ECLI:NL:RBDHA:2016:3553

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2016
Publicatiedatum
4 april 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 6157
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om doorstroming naar de functie van senior Gebiedsgebonden Politie in het kader van het loopbaanbeleid HAP II

In deze zaak heeft eiser, een politieambtenaar, verzocht om doorstroming naar de functie van senior Gebiedsgebonden Politie (GGP) op basis van het loopbaanbeleid neergelegd in de circulaire Harmonisatie Arbeidsvoorwaarden Politie (HAP II). Het primaire besluit van de korpschef van politie, dat het verzoek afwees, werd door eiser bestreden. De rechtbank Den Haag heeft op 4 april 2016 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiser was sinds 1 september 2000 werkzaam als politieambtenaar en had verschillende functies bekleed binnen de politie. In november 2014 diende hij een aanvraag in voor doorstroming naar de functie van senior GGP, maar deze werd afgewezen omdat de korpschef van mening was dat eiser nog niet geschikt was voor deze functie. Eiser voerde aan dat hij wel degelijk voldeed aan de voorwaarden voor doorstroming en dat de afwijzing onterecht was. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de korpschef terecht had geoordeeld dat eiser niet voldeed aan de vereisten voor doorstroming. De rechtbank oordeelde dat de beoordelingen die eiser had overgelegd niet voldoende waren om aan te tonen dat hij potentieel geschikt was voor de functie van senior GGP. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 15/6157

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 april 2016 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: S.A.J.T. Hoogendoorn),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigden: mr. J.E. Allaart en mr. A.J.M. Zwiep).

