ECLI:NL:RBDHA:2016:2289

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 maart 2016
Publicatiedatum
3 maart 2016
Zaaknummer
09/818907-15 en 09/212298-13 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een meerderjarige verdachte voor twee gewelddadige berovingen en twee vernielingen

Op 3 maart 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een meerderjarige verdachte, die werd beschuldigd van twee gewelddadige berovingen en twee vernielingen. De verdachte, die onder invloed van drugs en alcohol verkeerde, heeft op 12 juli 2015 in Zoetermeer samen met anderen een fiets en een zonnebril van een slachtoffer, [benadeelde 1], gestolen. Dit gebeurde met geweld, waarbij de keel van het slachtoffer werd dichtgeknepen. Daarnaast heeft de verdachte op dezelfde avond ook [benadeelde 3] van zijn fiets beroofd, waarbij hij het slachtoffer meermalen heeft geslagen en geschopt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De verdachte moet zich ook laten behandelen voor zijn verslavingsproblematiek en zich melden bij de Reclassering. Tevens is de verdachte verplicht om schadevergoedingen te betalen aan de benadeelde partijen, waaronder [benadeelde 2], [benadeelde 3], woningbouwvereniging [benadeelde 5] en [benadeelde 6]. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk verklaard, maar de vorderingen van de andere benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer strafzaken
Parketnummer 09/818907-15 en 09/212298-13 (tul)
Datum uitspraak: 3 maart 2016
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in strafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] ,
adres: [adres] ,
thans gedetineerd in [P.I.] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 23 november 2015 en 18 februari 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.A. Fikenscher en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. O.C. Bondam, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 juli 2015 te Zoetermeer , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets en/of een zonnebril, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
- het (meermalen) (met kracht) dichtknijpen van de keel van die [benadeelde 1] en/of
- het (meermalen) slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd van die [benadeelde 1] en/of
- het (meermalen) trappen/schoppen tegen het hoofd en/of (andere delen van) het lichaam van die [benadeelde 1] (terwijl die [benadeelde 1] op de grond lag) en/of
- het (met kracht) vastpakken van de keel van die [benadeelde 2] en/of
- het tonen van een mes, althans een scherp voorwerp, aan die [benadeelde 2] ;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezen verklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 juli 2015 te Zoetermeer , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets en/of een
zonnebril, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
en/of
hij op of omstreeks 12 juli 2015 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen [benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders opzettelijk een mes, althans een scherp voorwerp, aan die [benadeelde 2] getoond;
en/of
hij op of omstreeks 12 juli 2015 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen [benadeelde 2] heeft mishandeld door die [benadeelde 2] bij de keel te grijpen/pakken
en/of
hij op of omstreeks 12 juli 2015 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen [benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders opzettelijk een mes, althans een scherp voorwerp, aan die [benadeelde 2] getoond;
en/of
hij op of omstreeks 12 juli 2015 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen [benadeelde 2] heeft mishandeld door die [benadeelde 2] bij de keel te grijpen/pakken
en/of
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 juli 2015 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen [benadeelde 1] heeft mishandeld door:
- meermalen (met kracht) de keel van die dicht te knijpen en/of
- meermalen die [benadeelde 1] in/op/tegen het gezicht/hoofd te slaan en/of
stompen en/of
- meermalen tegen het hoofd en/of (andere delen van) het lichaam van die
[benadeelde 1] te trappen/schoppen terwijl die [benadeelde 1] op de grond lag;
2.
hij op of omstreeks 12 juli 2015 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] en/of aan diens vader, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of
om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
- het (meermalen) slaan tegen het lichaam van die [benadeelde 3] en/of
- het (meermalen) schoppen/trappen tegen het hoofd en/of nek en/of (andere delen van) het lichaam van die [benadeelde 3] (terwijl die [benadeelde 3] op de grond lag);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 juli 2015 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
en/of
hij op of omstreeks 12 juli 2015 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen [benadeelde 3] heeft mishandeld door die [benadeelde 3] meermalen tegen het lichaam te slaan en/of meermalen te schoppen en/of trappen
tegen het hoofd en/of nek en/of (andere delen van) het lichaam van die [benadeelde 3] (terwijl die [benadeelde 3] op de grond lag);
3.
