5.2.Het middel is gegrond. Het begrip ‘bedrijfsinstallaties’ moet, bij gebreke van enige aanwijzing in andere richting, overeenkomstig het normale spraakgebruik worden uitgelegd. In dat spraakgebruik omvat het mede een persleiding als de onderhavige, die (onderdelen van) bedrijfsinstallaties met elkaar verbindt. De omstandigheid dat een dergelijke persleiding mogelijk niet kan worden ondergebracht onder het begrip ‘blijvend geïnstalleerde werktuigen en machines’ in artikel 13.B, aanhef en letter b, onder 3, van de Richtlijn, is in dit verband niet van belang, nu de slotzin van artikel 13.B, letter b, de lidstaten de mogelijkheid biedt meer zaken van de vrijstelling voor verpachting en verhuur van onroerende zaken uit te zonderen dan de zaken die daarvan in ieder geval moeten worden uitgezonderd.”
15. Bij brief van 7 december 2001 schrijft de gemachtigde:
“Op 23 augustus jl. heeft de heer (…) met u - onder meer - van gedachten gewisseld over de reikwijdte van het HR-arrest nr. 36.106 d.d. 21 februari 2001. Ingevolge dat arrest worden afvalwaterzuiveringsinstallaties, rioolgemalen en persleidingen aangemerkt als “machines en bedrijfsinstallaties” in de zin van artikel 11, eerste lid, letter b, ten eerste, van de Wet omzetbelasting 1968.
[De rechtsvoorganger] ontwikkelt thans plannen om te komen tot aanpassing, uitbreiding of nieuwbouw van boezemgemalen in verband met de toename van het waterbezwaar in zijn beheersgebied. [De rechtsvoorganger] en onze stichting hebben het voornemen voor de betreffende gemalen sale-lease-back transacties aan te gaan.
Tijdens het hierboven bedoelde gesprek heeft u aangegeven geen overwegingen te hebben op grond waarvan boezemgemalen anders beschouwd zouden moeten worden dan de installaties waarover het HR-arrest handelt. Ter bevestiging van één en ander verzocht u tenslotte deze aangelegenheid schriftelijk voor te leggen.
In aansluiting daarop verzoeken wij u in te stemmen met sale-lease-back transacties tussen [de rechtsvoorganger] en onze stichting met betrekking tot projecten aangaande boezemgemalen. U kunt daartoe het als bijlage bijgevoegde tweede exemplaar van deze brief voor akkoord tekenen en aan ons retourneren.”
Verweerder heeft de brief voor akkoord getekend onder voorbehoud van wetswijziging of wijzigingen in de jurisprudentie.
16. Bij brief van 18 december 2001 deelt verweerder mee dat eiseres recht heeft op een teruggaaf omzetbelasting van ƒ 26.621.886 te vermeerderen met heffingsrente. De teruggaaf heeft betrekking op het tijdvak februari 1998 tot en met januari 2001.
17. Bij brief van 15 december 2003 zendt het Waterschap Groot-Haarlemmermeer aan de inspecteur van kantoor Hoofddorp diverse bescheiden waaruit het voornemen blijkt om ten aanzien van het poldergemaal Lijnden slb toe te passen.
18. Bij brief van 14 juni 2004 deelt de inspecteur van kantoor Hoofddorp mee dat ook zonder beoordeling van de voorgenomen slb-transactie inzake het poldergemaal Lijnden zijns inziens geen recht op aftrek van voorbelasting bestaat. Ten aanzien van de slb-transactie schrijft de inspecteur:
“De aftrek van voorbelasting die betrekking heeft op de bouw van het gemaal dient naar mijn mening te worden geweigerd omdat sprake is van een geheel aan rechtshandelingen waarmee slechts wordt beoogd om de omzetbelastingdruk te mitigeren op een wijze die in strijd is met het doel en strekking van de Wet op de omzetbelasting en de Zesde BTW-richtlijn.
In dit kader wijs ik u er op dat het aftrekrecht tot doel heeft om een ondernemer geheel te ontlasten van de BTW waarmee de onderscheidene elementen van de prijs rechtstreeks worden belast. In casu wordt echter een situatie gecreëerd dat een eindverbruiker, uw cliënte, de ondernemersstatus krijgt met geen ander doel dan de op deze eindverbruiker drukkende voorbelasting - in afwijking van de bedoeling van de (communautaire) wetgever - te verlagen tot een fractie van de voorbelasting die in een dergelijk geval behoort te rusten op de eindverbruiker.
