ECLI:NL:RBDHA:2016:176

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 januari 2016
Publicatiedatum
8 januari 2016
Zaaknummer
SGR 15/6148
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering uitkering op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet aan jongere met psychische problematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 januari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser, geboren in 1969, had op 29 september 2014 een Wajong-uitkering aangevraagd, welke aanvraag op 7 januari 2015 werd afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd bij het eerste bestreden besluit ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit. In een tweede bestreden besluit op 16 november 2015 heeft verweerder een wijzigingsbesluit genomen, waarbij de aanvraag van eiser werd beoordeeld aan de hand van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) in plaats van de Wajong. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser minder dan 25% arbeidsongeschikt is, en dat de medische beoordeling van de verzekeringsarts voldoende onderbouwd was. Eiser had psychische problematiek, waaronder een borderline persoonlijkheidsstoornis en zwakbegaafdheid, maar de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om aan de medische beoordeling te twijfelen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 15/6148

uitspraak van de meervoudige kamer van 7 januari 2016 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. C.C.J.L. Huurman),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: F.J. Latenstein).

Procesverloop

Bij besluit van 7 januari 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd eiser een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) te verstrekken.
Bij besluit van 29 juli 2015 (bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen bestreden besluit I beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 16 november 2015 (bestreden besluit II) heeft verweerder een wijzigingsbesluit genomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 november 2015. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser, geboren op [geboortedatum] 1969, heeft op 29 september 2014 een Wajong-uitkering aangevraagd. Bij het primaire besluit is deze aanvraag afgewezen. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij bestreden besluit I ongegrond verklaard. Bij bestreden besluit II heeft verweerder een gewijzigde beslissing op het bezwaar genomen en eisers bezwaar op andere gronden ongegrond verklaard.
2. Bestreden besluit II berust op het standpunt dat eisers aanvraag moet worden beoordeeld aan de hand van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) in plaats van de Wajong.
3. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is het beroep thans van rechtswege mede gericht tegen bestreden besluit II.
4. Ter zitting heeft eiser zijn beroep voor zover gericht tegen bestreden besluit I ingetrokken, zodat dit geen verdere bespreking behoeft.
5. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat op de aanvraag van eiser de AAW van toepassing is. Uit het gewijzigde artikel XXIV, vierde lid, van de Wet Invoeringswet nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen volgt dat artikel 1a:2 van de Wajong niet van toepassing is op personen, zoals eiser, die geboren zijn voor 1 januari 1980.
6. Ingevolge artikel 6, zesde lid, van de AAW wordt degene die minder dan 25% arbeidsongeschikt is, niet als arbeidsongeschikt beschouwd.
7. In verband met de medische beoordeling in het kader van zijn aanvraag is eiser op 23 december 2014 op het spreekuur van de verzekeringsarts (de primaire verzekeringsarts) verschenen. In zijn verslag van dezelfde datum heeft hij opgenomen dat er bij eiser in zijn jeugd sprake is geweest van een onveilige situatie. Dit heeft ertoe geleid dat eiser kampt met een persoonlijkheidsstoornis met zowel antisociale als borderline-kenmerken. Voorts heeft eiser onder meer een licht verstandelijke beperking. Waar eiser te maken kreeg met spanningen en een gevoel van leegte is hij gaan gokken, in toenemende mate vanaf zijn 17e levensjaar. Voorts hanteert eiser een vermijdende, ontwijkende copingstijl. Op basis van deze meervoudige problematiek waren er volgens de primaire verzekeringsarts bij eiser tussen zijn 17e en 18e verjaardag beperkingen aanwezig in het persoonlijk en sociaal functioneren. Er zijn verder al langer chronische rugklachten die geen specifieke arbeidsbeperkingen geven. De primaire verzekeringsarts heeft een functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld.