hij op of omstreeks 06 mei 2015 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere ruit(en) en/of een deur en/of een of meerdere fiets(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] en/of woningbouwvereniging [benadeelde 5] en/of een of meerdere bewoner(s) van het wooncomplex Alferbos, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen die ruit(en) en/of deur en/of
fiets(en) te schoppen/trappen en/of (met een voorwerp) te slaan, althans die ruit(en) in te gooien met een zwaar voorwerp;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 31 maart 2015 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van een lift), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [benadeelde 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen die ruit te trappen/schoppen;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdachte wordt verweten dat hij vier strafbare feiten in Zoetermeer heeft begaan. De rechtbank dient te beoordelen of wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich alleen of samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan - kort gezegd -:
  • een diefstal met geweld tegen [benadeelde 1] (hierna: [benadeelde 1] ) en/of [benadeelde 2] (hierna: [benadeelde 2] ) (feit 1 primair ten laste gelegd), dan wel een diefstal van goederen van [benadeelde 1] en/of een bedreiging van [benadeelde 2] en/of een mishandeling van [benadeelde 2] en/of een poging zware mishandeling, althans mishandeling van [benadeelde 1] op 12 juli 2015 (feit 1 subsidiair, onder eerste tot en met vierde cumulatief/alternatief (primair/subsidiair) ten laste gelegd);
  • een diefstal met geweld tegen [benadeelde 3] (hierna: [benadeelde 3] ) (feit 2 primair ten laste gelegd), dan wel een diefstal en/of een mishandeling van [benadeelde 3] op 12 juli 2015 (feit 2 subsidiair cumulatief/alternatief ten laste gelegd);
  • een vernieling van een ruit en/of een deur en/of fietsen van woningbouwvereniging [benadeelde 5] op 6 mei 2015 (feit 3);
  • een vernieling van een ruit van een liftdeur van [benadeelde 6] op 31 maart 2015 (feit 4).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dient te verklaren dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 en 4 ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat van het onder 1 ten laste gelegde slechts kan worden bewezen dat de verdachte [benadeelde 1] op zijn gezicht en hoofd heeft geslagen en/of geschopt (eenvoudige mishandeling, zoals onder 1 subsidiair, 4e cumulatief/alternatief, subsidiair ten laste gelegd). Ten aanzien van de overige feiten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
3.4.1
Feit 1 – diefstal met geweld van [benadeelde 1] [1]
Op 12 juli 2015 omstreeks 01.20 uur was de verdachte samen met zijn vrienden [benadeelde 1] (hierna: [benadeelde 1] ), [medeverdachte] (hierna [medeverdachte] ), [betrokkene] (hierna: [betrokkene] ), [betrokkene] en [betrokkene] op de Mandelabrug te Zoetermeer. [benadeelde 1] en [benadeelde 2] werden op dat moment door een taxichauffeur afgezet bij de Mandelabrug. Tussen de verdachte en (enkele van) zijn vrienden enerzijds en [benadeelde 1] en [benadeelde 2] anderzijds vond een confrontatie plaats. [2]
De rechtbank dient - kort samengevat - te beoordelen of toen en daar goederen (een fiets en een zonnebril) zijn weggenomen van [benadeelde 1] en of daarbij geweld is uitgeoefend tegen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] alsmede of [benadeelde 2] daarbij is bedreigd met een mes.
[benadeelde 1] heeft verklaard dat ze werden aangesproken door meerdere jongens die hen om een vuurtje vroegen (het groepje bestond uit drie jongens en twee meisjes). Hij besloot daarop weg te fietsen, maar werd ingehaald door een jongen met een wit trainingsjack aan. Deze jongen sprong op zijn bagagedrager en toen hij de jongen probeerde af te schudden greep die jongen hem bij zijn keel, zette kracht en kneep zijn keel dicht. Plotseling kwam er een andere jongen bij staan die zijn zonnebril van zijn poloshirt rukte. Hij probeerde de bril terug te pakken en toen gingen ze er met zijn fiets vandoor. [3] Het afpakken van de fiets gebeurde door een andere jongen op het moment dat hij zijn fiets losliet om zijn bril terug te pakken. [4]
De verdachte heeft hierover verklaard dat één van zijn vrienden aan de twee jongens ( [benadeelde 1] en [benadeelde 2] ) een sigaret vroeg, maar dat ze die niet kregen. De verdachte droeg op dat moment een wit trainingsjack. Het klopt volgens hem dat hij op de bagagedrager van de fiets van één van de jongens was gaan zitten en dat hij die jongen op enig moment heeft vastgegrepen. Hij pakte die jongen bij zijn shirt. [5] Volgens de verdachte was dit omdat hij (vanwege de grote hoeveelheden door hem genuttigde alcohol en drugs) niet stabiel op zijn benen stond en uit balans raakte.
