ECLI:NL:RBDHA:2016:3547

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 maart 2016
Publicatiedatum
4 april 2016
Zaaknummer
C/09/506531 en C/09/506706
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. van Loenhoud
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing en verlenging ondertoezichtstelling voor een minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 maart 2016 uitspraak gedaan over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [kind], in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De zaak betreft een verzoek van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, die als gecertificeerde instelling optreedt. De kinderrechter heeft eerder op 13 april 2015 een ondertoezichtstelling van [kind] verleend, die op 13 april 2016 zou aflopen. De verzoekschriften voor de machtiging tot uithuisplaatsing en de verlenging van de ondertoezichtstelling zijn ingediend op respectievelijk 2 en 4 maart 2016.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [kind] een belaste voorgeschiedenis heeft, waaronder loverboyproblematiek en seksueel grensoverschrijdend gedrag. Ondanks eerdere positieve ontwikkelingen bij de jeugdhulpaanbieder Fier Fryslân, is [kind] op 1 maart 2016 weggelopen en zijn er zorgen gerezen over haar veiligheid en ontwikkeling. De moeder van [kind] heeft verweer gevoerd tegen de gesloten plaatsing, maar de kinderrechter oordeelt dat de zorgen van de gecertificeerde instelling ernstig zijn en dat een gesloten plaatsing noodzakelijk is om te voorkomen dat [kind] zich aan de benodigde zorg onttrekt.

De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 13 april 2017 en een machtiging verleend voor de opname van [kind] in een gesloten accommodatie van 16 maart 2016 tot 15 mei 2016. De zaak is verwezen naar de meervoudige kamer voor verdere behandeling, waarbij de gecertificeerde instelling aanvullende informatie moet aanleveren over de ontwikkeling van [kind] en de actuele bedreigingen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd & Bopz
Zaaksgegevens: C/09/506531 / JE RK 16-425 (I) en C/09/506706 / JE RK 16-442 (II)
Datum uitspraak: 15 maart 2016

Beschikking van de kinderrechter

I. Machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp na een spoedmachtiging
II. Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp
in de zaak naar aanleiding van de op 2 maart 2016 (I) en 4 maart 2016 (II) ingekomen verzoekschriften van:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland (hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:
- [kind], geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats]
hierna ook te noemen: [kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[dhr. A] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1]

[mw. B]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] .

Het procesverloop

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 13 april 2015 [kind] onder toezicht gesteld van 13 april 2015 tot 13 april 2016, alsmede voor dezelfde duur machtiging verleend [kind] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie jeugdhulpaanbieder, te weten Fier Fryslân.
Bij beschikking d.d. 3 maart 2016 heeft de kinderrechter in deze rechtbank een spoedmachtiging verleend om [kind] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven van 3 maart 2016 tot 16 maart 2016, en het verzoek voor het overige aangehouden tot deze zitting.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft de Raad voor Rechtsbijstand gelast een advocaat aan [kind] toe te voegen.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- voornoemde beschikking d.d. 3 maart 2016, waarvan de inhoud als hier ingelast dient te worden beschouwd;
- het verzoekschrift I, met bijlagen;
- het verzoekschrift II, met bijlagen;
- de instemmingsverklaring d.d. 2 maart 2016 van een gedragswetenschapper als bedoeld in
artikel 6.1.2, zesde lid, van de Jeugdwet, die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren
heeft onderzocht;
- het hulpverleningsplan;
- een verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling.
Op 15 maart 2016 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren op locatie, te weten in de gesloten accommodatie voor jeugdhulp [instelling] behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [mw. C] , namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder;
- mevrouw [mw. D] , de tante moederszijde, als toehoorder;
- [kind] , bijgestaan door haar raadsvrouw mr. J. Lintjer;
- de pedagogisch medewerker [dhr. E] .
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de vader.