8. Aan de hand van de door eiser naar voren gebrachte bezwaren heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) de bevindingen van de primaire verzekeringsarts beoordeeld. In haar rapportage van 1 juni 2015 heeft zij opgetekend dat bij eiser sprake is van reeds jaren bestaande psychische problematiek. Eiser heeft te maken met een borderline persoonlijkheidsstoornis, een antisociale persoonlijkheidsstoornis, zwakbegaafdheid en pathologisch gokken. Verder is bij eiser sprake van een verstoorde agressieregulatie, onvoldoende inzicht in complexe situaties en onvoldoende coping. Gelet op de aard van de psychiatrische en sociale problematiek is volgens de verzekeringsarts b&b aan te nemen dat deze ook reeds op 17/18-jarige leeftijd aanwezig was. Dit brengt beperkingen met zich zoals opgenomen in de FML. Er zijn geen concrete medische gegevens aangeleverd over de referteperiode die aanvullende beperkingen plausibel maken. Dat eiser momenteel intensief behandeld wordt voor zijn psychiatrische en sociale problematiek is geen omstandigheid die maakt dat op basis hiervan met terugwerkende kracht meer beperkingen aangenomen moeten worden. De verzekeringsarts b&b handhaaft de door de primaire verzekeringsarts opgestelde FML.
9. Anders dan eiser stelt, is het medische onderzoek naar het oordeel van de rechtbank niet onzorgvuldig geweest. De verzekeringsarts b&b is niet alleen op basis van het gesprek en het onderzoek op 12 april 2015 tot haar bevindingen gekomen. Zij heeft ook het dossier bestudeerd en alle beschikbare medische informatie meegenomen en meegewogen. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat de verzekeringsarts b&b medische informatie bij de behandelend sector had moeten opvragen. Eiser heeft ook niet het bestaan aannemelijk gemaakt van relevante informatie van of over de periode rond zijn 17e/18e verjaardag die de verzekeringsarts b&b ten onrechte niet bij haar onderzoek heeft betrokken. De omstandigheid dat de verzekeringsarts b&b niet beschikte over het volledige rapport van het psychiatrisch onderzoek van Pro Justitia van 7 april 2014 laat het voorgaande onverlet. Het stond eiser vrij om desgewenst alsnog het volledige rapport in te dienen, hetgeen hij in de beroepsfase ook heeft gedaan.
10.1
Op 9 november 2015 heeft eiser nadere medische stukken aan verweerder doen toekomen. Naast het psychologisch onderzoek van Pro Justitia van 16 april 2014 en dat van [arts] van 22 oktober 2015, heeft hij het volledige rapport van het psychiatrisch onderzoek van Pro Justitia van 7 april 2014 aan verweerder verstrekt.
10.2
In zijn nadere rapportage van 12 november 2015 heeft de verzekeringsarts b&b zich op het standpunt gesteld dat de op 9 november 2015 ontvangen medische informatie geen aanleiding geeft om het eerder ingenomen standpunt te wijzigen, omdat deze geen nieuwe informatie bevat. De eerder ontbrekende pagina’s van het psychiatrisch onderzoek van Pro Justitia van 7 april 2014 geven ook geen aanleiding tot andere inzichten. Uit het verslag van het psychologisch onderzoek van [arts] van 22 oktober 2015 blijkt dat bij eiser kenmerken van een stoornis in het Autisme Spectrum, te weten PDD NOS, zijn vastgesteld. De onderzoeksbevindingen worden door de verzekeringsarts b&b niet in twijfel getrokken, maar leiden niet tot het aannemen van een lagere belastbaarheid op het 17e of 18e jaar. Gelet op de in aanmerking genomen beperkingen is volgens de verzekeringsarts b&b voldoende rekening gehouden met eisers psychische toestand in die periode, met inbegrip van de bij hem vastgestelde autistische stoornis. De rechtbank ziet geen aanleiding de verzekeringsarts b&b hierin niet te volgen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij op zijn 17e of 18e als gevolg van zijn psychische klachten meer in zijn functioneren werd beperkt dan door verweerder is aangenomen.
11.1
Bij brief van 16 november 2015 heeft eiser de medische stukken die hij op 9 november 2015 aan verweerder heeft verstrekt, aan de rechtbank toegezonden. Daarnaast heeft hij een brief van 17 september 2015 van zijn behandelend psycholoog van verslavingskliniek [kliniek] overgelegd. Verder heeft hij een brief van 23 september 2015 van zijn maatschappelijk werkster van [maatschappelijk werk] ingediend. Bij faxbericht van 25 november 2015 heeft eiser nog een mailbericht van 23 november 2015 van zijn behandelend psycholoog van behandelcentrum [behandelcentrum] en een brief van 23 november 2015 van zijn voormalig gezinsvoogd overgelegd. Ten slotte heeft eiser stukken van de orthopedagogische behandelinstelling [instelling] ingediend.