De verdachte heeft verder verklaard dat er vervolgens een ruzie ontstond, met wat geduw en getrek, en dat één van zijn vrienden een fiets had meegenomen. Volgens de verdachte had [benadeelde 1] de fiets van de jongen meegenomen. Ook had hij [benadeelde 1] met een zonnebril gezien van één van de jongens. [6] De verdachte had zelf geen intentie om spullen weg te nemen van de jongens.
De rechtbank constateert dat de verklaringen van [benadeelde 1] en de verdachte in grote lijnen overeenkomen, maar dat de verdachte heeft ontkend dat hij de keel heeft dichtgeknepen van [benadeelde 1] . De rechtbank overweegt dat de verklaring van [benadeelde 1] - onder andere op het punt van het dichtknijpen van de keel - wordt ondersteund door de verklaring van [benadeelde 2] .
Zo heeft [benadeelde 2] verklaard dat hij en [benadeelde 1] boven bij de fietsenstalling aankwamen en een groepje van drie jongens en twee meisjes zagen. Zij pakten hun fietsen en werden door het groepje om vuur en sigaretten gevraagd. Zij zeiden daarop dat ze dat niet hadden en toen kwam de groep op [benadeelde 1] af. Hij zag dat er een jongen met een wit trainingsjack aan (man 1) op de bagagedrager van [benadeelde 1] ging zitten en dat de rest om [benadeelde 1] heen ging staan. Man 1 pakte [benadeelde 1] bij zijn keel beet en hij zag dat een andere jongen (man 3) de zonnebril van [benadeelde 1] afpakte. Hij wilde naar [benadeelde 1] toelopen, maar man 2 hield hem tegen. Hij zag dat [benadeelde 1] van zijn fiets afstapte en probeerde zijn zonnebril terug te krijgen. Hierop pakte man 2 de fiets van [benadeelde 1] af en ging ermee vandoor. [7]
Een ondersteuning voor het dichtknijpen van de keel van [benadeelde 1] vindt de rechtbank voorts in het door de huisarts van de huisartsenpost in het ziekenhuis bij [benadeelde 1] waargenomen letsel (vingerafdrukken in de hals). [8]
Uit genoemde bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam dat tussen de verdachte en zijn mededaders sprake was van een zodanig bewuste en nauwe samenwerking, die was gericht op de diefstal met geweld van de goederen (fiets en zonnebril) van [benadeelde 1] , dat de verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van deze diefstal. Zo is [benadeelde 1] door drie jongens (daders) tegelijkertijd belaagd, waarbij er één op de bagagedrager van zijn fiets ging zitten en vervolgens zijn keel dichtkneep, en een ander zijn zonnebril pakte, waarna - toen [benadeelde 1] deze terug probeerde te krijgen - weer een ander zijn fiets afpakte. Er was derhalve sprake van een gezamenlijke uitvoering, met een aanmerkelijk aandeel voor ieder van de daders. De verdachte en zijn mededaders zijn er vervolgens samen vandoor gegaan. De rechtbank is van oordeel dat er gezien de uiterlijke verschijningsvorm sprake was van een - al dan niet stilzwijgende - nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders en dat ook het opzet van de verdachte mede gericht was op de diefstal van de goederen van [benadeelde 1] .