Procesverloop

Bij besluit van 19 maart 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om doorstroming naar de functie van senior gebiedsgebonden politie (GGP) afgewezen.
Bij besluit van 23 juli 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2016.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
De rechtbank heeft de behandeling geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen een nader standpunt in te nemen naar aanleiding van de door eiser over te leggen beoordeling en het verslag.
Verweerder heeft bij brief van 25 februari 2016 een standpunt ingenomen over de door eiser overgelegde prestatiebeoordeling over de periode van 12 juni 2007 tot en met 12 juni 2008 en het verslag van functioneren over de periode van 15 april 2011 tot 20 december 2011.
Eiser heeft bij brief van 26 februari 2016 gereageerd.
Partijen hebben toestemming verleend zonder nadere zitting uitspraak te doen. De rechtbank heeft daarna het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser is per 1 september 2000 aangesteld als politieambtenaar en – na een korte periode bij de Luchtmobiele Brigade – per 12 juni 2006 heringetreden bij de voormalige regiopolitie Haaglanden in de functie van medewerker basispolitiezorg A. Met ingang van 12 juni 2007 is hij geplaatst in de functie van medewerker algemene politiezorg B. Hij is vanaf 6 december 2008 geplaatst in de functie van projectrechercheur bij het bureau Bovenregionale Recherche (BRR). Sinds 1 mei 2011 is hij werkzaam als rechercheur A bij het bureau [plaats].
2. Op 10 november 2014 heeft eiser in het kader van de hernieuwde openstelling (voor de voormalige politieregio Haaglanden) van het loopbaanbeleid, neergelegd in bijlage 6 van de circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie tweede tranche (HAP II), zoals nadien aangevuld, een aanvraag gedaan om door te stromen naar de functie van senior GGP, voorheen basispolitiezorg (BPZ). Eiser heeft bij zijn aanvraag prestatiebeoordelingen overgelegd met betrekking tot de periode van 1 juni 2009 tot en met 1 maart 2011 (in zijn functie van projectrechercheur) en de periode van 30 april 2012 tot en met 25 mei 2013 (in zijn functie van Rechercheur A). Tevens heeft hij een verslag van het functioneringsgesprek gehouden op 1 september 2010 overgelegd.
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen op de grond dat uit eisers beoordeling blijkt dat hij nog kan doorgroeien in zijn huidige functie en pas over een termijn van enkele jaren potentieel geschikt geacht wordt voor de functie van senior GGP.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing gehandhaafd. Daaraan is ten grondslag gelegd dat eiser niet een prestatie- en/of potentieelbeoordeling heeft overgelegd waarin – naast een beoordeling van tot de GGP-functie (schaal 7), behorende competenties – een oordeel is gegeven over eisers potentiele competenties op het niveau van de naast hogere GGP-functie (schaal 8). De door eiser overgelegde beoordelingen bevatten immers geen uitspraak over eisers verwachte geschiktheid voor de functie van senior GGP, maar een beoordeling van zijn functioneren als Rechercheur A.
5. In beroep heeft eiser als formele beroepsgrond aangevoerd dat verweerder het verweerschrift niet binnen de gestelde termijn heeft ingediend, zodat het beroep met toepassing van artikel 8:31 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gegrond moeten worden verklaard.
Inhoudelijk heeft eiser aangevoerd dat hij ten tijde van belang (1 november 2008 tot en met 31 december 2012) aan alle voorwaarden voldeed om in aanmerking te komen voor doorstroming naar de functie van senior GGP. Eiser stelt dat in de beoordelingen over zijn functioneren over de afgelopen perioden wel degelijk ook is te lezen dat eiser potentieel geschikt is voor doorstroming naar de functie van senior GGP. Eiser ziet niet in waarom dit expliciet in een afzonderlijk gedeelte van de beoordeling moet zijn vermeld. Voor zover al een oordeel over de potentiële geschiktheid in een afzonderlijk gedeelte in de beoordeling zou moeten zijn vermeld, kan het nalaten daarvan eiser niet worden tegengeworpen. In dat geval dient het ontbreken van een oordeel over de potentiële geschiktheid door verweerder te worden hersteld, door bijvoorbeeld de toenmalige leidinggevende alsnog een oordeel te laten geven. Eiser beroept zich daarbij op het gelijkheidsbeginsel, aangezien een dergelijk nader oordeel van de leidinggevende in andere politieregio`s wel is gevraagd. Eiser heeft in beroep een op 31 december 2015 opgemaakte beoordeling over de periode van 2 maart 2011 tot en met 29 april 2012 overgelegd (in zijn functie van Rechercheur A), derhalve over de periode gelegen tussen de twee perioden waarop de bij de aanvraag overgelegde beoordelingen betrekking hebben. Voorts heeft hij een positieve potentieelbeoordeling gedateerd 22 september 2015 van zijn leidinggevende [leidinggevende] overgelegd, die verklaart dat eiser destijds (vóór 31 december 2012) verwacht geschikt was om direct een senior functie te vervullen.
Voorts heeft eiser in beroep een verklaring van 3 januari 2015 van de teamchef [plaats], [teamchef], overgelegd waarin hij verklaart dat eiser reeds in 2012 geschikt en bekwaam was een functie op schaal 8 te vervullen.
6. Na de schorsing van de behandeling ter zitting is overgelegd een prestatiebeoordeling van eiser (in zijn functie van medewerker basispolitiezorg B) over de periode van 12 juni 2007 tot en met 12 juni 2008, ondertekend op 22 juli 2008. Zijn functioneren wordt daarin beoordeeld als duidelijk boven de functie-eisen. Tevens is overgelegd en functioneringsverslag van 27 september 2011, waarin naar voren komt dat eiser (in zijn functie van Rechercheur A) feitelijk op senior niveau heeft gepresteerd.