Feiten

- Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [kind] verblijft feitelijk in de gesloten accommodatie voor jeugdhulp [instelling]

Verzoek en verweer

Het verzoek I strekt tot machtiging [kind] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, voor de duur van de lopende ondertoezichtstelling.
Het verzoek II strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar en tot machtiging [kind] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de periode van zes tot acht maanden.
Aan de verzoeken is blijkens de stukken het navolgende ten grondslag gelegd. [kind] heeft een zeer belaste voorgeschiedenis en verbleef sinds november 2014 vrijwillig bij Fier Fryslân, omdat er sprake was van loverboyproblematiek. [kind] liet voorts ernstig seksueel grensoverschrijdende gedrag zien, waardoor zij in onveilige situaties terecht kwam. Tevens waren er ernstige zorgen over de sociaal-emotionele, cognitieve en seksuele ontwikkeling en veiligheid van [kind] . Bij Fier Fryslân heeft [kind] zich goed ingezet voor haar therapieën en werd er toegewerkt naar een thuisplaatsing van [kind] bij de moeder.
Vlak voor de terugkeer naar haar moeder is [kind] op 1 maart 2016 weggelopen bij Fier Fryslân, naar het huis van haar moeder. Groepsgenoten hebben toen ernstige zorgen met de groepsleiding gedeeld. Zo zou [kind] weer contact hebben met haar voormalige loverboy en een andere jongen uit een zorgelijk netwerk. Ook zijn er zorgelijke foto’s van [kind] aangetroffen. De moeder en [kind] bagatelliseren deze zorgen.
Ter terechtzitting is hierop namens de gecertificeerde instelling aangevuld dat [kind] een erg beschadigd meisje is, die nog langer behandeling nodig heeft. De verwachting is dat de behandeling nog acht maanden zal duren, waardoor de gesloten machtiging voor de duur van acht maanden wordt gevraagd. [kind] vraagt op een verkeerde manier aandacht en heeft tijd nodig om zich los te maken van haar verleden en om te leren om nee te zeggen. [kind] moet haar eigenwaarde terug gaan vinden en een toekomst voor zichzelf opbouwen. Het is van belang dat het vertrouwen tussen de moeder en [kind] terugkomt en dat het goed blijft gaan. De problematiek van [kind] is zo ingewikkeld en groot, dat er geen alternatieven zijn in het ambulante kader. [kind] moet eerst weerbaarder en sterker worden, wat gerealiseerd moet worden op een veilige plek waar zij intensief kan worden behandeld. [kind] deed het erg goed bij Fier Fryslân, maar sinds haar loverboy vrij is gekomen, is haar gedrag weer teruggevallen. Een gesloten plaatsing is noodzakelijk om te voorkomen dat [kind] weer contact met hem opneemt en terugvalt in het loverboycircuit.
De moeder heeft zich niet tegen de ondertoezichtstelling verzet, maar heeft wel verweer gevoerd tegen het verzoek om een machtiging te verlenen voor een gesloten plaatsing. De moeder heeft daartoe aangegeven de recente zorgen van de gecertificeerde instelling niet te herkennen. De moeder erkent dat [kind] een belast verleden heeft en zich voorafgaand aan de plaatsing bij Fier Fryslân heeft ingelaten met loverboys. De moeder heeft destijds zelf direct hulp ingeschakeld en [kind] naar Fier Fryslân gebracht. [kind] heeft de therapieën en de behandeling bij Fier Fryslân goed afgerond en was klaar om naar huis te komen.
Moeder heeft toen zelf geregeld dat er thuis MST zou komen. [kind] is vlak voor haar terugkeer naar huis weggelopen bij Fier Fryslân en naar de moeder gegaan, omdat zij onenigheid had gekregen met een leidster. De groepsgenoten bij Fier Fryslân hebben toen allerlei aangedikte verhalen aan de groepsleiding opgedist.
De moeder is ervan overtuigd dat [kind] er rijp voor is om naar huis te komen. Daar is voldoende ambulante hulp in de vorm van MST aanwezig. De moeder geeft aan dat zij zelf direct zal ingrijpen als het verkeerd met haar dochter gaat. Dit heeft zij ook gedaan in november 2014, toen zij [kind] naar Fier Fryslân heeft gebracht. De huidige zorgen van de gecertificeerde instelling zijn naar het oordeel van de moeder echter overtrokken door de verhalen van de groepsgenoten.