De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een diefstal van een fiets en een zonnebril van [benadeelde 1] , welke diefstal is voorafgegaan en/of vergezeld van geweld, doordat de keel van [benadeelde 1] met kracht is dichtgeknepen.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt verder dat de handelingen zoals onder het tweede tot en met vierde gedachtestreepje ten laste gelegd (het overige geweld tegen [benadeelde 1] en tegen [benadeelde 2] , en de bedreiging met het mes van [benadeelde 2] ) op een later moment, te weten ongeveer tien minuten na genoemde diefstal met geweld, hebben plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat die handelingen door de verdachte en/of zijn mededaders zijn aangewend om de vlucht aan zichzelf en/of zijn mededaders mogelijk te maken. Ook blijkt nergens uit dat het gebruik van (bedreiging met) geweld door de verdachte en zijn mededaders op dat moment er nog toe diende het bezit van de fiets en de zonnebril te verzekeren. Genoemde handelingen kunnen derhalve niet in een zodanig verband worden gebracht met de diefstal van de zonnebril en de fiets dat zij kunnen worden gekwalificeerd als een geweldshandeling c.q. bedreiging met geweld in het kader van die diefstal. Dit betekent dat de rechtbank deze handelingen uit het onder 1 primair ten laste gelegde feit zal dienen weg te strepen, en de verdachte daarvan dus partieel zal vrijspreken.
Nu uit het voorgaande volgt dat de rechtbank een deel van het primair ten laste gelegde bewezen acht, komt zij niet meer toe aan een beoordeling van het subsidiair ten laste gelegde. Indien en voor zover door de verdediging gevoerde verweren en/of uitdrukkelijk onderbouwde standpunten zijn ingenomen, volgt uit bovenstaande overwegingen dat deze zijn verworpen.
3.4.2
Feit 2 – diefstal met geweld van Verheij
Uit de aangifte van [benadeelde 3] blijkt dat hij op 12 juli 2015 omstreeks 01.40 uur met zijn vaders fiets op de Mandelabrug te Zoetermeer liep, dat hij met de roltrap naar beneden liep en dat boven op de brug een jongen tegen hem aan liep. Hij zag beneden aan de roltrap twee jongens en een meisje staan en één van de jongens zei tegen hem: “Wat zit je nu te kijken?”. Daarop kwamen de jongens op hem afrennen en schopten zij hem van zijn fiets af. De eerste trap kreeg hij van een jongen met zwart haar en een matje en aan de zijkant opgeschoren haar. Hij werd door deze jongen in zijn rechterzij geschopt en viel. De jongens bleven schoppen en hij werd tegen zijn hoofd en nek geschopt. Hij riep dat ze moesten stoppen, maar ze gingen maar door. Toen ze uiteindelijk waren gestopt, is hij opgestaan en zag hij dat de jongen met het matje en zwarte shirt zijn fiets pakte en deze meenam naar de roltrap. [benadeelde 3] weet niet meer hoe de andere jongen die hem schopte eruit zag. [9] De jongen die hem geschopt en geslagen had was blank, droeg een zwart trainingspak en was lang. Als gevolg van het slaan en schoppen had [benadeelde 3] twee gekneusde ribben, beurse nekspieren en een wond aan zijn hoofd. [10]
Aan de orde is de vraag of de verdachte betrokken is geweest bij deze gewelddadige beroving van [benadeelde 3] .
De verdachte heeft hierover verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij die nacht een tweede jongen nog iets heeft aangedaan en dat hij van niets weet.
Uit het dossier blijkt dat van de beroving beelden beschikbaar waren afkomstig van de bewakingscamera’s van de Mandelabrug en dat meerdere verbalisanten deze beelden hebben bekeken. Onder andere verbalisant [verbalisant] heeft opgeschreven wat hij op de beelden heeft waargenomen. Genoemde verbalisant heeft op de beelden de verdachte herkend en ook was er een NN man (onbekend gebleven man) in beeld. Te zien is dat [benadeelde 3] in beeld komt en dat de verdachte in de richting van [benadeelde 3] rent, dat hij [benadeelde 3] bij zijn schouders vastpakt vanaf de rugzijde, hem van zijn fiets trekt en dat ze daarna buiten het bereik van de camera’s vallen. Vervolgens pakt de verdachte de fiets van [benadeelde 3] en komt hij even later met de fiets de roltrap op. Verder is op de beelden te zien dat [benadeelde 1] met een fiets de roltrap opkomt en dat [medeverdachte] en [betrokkene] met een fiets op de Mandelabrug, bij de roltrap staan. [11]
[benadeelde 1] heeft hierover verklaard dat er een blonde jongen van de roltrap kwam met een oranjeachtige jas aan en met een fiets. Deze jongen reed om de fontein heen richting het tunneltje. Voordat de jongen bij de fontein kon komen, trok de verdachte deze jongen van zijn fiets af en gaf hem een paar klappen. De jongen zei: “wat heb ik gedaan?”. Hierop pakte de verdachte de fiets van de jongen en rende de troltrap op. [12]
De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de waarneming van genoemde verbalisant en gaat uit van hetgeen aangever [benadeelde 3] en [benadeelde 1] hebben verklaard.
