Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[eiser] ,
1.De procedure
- het vonnis van deze rechtbank van 8 februari 2016 in de zaak onder rolnummer C/09/493487 / HA ZA 15-870, waarbij de procedure is verwezen naar team kanton van deze rechtbank;
- het proces-verbaal van comparitie van 8 februari 2016, met daaraan gehecht de brief van de zijde van [eisers] van 4 maart 2016.
2.De feiten
1. Deze arbeidsovereenkomst heeft het karakter van een functiecontract, hetgeen in deze context wil zeggen dat het hierna weergegeven arbeidsvoorwaardenpakket is gebaseerd op de inzet van de persoon en werkkracht van de heer [eiser] ten behoeve van het reilen en zeilen van Stichting Scholengroep Den Haag Zuid-West, zoals in algemene zin in artikel 1 is weergegeven en nader is gepreciseerd in de statuten van de Stichting Scholengroep Den Haag Zuid-West.
ad interimte vervullen en om een plan van aanpak op te stellen voor de ontstane problematiek binnen RSG. [eiser] is vervolgens verzocht de opdracht vanuit [BOA] B.V./Hilferink Croonen te verrichten. Hilferink Croonen heeft hiervoor een offerte uitgebracht. Bij brief van 29 april 2010, gericht aan Hilderink Croonen, ter attentie van [eiser] , heeft de gemeente Oud-Beijerland de opdracht aan Hilferink Croonen verleend. In deze brief is onder meer het volgende opgenomen:
Op basis van uw offerte van 20 maart j.l. en de opdrachtomschrijving die ons nader is toegezonden bij mail van 9 april 2010 verlenen wij u door middel van dit schrijven opdracht voor de uitvoering van werkzaamheden met betrekking tot de verzelfstandiging, bestuurlijke samenwerking en gezondmaking van de RSG Oud-Beijerland een en ander in overeenstemming met uw offerte en de opdrachtomschrijving.
In 2010 en tot medio 2011 heb ik een betaalde nevenfunctie gehad, als bestuurder ad interim van SG de Hoeksche Waard. Daarna heb ik geen betaalde nevenfunctie meer gehad.”
CvB-voorzitter [eiser] heeft in 2010 werkzaamheden verricht voor een ander bestuur, als [functie] bij RSG Hoeksche Waard. Volgens gegevens die de gemeente Oud-Beijerland heeft verstrekt, betrof die inhuur een periode van 28-04-2010 tot 1-1-2011 waarin 103,5 dagen werden gedeclareerd met een totale vergoeding van € 153.956, overgemaakt aan Bun Organisatie Advies BV. Uit de jaarcijfers van de Scholengroep Den Haag Zuidwest 2010 blijkt dat de bestuursbeloning dat jaar € 138.134 betrof (inclusief werkgeverslasten), een bedrag dat gelijkstaat aan een regulier fulltime jaarinkomen. In hoeverre is er bij de reguliere beloning (138K) rekening gehouden met het feit dat de bestuurder neveninkomsten genoot en niet fulltime werkzaam was voor de eigen scholengroep?”
Na het overleg met Paul [PG] heeft mijn bureau de betreffende opdracht aanvaard. Uit de administratie blijkt dat mijn bureau 90 dagen heeft gedeclareerd. Hiervan is 21 dagen door mijzelf besteed aan werkzaamheden in Oud-Beijerland (overdag, ’s avonds en in schoolvakanties). In de periode tot de zomervakantie 2010 ben ik overdag vrijwel niet in Oud-Beijerland geweest. De meeste tijd heb ik besteed in de periode september 2010 tot en met 31 januari 2011, omdat ik in die periode ook, op verzoek van het gemeentebestuur, de wekelijkse directievergaderingen voorzat. De opdracht is eind januari 2011 beëindigd.”
Je hebt dus ook 21 dagengedeclareerdvoor jouw werkzaamheden voor de gemeente Oud-Beijerland/SG de Hoeksche Waard en niet meer? Heb je daar de factuur waar dat uit blijkt? Nogmaals niet uit wantrouwen, maar ook omdat wij moeten weten wat de journalist aan informatie heeft. De overige werkzaamheden (waarmee je op het totaal van 90 komt), van derden waren als ik het goed begrijp, ook niet voor de school maar voor de gemeente zelf?”
Ik vraag je bij deze dringend om veel feitelijker te communiceren met de RvT.”
ik stel mijn administratie niet beschikbaar. Er is nog zoiets als privacy.”
In alle redelijkheid dit is geen antwoord. We zijn bezig om een journalist van ons lijf te houden, die de beschikking heeft over exacte gegevens van de gemeente Oud-Beijerland. Jij levert die zaak vervolgens niet aan je werkgever. Je hebt een informatieplicht naar ons. Mijn klemmende vraag is deze stukken te leveren (…)”
Zoals ik je al eerder zei, kan ik me niets herinneren van de interim-functie van Karel[noot kantonrechter: [eiser] ]
in Oud-Beijerland in de jaren 2010-2011. Zover ik weet is er ook niets op schrift te vinden dat zou wijzen op een toestemming mijnerzijds.”
Mevrouw [VD] opent de meeting met de mededeling dat de heer [eiser] niet heeft gereageerd op ons dringende verzoek van 8 mei op openheid te verschaffen over de omvang van zijn nevenwerkzaamheden in 2010. Ook nu blijft de heer [eiser] bij zijn standpunt dat het aan ons is om hem niet te geloven en dat wij afgaan op de schriftelijke verklaring van de heer [PG] (oud vz van de RvT) dat deze niet op de hoogte was wordt afgedaan met ‘prima’.
[…] begint per heden als bestuurder Scholengroep Den Haag Zuid-West. [eiser] treedt vervroegd terug.
Op uw vraag of ik bekend was met de nevenwerkzaamheden van [eiser] zeg ik dat dat niet het geval was. Op uw vraag wat ik dan dat dit niet besproken is. Dit kwam daarna ook nooit ter sprake gelet op de eerder genoemde zorg over de hoeveelheid werk die [eiser] als enig bestuurder moest verrichten. (…) Ik heb [eiser] in het voorjaar van 2009/2010, althans dat denk ik, telefonisch gesproken. [eiser] nam contact met mij op om mede te delen dat hij verzocht was om advies te geven aan een andere school. Ik dacht dat sprake was van een collegiaal advies en heb nooit gedacht dat mogelijk sprake was van nevenwerkzaamheden al dan niet in het kader van zijn adviesbureau. Het ging ook om een school met soortgelijke problematiek, dus het leek mij een goede zaak dat [eiser] zijn kennis en kunde op deze manier zou delen. Juist ook vanwege het volle bord, waarover ik eerder verklaarde, heb ik het ook niet gezien als nevenwerkzaamheden. Tijdens dit telefoongesprek heb ik, naar mij bijstaat, ook verder geen vragen gesteld over de aard en omvang van het advies. Ik heb de andere leden van de Raad van Toezicht hier niet over geïnformeerd.”
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie
a priorionverenigbaar is met het gedurende 21 dagen vervullen van een nevenactiviteit. [eiser] kan deze 21 dagen voor de gemeente Oud-Beijerland hebben gewerkt, zonder dat dit nadelige gevolgen heeft gehad voor zijn fulltime dienstverband. Hieruit volgt dat de Stichting haar vordering op dit punt nader had moeten toelichten. Nu zij dit niet heeft gedaan en heeft volstaan met de enkele stelling dat [eiser] 21 dagen voor de gemeente Oud-Beijerland heeft gewerkt, dient ook haar vordering voor zover deze betrekking heeft op slechts 21 dagen, te worden afgewezen.