In deze zaak heeft verzoekster op 27 januari 2016 de gemeente Den Haag gedagvaard om te verschijnen voor de kantonrechter. Tijdens de comparitie van partijen op 5 februari 2016 heeft verzoekster de kantonrechter, mr. W. ten Cate, gewraakt. Het wrakingsverzoek is schriftelijk toegelicht door verzoekster, die onder andere een geluidsopname en transcriptie van de zitting heeft ingediend. De kantonrechter heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt en heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om de zitting bij te wonen op 7 maart 2016, waar het wrakingsverzoek werd behandeld.
Verzoekster heeft aangevoerd dat de kantonrechter haar op een partijdige wijze heeft behandeld, door haar niet als eerste het woord te geven, haar onvoldoende gelegenheid te bieden om te reageren op het standpunt van de gemeente, en haar respectloos te bejegenen. De kantonrechter heeft echter betwist dat er sprake was van partijdigheid en heeft gesteld dat de gronden van het wrakingsverzoek enkel betrekking hebben op procedurele beslissingen, wat geen grond voor wraking kan opleveren.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking beoordeeld en geconcludeerd dat de beslissingen van de kantonrechter voornamelijk processueel van aard waren en niet door vooringenomenheid waren ingegeven. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat de kantonrechter partijdig was of verzoekster op een denigrerende manier heeft behandeld. Daarom heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen en de procedure in de hoofdzaak voortgezet.