Gelet op genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de bewuste nacht samen met een ander op een gewelddadige manier [benadeelde 3] van zijn fiets heeft beroofd, doordat hij hem daarbij meermalen heeft geslagen tegen zijn lichaam en heeft geschopt en/of getrapt tegen zijn hoofd en/of andere delen van zijn lichaam. Dit betekent dat de rechtbank het aan de verdachte onder 2 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen acht.
3.4.3
Feit 3 – vernieling van ruiten van woningbouwvereniging [benadeelde 5] [13]
Gelet op de verklaring van [benadeelde 4] [14] , de screenshots van de camerabeelden van de [benadeelde 5] [15] en de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting [16] acht de rechtbank voorts wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 6 mei 2015 ruiten van woningbouwvereniging [benadeelde 5] heeft vernield, doordat hij meermalen met kracht tegen een ruit heeft geschopt/getrapt en met een verkeersbord tegen een ruit heeft geslagen, althans die ruit heeft ingegooid met een verkeersbord.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden opgemaakt dat de verdachte op genoemde datum en plaats ook een deur en fietsen heeft vernield. Dit betekent dat de verdachte van die delen van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
3.4.4
Feit 4 – vernieling van ruit van liftdeur van [benadeelde 6] [17]
Uit de verklaring van [benadeelde 6] namens [benadeelde 6] [18] en de screenshots van de camerabeelden van [benadeelde 6] [19] blijkt dat de verdachte op 31 maart 2015 een ruit van een liftdeur van [benadeelde 6] heeft vernield, doordat hij meermalen met kracht tegen die ruit heeft getrapt/geschopt. De verdachte heeft dit feit bekend. Hij heeft verklaard dat het klopt dat hij dat heeft gedaan, hij had ruzie met een [benadeelde 6] -ambtenaar, was dronken en was kwaad omdat hij boetes had gekregen. [20]
Gelet op een en ander acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht aldus ten aanzien van de verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 12 juli 2015 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets en een zonnebril toebehorende aan [benadeelde 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld tegen die [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het met kracht dichtknijpen van de keel van die [benadeelde 1] .
2.
hij op 12 juli 2015 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, toebehorende aan [benadeelde 3] en/of aan diens vader, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [benadeelde 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit
- het slaan tegen het lichaam van die [benadeelde 3] en
- het meermalen schoppen/trappen tegen het hoofd en/of nek en/of (andere delen van) het lichaam van die [benadeelde 3] (terwijl die [benadeelde 3] op de grond lag).
3.
hij op 6 mei 2015 te Zoetermeer, opzettelijk en wederrechtelijk ruiten toebehorende aan woningbouwvereniging [benadeelde 5] heeft vernield, door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk meermalen met kracht tegen die ruiten te schoppen/trappen en met een voorwerp te slaan, althans die ruiten in te gooien met een zwaar voorwerp.
4.
hij op 31 maart 2015 te Zoetermeer, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een lift, toebehorende aan het bedrijf [benadeelde 6] heeft vernield, door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk meermalen met kracht tegen die ruit te trappen/schoppen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van de onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke straf dient te worden opgelegd. Hij heeft daarbij onder andere gewezen op de omstandigheid dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden geacht.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen/een ander schuldig gemaakt aan twee berovingen, waarbij er fors geweld op de slachtoffers is uitgeoefend. Ook heeft hij ruiten vernield van een woningbouwvereniging en van [benadeelde 6] .
