ECLI:NL:RBDHA:2016:2458

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 maart 2016
Publicatiedatum
8 maart 2016
Zaaknummer
4724563/16-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.L. de Os-Brand
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en verzoek tot voorlopige voorziening in verband met non-actiefstelling van werknemer

In deze zaak gaat het om een werknemer die sinds 1 september 2005 in dienst is bij een kerkgenootschap als organist voor 4 uur per week. Na een periode van bijna twee jaar arbeidsongeschiktheid is de werknemer op 3 september 2015 volledig arbeidsgeschikt verklaard. Echter, sinds medio september 2015 heeft de werknemer geen toegang meer tot het orgel vanwege een non-actiefstelling door de werkgever. De werkgever heeft eind december 2015 een verzoek ingediend om de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens een verstoorde arbeidsverhouding. Op 2 maart 2016 heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 mei 2016.

De werknemer heeft vervolgens een verzoek ingediend om bij wijze van voorlopige voorziening de werkgever te veroordelen hem toe te laten tot het orgel en hem een sleutel van de kerk te verstrekken, onder verbeurte van een dwangsom. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat het spoedeisend belang van de werknemer niet is gebleken, aangezien de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2016 zal eindigen. Bovendien is vastgesteld dat de arbeidsrelatie ernstig en duurzaam is verstoord. De kantonrechter heeft de vorderingen van de werknemer afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten, die op nihil zijn gesteld.

De beslissing van de kantonrechter is genomen op 2 maart 2016 en is uitgesproken in een openbare zitting. De werknemer is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, maar deze zijn op nihil gesteld omdat de werkgever geen kosten heeft gemaakt die niet ook in de ontbindingsprocedure gemaakt zouden zijn.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats Leiden
MB
Rolnr.: 4724563/16-20
Datum: 2 maart 2016
Vonnis van de kantonrechter in de voorziening bij voorraad van:
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. H. den Besten,
tegen
de maatschap Het Samenwerkingsverband van de Doopsgezinde- en Remonstrantse Gemeente te Leiden,
gevestigd te Leiden,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. B.E. Boertje.
Partijen worden aangeduid als “de werknemer” en “de werkgever”.

1.Procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
  • het oproepingsexploot van de werknemer d.d. 2 februari 2016, met producties.
  • het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling op 11 februari 2016, waaronder de pleitaantekeningen van de werkgever.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden gelijktijdig met de mondelinge behandeling van het door de werkgever ingediende verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst onder Rep.nr.: 4724563/16-20.
1.3
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling hebben beide partijen diverse producties overgelegd.

2.Feiten

2.1.
De werknemer, geboren op [1971] , is op [2005] in dienst getreden bij de werkgever. De functie die de werknemer vervulde is die van [functie] . Het betreft een dienstverband van [x] uur per week met een salaris van € [xx] bruto per maand, exclusief vakantietoeslag.
De werkzaamheden bestaan onder meer uit het [functie] ten dienste van de Doopsgezinde- en Remonstrantse Gemeente.
2.2
Op 7 september 2013 heeft de werknemer zich arbeidsongeschikt gemeld wegens ziekte, aanvankelijk wegens werk gerelateerde klachten en later wegens lichamelijke klachten.
De werknemer heeft in juni 2015 een WIA-uitkering aangevraagd. Bij brief van 3 september 2015 heeft het UWV partijen bericht dat die aanvraag is afgewezen en is de werknemer weer volledig arbeidsgeschikt verklaard.
2.3
De werkgever heeft eind december 2015 een verzoek bij de kantonrechter te Leiden ingediend om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden wegens een verstoorde arbeidsverhouding. Op dat verzoek is bij beschikking van heden, 2 maart 2016, beslist.