11.2
Naar het oordeel van de rechtbank werpen de overige door eiser ingediende stukken ook geen nieuw licht op de zaak. In de brief van de behandelend psycholoog van verslagingskliniek [kliniek] is informatie opgenomen over de bij eiser vastgestelde diagnoses en het behandelplan. De rechtbank stelt vast dat de in deze brief genoemde diagnoses bij verweerder bekend zijn en zijn meegewogen bij de beoordeling. Voorts is nog van belang dat de psycholoog blijkens zijn mailbericht geen uitspraken heeft kunnen of willen doen over eisers situatie rond zijn 17e/18e levensjaar. De brief van de maatschappelijk werkster bevat evenmin medische informatie, maar geeft enkel de bij eiser bestaande schuldenlast weer. Ook de brief van de gezinsvoogd is geen aanleiding tot een ander oordeel, nu deze geen medicus is. Tot slot blijkt uit de stukken van behandelinstelling [instelling] dat eiser aldaar in de periode van 20 juli 1987 tot en met 13 mei 1988 opgenomen is geweest. Uit de rapportage van de primaire verzekeringsarts van 23 december 2014 blijkt dat deze ermee bekend was dat eiser in die periode in een instelling voor jongeren met ernstige gedragsproblemen heeft gezeten. Bovendien bevatten ook deze stukken geen medische informatie.
12.1
In zijn rapportage van 12 november 2015 heeft de arbeidsdeskundige b&b te kennen gegeven dat eiser, om te kunnen werken in loondienst, volgens hem is aangewezen op gespecialiseerde begeleiding op de werkvloer door een jobcoach. Indien de verzekeringsarts b&b het hiermee eens is, is eiser volledig arbeidsongeschikt te beschouwen in de zin van de AAW, omdat die vorm van begeleiding in redelijkheid niet verwacht mag worden van bij een werkgever in dienst zijnde leidinggevenden.
12.2
Uit bestreden besluit II blijkt dat er naar aanleiding van voormelde rapportage van 12 november 2015 mondeling overleg is geweest tussen de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b. In het besluit wordt toereikend gemotiveerd waarom verweerder in navolging van de verzekeringsarts b&b geen aanleiding ziet om uit te gaan van de noodzaak van een hoger (en dus intensief) begeleidingsniveau rond eisers 17e/18e levensjaar. Kort gezegd is hiertoe redengevend dat de verzekeringsarts b&b geen medische redenen aanwezig acht om aan te nemen dat eiser op of rond zijn 17e of 18e verjaardag was aangewezen op noodzakelijke begeleiding of toezicht op niveau 1 of 2.
12.3
In het door eiser overgelegde mailbericht van 23 november 2015 heeft de behandelend psycholoog van behandelcentrum [behandelcentrum] vermeld dat eiser vanwege zijn diagnostische beeld en de behandelervaring geen arbeidsmatig traject aankan. Volgens deze psycholoog zou eiser hooguit één of twee uur per dag kunnen werken. De rechtbank hecht aan dit bericht niet het belang aan dat eiser daaraan gehecht wenst te zien. Nog daargelaten dat een psycholoog niet deskundig is op het gebied van arbeidsmogelijkheden, heeft de vraag of eiser thans tot werken in staat is, geen betrekking op de situatie rond zijn 17e/18e levensjaar die in dit geschil aan de orde is.
13. Gelet op het voorgaande bestaat er geen aanleiding om aan de medische beoordeling van de beperkingen van eiser op 17 of 18-jarige leeftijd te twijfelen. De medische grondslag van bestreden besluit II is dan ook toereikend onderbouwd.
14. Met betrekking tot het arbeidsdeskundige onderzoek is gesteld noch gebleken dat het vervullen van de geduide functies op één of meer onderdelen een overschrijding zou opleveren van de belastbaarheid van eiser, zoals beschreven in de opgestelde FML. De arbeidsdeskundige b&b heeft berekend dat, wanneer ervan wordt uitgegaan dat eiser geen intensieve begeleiding nodig heeft, de theoretische functieduiding met zich brengt dat eiser minder dan 25% arbeidsongeschikt is te achten in de zin van de AAW. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om de arbeidsdeskundige b&b hierin niet te volgen.
15. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht geweigerd eiser in aanmerking te brengen voor een uitkering krachtens de AAW.
16. Het beroep is ongegrond.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, voorzitter, en mr. C.J. Waterbolk en mr. L.M. Koenraad, leden, in aanwezigheid van mr. L.F.A. Bouwens-Bos, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.