Verdachte heeft hiermee blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Bovendien heeft hij laten zien dat hij het gebruik van geweld om goederen in handen te krijgen niet schuwt. Verdachte heeft door zijn handelen het gevoel van veiligheid in het algemeen en dat van de slachtoffers in het bijzonder aangetast. In alle gevallen is sprake van zinloos geweld. De ervaring leert dat slachtoffers van gewelddadige berovingen een langdurige en ernstige psychische nasleep van het gebeurde kunnen ondervinden, hetgeen ook blijkt uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen. Verder geldt dat de verdachte de slachtoffers van de vernielingen onnodig financiële schade heeft berokkend. De rechtbank rekent de verdachte dit alles zwaar aan.
Uit een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 januari 2016 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke (gewelds)feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van drs. E.M. van Engers, d.d. 20 november 2015, betreffende het psychologisch onderzoek van de verdachte, waaruit blijkt dat bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van ADHD (zwakke impulscontrole) en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling in anti-sociale zin. Daarnaast is er sprake van ernstig middelenmisbruik (cocaïne en speed) en afhankelijkheid van alcohol en cannabis. Volgens de psycholoog werkte genoemde persoonlijkheidspathologie door ten tijde van de ten laste gelegde feiten en heeft ook de zwakke agressieregulatie bij de vernielingen een rol gespeeld. Een en ander maakt dat, in combinatie met het ontbreken van een vast onderdak voor de verdachte, het risico op recidive hoog wordt ingeschat. De psycholoog acht de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar en adviseert aan de verdachte op te leggen een (deels) onvoorwaardelijke straf, gecombineerd met begeleiding van de verdachte door de Reclassering en een intensieve forensisch klinische behandeling van de verdachte (bij de Woenselse Poort).
De rechtbank neemt de conclusies uit voornoemd rapport over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van de inhoud van het rapport van de Reclassering, d.d. 31 december 2015. De Reclassering acht het risico op recidive hoog. Gelet op de thans meewerkende houding van de verdachte ziet de Reclassering meerwaarde in het continueren van het reeds bestaande contact met de Reclassering. Daarbij is door de Reclassering opgemerkt dat, nu er al een plan van aanpak ligt vanwege eerder aan de verdachte opgelegde bijzondere voorwaarden, thans niet wordt geadviseerd tot oplegging van bijzondere voorwaarden over te gaan. Geadviseerd wordt derhalve aan de verdachte een onvoorwaardelijke straf op te leggen en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf af te wijzen.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank, anders dan de officier van justitie en de Reclassering, oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, passend en geboden. De rechtbank heeft daarbij gelet op hetgeen de psycholoog heeft geadviseerd omtrent het opleggen van een intensieve forensische behandeling aan de verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte, zodra hij het onvoorwaardelijk deel van zijn gevangenisstraf heeft uitgezeten, weer op straat komt te staan en dan een stok achter de deur nodig heeft. Alsdan geldt dat de bijzondere voorwaarden, zoals aan verdachte opgelegd op 15 januari 2015, niet meer actueel zijn, aangezien daarin werd verplicht tot een opname van de verdachte bij Impegno, dan wel Catamaran.
De rechtbank zal derhalve aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de gebruikelijke algemene voorwaarden verbinden alsmede de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de Reclassering alsmede de verplichting dat de verdachte zich laat opnemen in intramurale instelling de Woenselse Poort of een soortgelijke instelling, voor de duur van maximaal zes maanden, teneinde zich te laten behandelen voor zijn psychische problematiek en middelengebruik.
7. De vordering van de benadeelde partijen / de schadevergoedingsmaatregel
In het strafproces hebben zich vier benadeelde partijen gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
  • [benadeelde 2] met een vordering tot schadevergoeding, groot € 350,-, vanwege geleden immateriële schade;
  • [benadeelde 3] met een vordering tot schadevergoeding, groot € 1.000,57, vanwege geleden materiële en immateriële schade;
  • [benadeelde 6] met een vordering tot schadevergoeding, groot € 282,63, vanwege geleden materiële schade;
  • [benadeelde 5] , groot € 1.054,58, vanwege geleden materiële schade;
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen geheel kunnen worden toegewezen, nu deze voldoende zijn onderbouwd en de verdachte heeft aangegeven dat hij de gevorderde bedragen wil betalen. Zij heeft daarbij gevorderd dat de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] dient te worden afgewezen, nu volgens de verdediging niet bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal met geweld, c.q. bedreiging of mishandeling van [benadeelde 2] . Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 3] en [benadeelde 6] heeft de raadsman aangegeven dat deze toegewezen kunnen worden, indien en voor zover de verdachte voor de feiten waarop de vorderingen betrekking hebben door de rechtbank wordt veroordeeld. Voorts acht de raadsman de vordering van [benadeelde 5] onvoldoende onderbouwd en te ingewikkeld voor behandeling in het strafproces, zodat die benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
[benadeelde 2]
Nu de verdachte is vrijgesproken van de onder feit 1 ten laste gelegde geweldshandelingen c.q. de mishandeling en bedreiging die [benadeelde 2] betreffen, zal de rechtbank de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
[benadeelde 3]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 primair bewezenverklaarde feit.