3.Gevraagde voorziening

De werknemer vraagt bij wege van voorziening bij voorraad de werkgever te veroordelen om hem, totdat de arbeidsovereenkomst op een rechtsgeldige wijze is geëindigd, toe te laten op het [functie] en eveneens tijdens de kerkdiensten te laten spelen en aan hem een sleutel te verstrekken van de kerk, onder verbeurte van een dwangsom voor iedere dag dat de werkgever in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen en met veroordeling van werkgever in de proceskosten.

4.Verweer

De werkgever heeft de vorderingen bestreden.

5.Beoordeling

5.1
De werknemer stelt dat hij door de werkgever op non-actief is gesteld. Dat is door de werkgever niet weersproken, zodat de kantonrechter van de juistheid daarvan uit zal gaan.
Het is de kantonrechter echter niet duidelijk geworden met ingang van welke datum de werknemer op non-actief is gesteld. De (brief waarin de) non-actiefstelling (aan de werknemer wordt bevestigd) is door de werknemer, anders dan hij in de dagvaarding had toegezegd, niet bij de mondelinge behandeling overgelegd.
Partijen hebben ter zitting desgevraagd aan de kantonrechter meegedeeld dat de werknemer sinds medio september 2015 geen toegang meer heeft gehad tot het kerk en het orgel, zodat de kantonrechter daarvan uit zal gaan. Vaststaat dus dat de werknemer al ten minste vijf en een halve maand niet op het orgel heeft kunnen spelen/gespeeld.
5.2
Bij beschikking van heden in de ontbindingsprocedure is de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 mei 2016 ontbonden. Dat betekent dat er – behoudens wanneer in hoger beroep anders zou worden geoordeeld – per 1 mei 2016 een rechtsgeldig einde komt aan de arbeidsovereenkomst en de vorderingen van de werknemer in deze voorziening bij voorraad dus een beperkte strekking hebben, nu zij erop neerkomen, dat de werknemer tot 1 mei 2016 het orgel mag bespelen en de beschikking krijgt over een sleutel van de kerk.
5.3
De kantonrechter is, zoals de werkgever heeft bepleit, van oordeel dat de vorderingen van de werknemer afgewezen moeten worden. Enerzijds is niet duidelijk waarom de werknemer, indien hij meent een (spoedeisend) belang te hebben bij het kunnen bespelen van het orgel, zo lang heeft gewacht met het instellen van de onderhavige vorderingen. De omstandigheid dat de overdracht van het dossier van zijn rechtsbijstandsverzekeraar naar zijn huidige gemachtigde veel tijd heeft gekost is een omstandigheid die voor rekening en risico van de werknemer komt.
Bovendien valt niet goed in te zien, wat het belang van werknemer is bij het voor een beperkte tijd nog kunnen bespelen van het orgel, waar hij thans al vijf en een halve maand niet op heeft kunnen spelen.
Tenslotte is in de ontbindingsprocedure vastgesteld dat de arbeidsrelatie tussen partijen ernstig en duurzaam is verstoord, zodat ook op die grond voorshands geen aanleiding is de vorderingen van de werknemer toe te wijzen. Er bestaat immers een reële kans, dat toewijzing van de vorderingen tot nieuwe verschillen van inzicht tussen partijen zal leiden over bijvoorbeeld de tijden waarop de werknemer in dat geval het orgel zou mogen bespelen.
5.4
De conclusie is dan ook dat de vorderingen van de werknemer afgewezen moeten worden en dat hij, als de in het ongelijk gestelde partij, zal worden veroordeeld in de proceskosten van de werkgever. Die kosten stelt de kantonrechter echter op nihil, nu niet is gebleken dat de werkgever in verband met deze voorzieningenprocedure kosten heeft gemaakt, die zij niet had hoeven maken in alleen de ontbindingsprocedure.
Beslissing in de voorziening bij voorraad
De kantonrechter:
- weigert de gevraagde voorziening;
- veroordeelt de werknemer in de proceskosten, tot op deze uitspraak aan de zijde van de werkgever begroot op nihil voor gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. M.G.L. de Os-Brand en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 maart 2016.