Hierbij wijs ik er op dat de door uw cliënte toegepaste constructie strijdig is met de regelgeving omdat het een ongelijkheid oproept ten opzichte van zowel andere eindverbruikers als ten opzichte van ondernemers.
Ten opzichte van andere eindverbruikers omdat die in eenzelfde economische omstandigheden wel de volledige omzetbelastingdruk ervaren.
Ten opzichte van echte ondernemers omdat rekeninghoudend met het verschil in positie ook een verschil in fiscale positie zou moeten bestaan, namelijk: de ondernemers wel aftrek en een eindverbruiker zoals uw cliënte niet.
(…)
Volgens het [HvJ van de EG] kan er van misbruik van het gemeenschapsrecht worden gesproken indien aan de volgende twee voorwaarden is voldaan:
- enerzijds is een geheel van objectieve omstandigheden vereist waaruit blijkt, dat in weerwil van de formele naleving van de door gemeenschapsregeling opgelegde voorwaarden, het door deze regeling beoogde doel niet wordt bereikt;
- anderzijds is een subjectief element vereist, namelijk de bedoeling om een door de gemeenschapsregeling toegekend voordeel te verkrijgen door kunstmatig de voorwaarden te
creëren waaronder het recht op dat voordeel ontstaat.
Aan de eerste voorwaarde wordt in casu voldaan. Het creëren van een aftrekrecht op de aanschaf van onroerende goederen door een vrijgestelde ondernemer kan worden gekwalificeerd als strijdig met het doel van de wet en de richtlijn. Wat vervolgens moet worden vastgesteld is of dit voordeel bedoeld was. Hebben partijen de kunstmatige voorwaarden uitsluitend opgezet om het belastingvoordeel binnen te halen.
Uit de brief met kenmerk 18414 aan het college van hoofdingelanden van het waterschap Groot Haarlemmermeer blijkt duidelijk dat de keuze voor de SLBconstructie van een nieuw te bouwen gemaal versus de optie voor de revitalisatie van het bestaande gemaal enkel wordt ingegeven door het substantiële voordeel dat te behalen valt op de verschuldigde omzetbelasting.”
19. Met dagtekening 14 januari 2005 worden de verzoeken om teruggaaf van het Waterschap Groot-Haarlemmermeer geweigerd.
20. Met dagtekening 26 januari 2005 wordt aan Waterschap Groot-Haarlemmermeer een naheffingsaanslag opgelegd over het eerste kwartaal van 2004.
21. Tijdens de bespreking tussen het Hoogheemraadschap, eiseres en verweerder van
26 november 2008 heeft verweerder, onder betwisting dat sprake is van gewekt vertrouwen, op formele gronden het eventueel gewekt vertrouwen expliciet opgezegd. Verweerder heeft dit bevestigd bij brief van 4 december 2008.
22. Op 9 december 2008 heeft het college van [het Hoogheemraadschap] besloten om geen nieuwe slb-transacties aan te gaan. De reden daarvoor is gelegen in de uitspraak van Hof Den Haag van 10 oktober 2008, nr. BK-04/03785, ECLI:NL:GHSGR:2008:BF9293, alsmede de voormelde brief van verweerder van 4 december 2008. 23. Bij brief van 9 april 2009 doet de gemachtigde een compromisvoorstel aan verweerder. Dit voorstel wordt door verweerder bij brief van 8 juni 2009 verworpen waarbij hij zich bereid verklaard tot verder overleg over het bereiken van een compromis. Verder vermeldt verweerder in deze brief de uitgangspunten/kaders waaraan volgens hem het compromis moet voldoen.
24. Bij brief van 13 juli 2009 geeft verweerder op verzoek van eiseres een nadere invulling aan de uitgangspunten vermeld in de brief van 8 juni.
25. Op 23 september 2009 heeft een bespreking plaats tussen het Hoogheemraadschap en verweerder, waarbij beide partijen een compromisvoorstel hebben gedaan. Het compromisvoorstel van verweerder is neergelegd in zijn brief van 5 oktober 2009 waarin onder meer het volgende is vermeld:
“Partijen hebben tijdens die bespreking helaas geen overeenstemming kunnen bereiken.