Mr. Lintjer heeft namens [kind] ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar heeft verzocht om het verzoek tot gesloten plaatsing af te wijzen. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat er geen risico is dat [kind] zich aan de benodigde zorg zal onttrekken of zal worden onttrokken, waardoor er geen noodzaak is voor een gesloten plaatsing. De moeder heeft de vorige keer direct de zorgen gesignaleerd en hierop geacteerd, wat heeft geleid tot een vrijwillige plaatsing, waar [kind] zelf ook aan heeft meegewerkt. Uit de stukken van Fier Fryslân blijkt dat [kind] op het punt stond naar huis te gaan toen zij naar haar moeder is weggelopen na een ruzie met een leidster. De verhalen die de groepsgenoten aan de leiding hebben verteld zijn aangedikt en rechtvaardigen geen gesloten plaatsing. Het gaat derhalve veel te ver om nu tot een gesloten plaatsing over te gaan. De grondslag hiervoor is veel te mager en zeker voor de verzochte duur. [kind] heeft een kans nodig om te laten zien dat zij niet opnieuw verstrikt is geraakt in een loverboynetwerk. Een gezinsvoogd kan in het kader van de ondertoezichtstelling de situatie in de gaten houden en direct ingrijpen indien dit noodzakelijk is.
Primair verzoekt de raadsvrouw derhalve om de verzochte machtiging voor een gesloten plaatsing af te wijzen, subsidiair verzoekt zij om de machtiging te verlenen voor de duur van drie maanden.
[kind] heeft hierop aangevuld dat de verhalen van haar groepsgenoten betrekking hadden op dingen die anderhalf jaar geleden zijn gebeurd. Zij erkent dat zij destijds hulp nodig had. [kind] geeft aan in Fier Fryslân veel geleerd te hebben, waardoor zij nu haar grenzen aan kan geven. Zij heeft al haar therapieën positief afgerond. Bovendien geeft zij aan dat de systeemtherapie (MST) die ingezet gaat worden in de thuissituatie nog strenger zal zijn dan de begeleiding bij Fier Fryslân. Zij wil aan die begeleiding meewerken.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [kind] bestaan uit haar belaste verleden en de trauma’s die zij hieraan over heeft gehouden. Alle betrokkenen zijn het erover eens dat de aanwezigheid van een jeugdbeschermer wenselijk is, om de ontwikkeling van [kind] te begeleiden en de benodigde hulpverlening te coördineren.
De kinderrechter is voorts, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [kind] naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [kind] zich aan de jeugdhulp die zij nodig heeft onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat de zorgen omtrent het seksueel grensoverschrijdende gedrag van [kind] nog niet volledig zijn weggenomen. De gecertificeerde instelling enerzijds en de moeder anderzijds verschillen over de ernst van de zorgen en het traject dat thans moet worden gevolgd om de veiligheid van [kind] te kunnen garanderen. De moeder geeft duidelijk aan er vertrouwen in te hebben dat de veiligheid van [kind] in de thuissituatie kan worden gewaarborgd behulp van de in te zetten MST. De gecertificeerde instelling ziet slechts heil in een gesloten plaatsing voor de duur van acht maanden. Gelet op deze uiteenlopende zienswijzen over de wijze waarop de veiligheid van [kind] gegarandeerd kan worden, wil de kinderrechter uitvoerig worden geïnformeerd over de invulling van de eventuele MST in de thuissituatie bij de moeder. De kinderrechter zal derhalve de machtiging tot plaatsing in een gesloten accommodatie voor een korte periode verlenen en het verzoek voor het overige aanhouden. De moeder wordt zo in de gelegenheid gesteld om nadere informatie over de invulling van de MST aan te leveren. Aan de gecertificeerde instelling wordt verzocht om voor de komende zitting met feiten de zorgen omtrent de ontwikkeling van [kind] en omtrent een actuele loverboyproblematiek te onderbouwen.
Voorts zal de kinderrechter, gelet op de complexiteit van de zaak, de zaak ter verdere behandeling en beslissing verwijzen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [kind] van 13 april 2016 tot 13 april 2017 met behoud van de Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
en
verleent een machtiging [kind] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 6.1.2, eerste lid, van de Jeugdwet, van 16 maart 2016 tot 13 april 2016 en aansluitend van 13 april 2016 tot 15 mei 2016;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek II voor het overige aan;

verwijst deze zaak naar de meervoudige kamer,

bepaalt de behandeling van de zaak ter terechtzitting van de meervoudige kamer van
29 april 2016 te 09.00 uur;
verzoekt de gecertificeerde instelling op voormelde zitting nadere informatie aan te leveren met betrekking tot de ontwikkeling van [kind] bij [instelling] de actuele bedreigingen in de ontwikkeling van [kind] en de invulling van de systeemtherapie;
zegt de aanwezigen aan om op voormelde zitting te verschijnen;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
- de vader.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. van Loenhoud, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. C. van Oorschot als griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2016.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.