoordigers van de gemeente;
  • haar steeds interrumpeerde;
  • haar respectloos en narrig toesprak.

4.Het standpunt van de kantonrechter

De kantonrechter berust niet in de wraking. Hij stelt zich in de eerste plaats op het standpunt dat verzoekster niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar wrakingsverzoek, omdat zij schriftelijk heeft kenbaar gemaakt de hoofdzaak in te trekken. Voorts houden de gronden van het wrakingsverzoek inhoudelijk gezien slechts verband met procedurele beslissingen, hetgeen geen grond kan opleveren voor wraking, aldus de kantonrechter.
De kantonrechter maakt er nog ernstig bezwaar tegen dat verzoekster stiekem, zonder gevraagde en verkregen toestemming, geluidsopnames heeft gemaakt van de zitting.

5.Het standpunt van de gemeente

De gemeente heeft niet inhoudelijk gereageerd op het wrakingsverzoek.

6.De beoordeling

De wrakingskamer acht verzoekster ontvankelijk in haar verzoek, omdat de hoofdzaak nog niet is geëindigd. Hoewel verzoekster haar vordering heeft ingetrokken, moet nog een beslissing worden genomen ten aanzien van de proceskosten. De kantonrechter is dus nog de behandelend rechter in de hoofdzaak, zodat verzoekster recht en belang heeft bij een beslissing op het wrakingsverzoek.
De wrakingskamer komt dus toe aan een inhoudelijke beoordeling van het wrakingsverzoek. De wrakingskamer merkt daarbij op dat zij de door verzoekster ingediende geluidsopname en de transcriptie daarvan bij de beoordeling betrekt, hoewel deze gegevens in strijd met het huisregels van de rechtbank zijn verkregen. De kantonrechter en/of de gemeente hebben niet verzocht de gegevens buiten beschouwing te laten.
De wrakingskamer overweegt dat de beslissing van de kantonrechter om verzoekster niet als eerste het woord te geven om haar vordering toe te lichten, haar te beperken in de gelegenheid om op het standpunt van de gemeente te reageren, niet te accepteren dat zij opzij keek naar de gemachtigde van de gemeente en haar te interrumperen in overwegende mate dienen te worden aangemerkt als processuele beslissingen, die mede tot doel hebben ter zitting de orde te bewaren. Uit niets blijkt in dit geval dat al deze beslissingen door vooringenomenheid van de kantonrechter zijn ingegeven, terwijl de beslissingen ook niet wegens de onbegrijpelijkheid daarvan de schijn van partijdigheid kunnen hebben opgewekt, wat voor het gegrond verklaren van een wraking vereist is.
De wrakingskamer stelt vast dat verzoekster de kantonrechter voorts nog verwijt haar respectloos en narrig te hebben toegesproken. Het proces-verbaal van de zitting, de door verzoekster ingediende geluidsopname van het verhandelde ter zitting en de transcriptie daarvan geeft de wrakingskamer echter geen aanwijzing te concluderen dat de kantonrechter in zijn bejegening jegens verzoekster een denigrerende of respectloze toon heeft aangeslagen. Bovendien blijkt daaruit niet dat de kantonrechter partijdig is geweest, althans dat de bij verzoekster dienaangaande bestaande vrees naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is, wat voor het gegrond verklaren van een wraking vereist is.
De wrakingskamer komt tot de slotsom dat het verzoek tot wraking zal worden afgewezen.

7.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
  • eiseres in kort geding: [verzoekster] ;
  • gedaagde in kort geding: de publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente Den Haag, gemachtigde: mr. S.P.E. Mekking;
  • de kantonrechter: mr. W. ten Cate.
Deze beslissing is gegeven door mrs. G.P Verbeek, I.D. Bellaart en H.M.D. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.A. Smit-Venema als griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2016.