ECLI:NL:RBDHA:2016:232
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- J. Ghrib
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake sluiting woning op grond van de Opiumwet
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 11 januari 2016 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker, eigenaar van een woning in Den Haag. De burgemeester van Den Haag had op 21 december 2015 besloten om de woning voor zes maanden te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet, nadat er 10,6 kilogram hennep was aangetroffen tijdens een politie-inval. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij aanzienlijke inkomstenderving en waardedaling van zijn woning vreesde door de sluiting.
Tijdens de zitting op 11 januari 2016 is de verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de burgemeester zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan en het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen. De voorzieningenrechter schorste het primaire besluit tot zes weken na de beslissing op bezwaar, droeg de burgemeester op het betaalde griffierecht van € 167,- te vergoeden en veroordeelde de burgemeester in de proceskosten tot een bedrag van € 992,-.
De voorzieningenrechter overwoog dat het spoedeisend belang niet in geschil was en dat het bezwaar van de verzoeker redelijke kans van slagen had. De rechter oordeelde dat de burgemeester onvoldoende had gemotiveerd waarom niet volstaan kon worden met een waarschuwing of een kortere sluitingsduur. De voorzieningenrechter concludeerde dat het belang van de verzoeker om zijn woning te kunnen gebruiken tijdens de bezwaarprocedure zwaarder woog dan het belang van de burgemeester om het besluit onmiddellijk te effectueren. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staan geen rechtsmiddelen open tegen deze beslissing.