De rechtbank acht de gevorderde vergoeding voor geleden materiele schade vanwege het verlies van het trainingspak (merk Adidas) ad € 115,98 en de fiets ad € 151,80 voldoende onderbouwd, niet betwist en derhalve toewijsbaar. Voorts zal de rechtbank de gevorderde vergoeding vanwege geleden inkomstenderving ad € 82,79 toewijzen, nu ook dit deel van de vordering voldoende is onderbouwd en niet is betwist. De rechtbank acht verder een vergoeding van € 400,- voor geleden immateriële schade naar billijkheid toewijsbaar en zal het overige deel van gevorderde immateriële schade afwijzen.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank de vordering ten laste van de verdachte zal toewijzen tot een bedrag van € 750,57. Tevens zal de rechtbank daarbij de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 primair bewezenverklaarde feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld.
[benadeelde 5]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde feit.
Uit de ter terechtzitting door de benadeelde partij gegeven toelichting op de vordering begrijpt de rechtbank dat een bedrag van € 190,58 van de ingediende factuur van de Zoetermeerse Glashandel BV vermeerderd dient te worden met een bedrag van 6 % BTW, en dat een bedrag van € 687,09 van die factuur vermeerderd dient te worden met 21 % BTW.
Gelet op de gegeven toelichting acht de rechtbank een vergoeding voor het herstel van de ruiten van in totaal (€ 190,58 + 11,43 (6 % BTW) + € 687,09 + 144,29 (21 % BTW))=
€ 1.033,39 toewijsbaar. Indien en voor zover is bedoeld een hogere vergoeding te vorderen dan voormeld bedrag, zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij afwijzen.
De rechtbank zal derhalve de vordering ten laste van de verdachte (gedeeltelijk) toewijzen tot een bedrag van € 1.033,39 en daarbij de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 bewezenverklaarde feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld.
[benadeelde 6]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 4 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank acht de gevorderde vergoeding voor het herstel van de ruit van de liftdeur voldoende onderbouwd en volledig toewijsbaar.
De rechtbank zal derhalve de vordering ten laste van de verdachte toewijzen tot een bedrag van € 282,63 en daarbij de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 4 bewezenverklaarde feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld.
Kostenveroordeling
Het voorgaande brengt mee dat de benadeelde partij [benadeelde 2] zal worden veroordeeld in de kosten die de verdachte in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
Voorts geldt dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen [benadeelde 3] , [benadeelde 5] en [benadeelde 6] tot aan deze uitspraak in verband met hun vorderingen hebben gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

8.De vordering tenuitvoerlegging

8.1.
De vordering van de officier van justitie
Bij vordering d.d. 3 februari 2016 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis d.d. 16 januari 2106 onder parketnummer 09/212298-13 door de rechtbank aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde straf.
Ter terechtzitting van 18 februari 2016 heeft de officier van justitie meegedeeld dat per abuis in de vordering is vermeld dat het zou gaan om een voorwaardelijke taakstraf, terwijl aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand was opgelegd. Zij heeft gevorderd genoemde vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat hij zich kan voorstellen dat het resterende deel van de bij vonnis d.d. 16 januari 2106 onder parketnummer 09/212298-13 door de rechtbank aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf (te weten 16 dagen) ten uitvoer wordt gelegd, dan wel dat de proeftijd daarvan wordt verlengd, zodat de verdachte nog een stok achter de deur heeft. Hij heeft daarbij vermeld dat de aan de voorwaardelijk opgelegde straf verbonden bijzondere voorwaarden aansluiting behoeven bij de huidige situatie van de verdachte.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit het Aantekening Mondeling Vonnis d.d. 5 juni 2015 blijkt dat een deel van de aan de verdachte bij vonnis van de rechtbank d.d. 16 januari 2015 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van één maand, reeds ten uitvoer is gelegd, te weten 14 dagen.