(…)
De inhoud van ons compromisvoorstel van 23 september 2009
1. Ons aanbod is om bij wijze van compromis ten aanzien van de sale-lease-back transacties, op de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2007 niet terug te komen (dat heeft in die periode bij wijze van compromis eveneens te gelden voor het gemaal in Lijnden). Indien en voor zover dit een teruggaaf betekent (met name als gevolg van het gemaal in Lijnden), zou dit eveneens tot een vergoeding van heffingsrente kunnen leiden. Vanaf 1 januari 2006 wordt de BTW zodanig gecorrigeerd dat fiscaal een vergelijkbare situatie ontstaat alsof de transacties niet hebben plaatsgevonden (of zouden gaan plaatsvinden). Dit heeft behalve een terugbetaling van omzetbelasting, ook tot gevolg dat heffingsrente verschuldigd is.
2. Voor wat betreft de beëindiging van nog lopende slb’s, worden deze alsdan bij wijze van
compromis geacht voor zowel de omzet- als de overdrachtsbelasting in fiscale zin niet te hebben plaatsgevonden.
3. Verder is van belang dat voor alle aspecten waarover een eventuele vaststellingsovereenkomst niets vermeldt, de bepalingen volgens de wet- en regelgeving onverkort gelden.”
26. In de notulen van de vergadering van eiseres van 8 oktober 2009 wordt, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“Vervolgens wisselt het bestuur uitvoerig van gedachten over de stellingen die zijn betrokken. Partijen zijn elkaar nu zo dicht genaderd dat in de volgende bespreking met de fiscus een voor beide partijen aanvaardbaar akkoord realiseerbaar lijkt. Het bestuur is van mening dat het voorstel van de Belastingdienst met betrekking tot de beëindigingsdatum mogelijk nog verbeterd kan worden.
In afnemende voorkeursvolgorde zou tijdens het vervolgoverleg op 14 oktober door de onderhandelaars het volgende kunnen worden voorgelegd:
• Slb beëindigen per 01-01-09; Belastingdienst betaalt alsnog btw 2003/2004 van
gemaal Lijnden ad € 0,5 mln. Dit voorstel was op 23 september 2009 niet
acceptabel voor de Belastingdienst.
• Idem, maar geen aanspraak maken op oude btw Lijnden.
• Idem, maar volledig afzien van slb Lijnden.
• Slb Beëindigen per 01-07-2008.”
27. Op 14 oktober 2009 vindt een bespreking plaats tussen verweerder, eiseres en het Hoogheemraadschap. Een (intern) verslag van dit gesprek, opgemaakt door een vertegenwoordiger van eiseres/het Hoogheemraadschap, behoort tot de gedingstukken.
Uit dat verslag blijkt dat eiseres een tegenaanbod heeft gedaan, dat deze bespreking is geëindigd met een nieuw compromisvoorstel van verweerder en dat de vertegenwoordigers van eiseres/het Hoogheemraadschap hiermee kunnen instemmen onder voorbehoud van goedkeuring door de besturen van eiseres en het Hoogheemraadschap. Ook verweerder heeft een voorbehoud gemaakt en meegedeeld dat hij binnen een week uitsluitsel zal geven.
28. Bij brief van 15 oktober 2009 zet verweerder de belangrijkste punten van de bespreking van 14 oktober 2009 op een rij en deelt hij mee dat pas na week 45 uitsluitsel kan worden gegeven over de vraag of het door hem tijdens de bespreking gedane voorstel ook daadwerkelijk wordt doorgezet.
29. Bij brief van 3 november 2009 deelt verweerder mee dat hij zijn tijdens de bespreking van 14 oktober 2009 gedane voorstel niet bekrachtigt, omdat het voorstel niet voldoende recht doet aan de kaders voor een compromis zoals verwoord zijn brief van 8 juni 2009. Verweerder constateert dat dit betekent dat er op dat moment van geen enkel compromisvoorstel meer sprake is.
30. In zijn brief van 23 november 2009 schrijft de gemachtigde dat hij het afbreken van de onderhandelingen door verweerder in strijd acht met de eisen van precontractuele redelijkheid en billijkheid.