7. Verweerder heeft naar aanleiding van deze (onder 6) genoemde stukken het standpunt in genomen dat de beoordeling van 22 juli 2008 betrekking heeft op een periode gelegen vóór de referteperiode (1 november 2008 tot en met 31 december 2012), dat niet is voldaan aan het vereiste dat de verwachte geschiktheid voor de functie van senior GGP dient te blijken uit een beoordeling en dat eisers functioneren als medewerker GGP gemiddeld met tenminste een 8 werd beoordeeld, zodat hij bij de eerste openstelling HAP reeds had kunnen opteren voor de functie van senior GGP. Nu hij destijds reeds in aanmerking kwam voor bevordering, is hij op grond van het HAP II-beleid expliciet uitgesloten van bevordering naar de functie van senior GGP.
8. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de uit de door hem overgelegde stukken blijkende verwachte geschiktheid voor de functie van senior GGP, die reeds vóór 31 december 2012 bestond. Hij concludeert dat het bestreden besluit dient te worden vernietigd en het primaire besluit dient te worden herroepen.
9. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
9.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de indiening van het verweerschrift op 4 december 2015, buiten de door de rechtbank gestelde, verlengde termijn, de consequentie te verbinden dat het beroep gegrond dient te worden verklaard. Artikel 8:31 van de Algemene wet bestuursrecht heeft geen betrekking op de indiening van het verweerschrift. Bovendien is eiser in de gelegenheid geweest ruimschoots voorafgaande aan de zitting van het verweerschrift kennis te nemen, zodat hij door de te late indiening van het verweerschrift niet in zijn belangen is geschaad.
9.2.
Het toepasselijke beleid houdt, voor zover in deze zaak van belang, het volgende in. Het loopbaanbeleid van Bijlage 6 van HAP II is per 1 januari 2013 beëindigd, zodat ook bij de hernieuwde openstelling is vereist dat vóór 31 december 2012 aan de voorwaarden voor promotie is voldaan. Vereisten om in aanmerking te komen voor de functie van senior GGP zijn onder meer:
- de medewerker dient in het bezit te zijn van een prestatie- en/of potentieel beoordeling die niet ouder is dan 1 november 2008 en de terugwerkende krachtregeling gaat niet verder terug dan tot 1 november 2010;
- voornoemde prestatie- en/of potentieel beoordeling heeft betrekking op het daadwerkelijk functioneren in de GGP, niet op andere gebieden;
- als werkzaamheden door omstandigheden niet te beoordelen zijn, dan valt er geen beoordeling over de GGP op te maken. Hiermee is de aanvraag onvolledig en wordt niet aan alle criteria voldaan om door te stromen op grond van HAP II.
- de medewerker is in het bezit van een prestatie- en/of potentieel beoordeling die uiterlijk is vastgesteld op 31 december 2012 of waarvan het gehele proces van beoordeling is doorlopen in 2012 en waarbij alleen de bekrachtiging door de beoordelingsautoriteit begin 2013 heeft plaatsgevonden;
- in voornoemde prestatie- en/of potentieel beoordeling is voor ieder beoordelingsaspect ten minste het cijfer 7 gegeven;
- uit voornoemde prestatie- en/of potentieel beoordeling blijkt bovendien dat de medewerker in potentie geschikt is voor een volgende loopbaanstap in het bijzonder senior GGP.
- indien de beoordeling voor 31 december 2012 is opgemaakt en bekrachtigd en een score laat zien van gemiddeld acht of hoger is deelname niet (meer) mogelijk. Deelname was voor deze categorie medewerkers mogelijk in de eerste ronde.
9.3.
Ter zitting heeft eiser met een bewijsstuk onderbouwd dat hij, anders dan in het verweerschrift is gesteld, wel heeft voldaan aan de voorwaarde dat hij minimaal zes maanden op het niveau van medewerker basispolitiezorg (schaal 7) heeft gefunctioneerd. Uit dat bewijsstuk blijkt dat hij met ingang van 12 juni 2007 is aangesteld in de functie van medewerker algemene politiezorg B (schaal 7).
9.4.
Evenwel kan het standpunt van eiser dat verweerder ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de door hem overgelegde stukken en daaruit ten onrechte niet de conclusie heeft getrokken dat hij in de relevante periode (1 november 2008 tot en met 31 december 2012) op alle facetten van zijn functioneren tenminste een score 7 heeft behaald en potentieel geschikt werd geacht voor de uitoefening van de functie van senior GGP hem niet baten.
Verweerder heeft zich terecht in zijn brief van 25 februari 2016 op het standpunt gesteld dat – wat er verder ook zij van de vraag of is voldaan aan de formele vereisten waaraan de beoordeling en de verwachte geschiktheid dienden te voldoen – eiser niet in aanmerking komt voor doorstroming naar de functie van senior GGP in het kader van het HAP II beleid. Eiser functioneerde immers in zijn functie van medewerker basispolitiezorg B reeds op een gemiddeld niveau van tenminste 8, zodat hij ten tijde van de eerste openstelling reeds aan de voorwaarden voor doorstroming voldeed en met succes had kunnen deelnemen aan deze eerste ronde. In het HAP II beleid zijn degenen die bij de eerste openstelling reeds voldeden aan het vereiste van functioneren op gemiddeld minimaal niveau 8, uitgesloten van doorstroming naar de functie van senior GGP in het kader van de hernieuwde openstelling. Dit beleid acht de rechtbank niet onredelijk of onjuist. Het HAP II beleid is immers bedoeld om degenen die de eerste ronde hebben laten voorbijgaan, omdat zij niet aan het vereiste gemiddeld functioneringsniveau van ten minste acht dachten te kunnen voldoen, alsnog een kans te geven na de bijstelling van het vereiste functioneringsniveau naar tenminste een score zeven op alle punten van hun functioneren.
9.5.
Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
9.6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.G.J. Dop, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 april 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.