De rechtbank acht termen aanwezig voor tenuitvoerlegging van het resterende deel, te weten 16 dagen, van die aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarden niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormelde vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan het plegen van strafbare feiten.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 24c, 36f, 57, 310, 312, 350 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
diefstal, voorafgegaan en/of vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 2 primair:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 3 en feit 4:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden,
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf,
groot 3 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op
2 jarenonder de
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het door de Stichting Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de hierna te noemen
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal melden bij de Stichting Reclassering Nederland op door haar vast te stellen tijdstippen, zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd laat opnemen in intramurale instelling de Woenselse Poort of een soortgelijke instelling voor intramurale zorg, voor de duur van maximaal zes maanden, teneinde zich te laten behandelen voor zijn psychische problematiek en middelengebruik, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
geeft hierbij opdracht aan de Stichting Reclassering Nederland, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel
verklaart de benadeelde partij
[benadeelde 2]in de vordering niet-ontvankelijk;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[benadeelde 3]toe tot een bedrag van € 750,57 en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[benadeelde 3], een bedrag van
€ 750,57;
wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] voor het overige af;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 750,57ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[benadeelde 3];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
15 dagen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
woningbouwvereniging [benadeelde 5]gedeeltelijk toe ten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
woningbouwvereniging [benadeelde 5], een bedrag van
€ 1.033,38;
wijst de vordering van de benadeelde partij woningbouwvereniging [benadeelde 5] voor het overige af;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.033,38ten behoeve van het slachtoffer genaamd
woningbouwvereniging [benadeelde 5];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
20 dagen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[benadeelde 6]toe ten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[benadeelde 6], een bedrag van
€ 282,63;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 282,63ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[benadeelde 6];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
5 dagen;
bepaalt dat voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat doet vervallen, alsmede dat voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen doet vervallen;
Kostenveroordeling
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 2] in de kosten die de verdachte, in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partijen [benadeelde 3] , Woningbouwvereniging [benadeelde 5] en [benadeelde 6] in verband met de vorderingen gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging te maken, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil;
Vordering tenuitvoerlegging
gelast de tenuitvoerlegging van het resterende gedeelte van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de rechtbank d.d. 16 januari 2015, gewezen onder parketnummer 09/212298-13, te weten een
gevangenisstraf voor de duur van 16 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.M.D. de Jong, rechter, voorzitter,
mr. A.J.J.M. Weijnen, rechter,
en mr. P.J. Schreuder, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. K.K. Paap, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 maart 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PVNR 2015208179 (blz. 1-236).
2.Proces-verbaal aangifte [benadeelde 1] , blz. 51-54; proces-verbaal verhoor aangever [benadeelde 2] , blz. 147-149; verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 februari 2016.
3.Proces-verbaal aangifte [benadeelde 1] , blz. 51-54.
4.Proces-verbaal verhoor van getuige [benadeelde 1] , d.d. 22 januari 2016, onder 6.
5.Verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 februari 2016.
6.Verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 februari 2016.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde 2] , blz. 68-69; verhoor aangever [benadeelde 2] , blz. 147-149.
8.Een geschrift, te weten een digitaal bestand van de huisarts van de huisartsenpost (Medicom Dossier WHS [benadeelde 1] ), blz. 67, als bijlage gevoegd bij de geneeskundige verklaring, d.d. 13 juli 2015, blz. 66.
9.Proces-verbaal aangifte [benadeelde 3] , blz. 151-152.
10.Proces-verbaal verhoor aangever [benadeelde 3] , blz. 156-157.
11.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 173.
12.Proces-verbaal verhoor verdachte [benadeelde 1] , blz. 128.
13.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2015135825 (ongenummerd).
14.Proces-verbaal aangifte [benadeelde 4] .
15.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden.
16.Verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 februari 2016.
17.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2015099763-1 (ongenummerd).
18.Proces-verbaal aangifte [benadeelde 6] .
19.Screenshots van camerabeelden (2015099763).
20.Verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 februari 2016.