31. Bij brief van 30 november 2009 deelt verweerder mee, in reactie op de brief van
23 november 2009, dat hij begrip heeft voor de teleurstelling aan de zijde van eiseres en het Hoogheemraadschap, maar dat hij zich niet genoodzaakt voelt of verplicht zou zijn om een (concept)voorstel te doen waar hij niet achter staat en dat niet past binnen de in de brief van 8 juni 2009 vermelde kaders. Een herhaling van de compromisvoorstellen van vóór
14 oktober 2009 acht verweerder niet zinvol aangezien eiseres en het Hoogheemraadschap die voorstellen steeds hebben verworpen.
32. Met dagtekening 30 december 2009 wordt, ter behoud van rechten, de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 aan eiseres opgelegd.
33. Bij brief van 21 januari 2010 wordt aan verweerder meegedeeld dat eiseres en het Hoogheemraadschap alsnog integraal instemmen met het compromisvoorstel van verweerder van 23 september 2009, zoals verwoord in de brief van 5 oktober 2009.
34. In zijn brief van 9 februari 2010 schrijft verweerder dat het compromisvoorstel van
23 september 2009 reeds was vervallen, aangezien dat compromisvoorstel is verworpen. Ook is er geen herhaling van dat compromisvoorstel geweest. Er kan daarom geen sprake zijn van een “aanvaarding van het compromisvoorstel van 23 september 2009”. Verder schrijft verweerder dat hij, gelet op de nieuwe inzichten die hij heeft, een voorstel als door hem gedaan op 23 september 2009 thans niet meer zou doen.
35. Bij brief van 25 februari 2010 delen eiseres en het Hoogheemraadschap aan verweerder mee dat volgens hen het voorstel niet is verworpen en niet van tafel is gehaald. Zij zijn daarom van mening dat verweerder is gebonden aan dat door hem eerder gedane compromisvoorstel.
36. Bij brief van 2 juli 2010 herhaalt verweerder zijn standpunt dat het compromisvoorstel is verworpen en er daarom geen compromis tot stand is gekomen. Ook biedt hij eiseres en het Hoogheemraadschap de gelegenheid alsnog een compromisvoorstel te doen. Eiseres verzoekt bij brief van 7 september 2010 vervolgens verweerder een compromisvoorstel te doen.
37. Bij brief van 16 september 2010 stelt verweerder eiseres en het Hoogheemraadschap nogmaals in de gelegenheid om een compromisvoorstel te doen.
38. Bij brief van 29 december 2010 hebben eiseres en het Hoogheemraadschap een compromisvoorstel gedaan, welk voorstel door verweerder bij brief van 12 januari 2011 duidelijk en zonder voorbehoud is verworpen.
39. Na een briefwisseling tussen partijen doet verweerder bij brief van 31 oktober 2011 een nieuw compromisvoorstel met een cijfermatige opstelling die leidt tot een na te heffen bedrag van € 6.000.000 aan belasting. De termijn voor aanvaarding van het voorstel loopt tot 28 november 2011. Verweerder deelt mee niet meer bereid te zijn tot verdere onderhandelingen over het compromis.
40. Bij brief van 22 november 2011 komt de inspecteur met een aanpassing van het voorstel wegens een kennelijke dubbeltelling in zijn berekeningen inzake poldergemaal Lijnden, het na te heffen bedrag wordt aldus € 5.488.000. De termijn voor aanvaarding wordt verlengd tot 3 december 2011. Verweerder herhaalt dat er geen ruimte meer is voor onderhandeling. Indien het voorstel voor die datum niet door eiseres en het Hoogheemraadschap gezamenlijk schriftelijk wordt aanvaard, komt het voorstel met onmiddellijke ingang te vervallen.
41. Bij brief van 2 december 2011 delen eiseres en het Hoogheemraadschap mee dat volgens hen de berekeningen van verweerder, naast de hiervoor genoemde dubbeltelling, nog een aantal onvolkomenheden bevatten en maken zij een nieuwe berekening die uitkomt op een na te heffen bedrag aan belasting van per saldo € 2.918.132. Zij vragen of verweerder kan instemmen met deze cijfermatige invulling.
42. Bij brief van 7 december 2011 deelt verweerder mee dat de gestelde termijn voor het aanvaarden van het compromisvoorstel is verstreken en dat het aanbod is komen te vervallen. Vervolgens zijn de naheffingsaanslagen over de jaren 2005 tot en met 2008 opgelegd.