Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
€ 2.500,-- zal worden afgewezen.
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
"verdedigen", althans zijn belangen zou behartigen inzake het geschil tussen [BV2] en hem en dat [A] daarin is tekortgeschoten, waarna het verstekvonnis - buiten hem om - is uitgesproken. [gedaagde] heeft dat niet weersproken. [BV1] , waar [A] kennelijk werkzaam is, heeft de uit dat vonnis voortvloeiende vordering van [BV2] op [eiser] , die op 16 juni 2015
€ 150.358,61 bedroeg, op 2 september 2015 van [BV2] gekocht voor een bedrag van
€ 100,--. Vervolgens - blijkens de inventarisstaat van [gedaagde] : op 18 september 2015 -verkoopt [BV1] de overgenomen de vordering aan [gedaagde] (eveneens) voor een bedrag van € 100,--. Afgezet tegen de nominale waarde van de vordering moet de koopprijs als extreem laag worden aangemerkt, mede nu een plausibele verklaring voor het grote verschil is gesteld noch gebleken. Al met al - op het eerste gezicht - een merkwaardige gang van zaken, die er in feite op neer komt dat [gedaagde] - in haar rechtsverhouding tot [eiser] - profiteert van een (beroeps)fout van haar echtgenoot. Mede bezien in het licht van hetgeen onder 4.2. is overwogen leent het beperkte bestek van dit kort geding zich er echter niet voor om daarover een grondig oordeel te vellen. Dat moet aan de faillissementsrechter en/of de bodemrechter worden overgelaten. Een en ander kan in ieder geval niet leiden tot toewijzing van het gevorderde.