ECLI:NL:RBDHA:2016:3883

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2016
Publicatiedatum
12 april 2016
Zaaknummer
16/2806, 16/2807, 16/2808
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding bij onrechtmatige vrijheidsbeperking van vreemdelingen

Op 11 april 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken AWB 16/2806, AWB 16/2807 en AWB 16/2808, waarbij eisers, vreemdelingen, beroep hebben ingesteld tegen vrijheidsbeperkende maatregelen die hen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie waren opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de eisers recht hadden op schadevergoeding wegens onrechtmatige vrijheidsbeperking. De rechtbank stelde vast dat de eisers in de weken voorafgaand aan hun terugkeer beperkt waren in hun bewegingsvrijheid en dat deze beperking onrechtmatig was. De rechtbank volgde de staatssecretaris niet in het standpunt dat eisers geen belang meer hadden bij hun beroepen, aangezien zij schadevergoeding vroegen voor de onrechtmatige vrijheidsbeperking.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris eisers ten onrechte niet had gehoord voordat de vrijheidsbeperkende maatregelen werden opgelegd. Dit was in strijd met artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank vernietigde de bestreden besluiten en kende eisers een schadevergoeding toe van € 20,- per dag voor de periode van 10 februari 2016 tot 3 maart 2016, wat resulteerde in een totaalbedrag van € 440,- per eiser. De rechtbank veroordeelde de staatssecretaris ook in de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 992,-.

De uitspraak benadrukt het belang van het horen van betrokkenen voordat vrijheidsbeperkende maatregelen worden opgelegd en bevestigt dat vreemdelingen recht hebben op schadevergoeding bij onrechtmatige vrijheidsbeperkingen. De rechtbank concludeerde dat de toegewezen schadevergoeding recht doet aan het verschil tussen vrijheidsbeperking en vrijheidsbeneming, en dat een bedrag van € 35,- per dag niet voldoende recht deed aan deze situatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Team Bestuursrecht 2
zaaknummers: AWB 16/2806, AWB 16/2807 en AWB 16/2808,
V-nummers: [a, b, c]

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 april 2016 in de zaken tussen

[eisers]

gemachtigde: mr. S.J. Koolen,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde: drs. P.E.G. Heijdanus Meershoek.

Procesverloop

Bij besluiten van 10 februari 2016 (de bestreden besluiten) heeft verweerder aan eisers vrijheidsbeperkende maatregelen in de zin van artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Eisers is opgedragen met ingang van 10 februari 2016 te verblijven in de gemeente [d].
Eisers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten en verzocht om schadevergoeding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 maart 2016. De gemachtigden van partijen zijn ter zitting verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn standpunt dat eisers gelet op hun terugkeer naar [e] en de opheffing van de vrijheidsbeperkende maatregelen geen belang meer hebben bij hun beroepen. Als gevolg van de bestreden besluiten zijn eisers in de weken voorafgaand aan hun terugkeer beperkt geweest in hun bewegingsvrijheid. Volgens eisers was deze beperking onrechtmatig en hebben zij om die reden recht op schadevergoeding. Gelet op hun verzoek om schadevergoeding hebben eisers belang bij een oordeel van de rechtbank over de rechtmatigheid van de bestreden besluiten.
2. De beroepsgrond dat verweerder eisers ten onrechte niet heeft gehoord voorafgaand aan het nemen van de bestreden besluiten slaagt.
2.1.
Op grond van artikel 4:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) stelt een bestuursorgaan, voordat het een beschikking geeft waartegen een belanghebbende die de beschikking niet heeft aangevraagd naar verwachting bedenkingen zal hebben, die belanghebbende in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen indien:
a. de beschikking zou steunen op gegevens over feiten en belangen die de belanghebbende betreffen, en
b. die gegevens niet door de belanghebbende zelf ter zake zijn verstrekt.
2.2.
De toepasselijkheid van artikel 4:8 van de Awb is niet in geschil. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn kennelijke betoog dat dit gebrek in de besluitvorming kan worden gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. Eisers wijzen er terecht op dat zij, als verweerder hen had gehoord, naar voren hadden kunnen brengen dat er geen grond was voor het opleggen van vrijheidsbeperkende maatregelen, omdat zij wilden terugkeren naar [e] en daartoe voor hen ook gelegenheid bestond, nu zij in het bezit waren van geldige paspoorten en de Internationale Organisatie voor Migratie hun terugkeer kon faciliteren. Verweerders betoog ter zitting bevat geen argumenten waarmee het beroep van eisers op artikel 56, tweede lid, van de Vw 2000 wordt weerlegd. Dat eisers rechtsmiddelen hebben aangewend tegen de besluiten waarbij hun asielaanvragen zijn afgewezen leidt niet tot een ander oordeel, nu zij onweersproken hebben gesteld dat zij hiermee uitsluitend beoogden alsnog een termijn voor vrijwillig vertrek te verkrijgen en de grondslag voor het nemen van de bestreden besluiten te betwisten.
3. De rechtbank verklaart de beroepen gegrond en vernietigt de bestreden besluiten wegens strijd met artikel 4:8, eerste lid, van de Awb en artikel 56, tweede lid, van de Vw 2000.
4. De rechtbank ziet aanleiding eisers een schadevergoeding toe te kennen in verband met hun onrechtmatige vrijheidsbeperking in de periode van 10 februari 2016 tot 3 maart 2016, nu niet onaannemelijk is dat zij daardoor immateriële schade hebben geleden. De opmerking van verweerder dat eisers de gemeente [d] met toestemming van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers mochten verlaten, bijvoorbeeld om een huisarts te bezoeken, laat onverlet dat de bestreden besluiten eisers in hun bewegingsvrijheid hebben beperkt.
Vanaf heden zal de rechtbank vreemdelingen in beginsel een schadevergoeding van € 20,- per dag toekennen per dag onrechtmatige vrijheidsbeperking. Een bedrag van € 35,-, zoals toegekend in de door eisers overgelegde uitspraken, doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan het grote verschil tussen vrijheidsbeperking en vrijheidsbeneming. Voorts acht de rechtbank niet zonder belang dat een vrijheidsbeperkende maatregel ook meebrengt dat een vreemdeling recht heeft op – zij het sobere – opvang en voorzieningen zolang de maatregel voortduurt.
De rechtbank ziet geen reden in het geval van eisers van dit uitgangspunt af te wijken en stelt het bedrag aan schadevergoeding dan ook vast op € 20,- per dag per eiser, in totaal € 440,- per eiser. In de omstandigheid dat eisers een minderjarig kind van twee jaar oud begeleiden ziet de rechtbank geen aanleiding een hogere schadevergoeding toe te kennen, ook nu verweerder aan het kind geen vrijheidsbeperkende maatregel heeft opgelegd.
5. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten, vastgesteld op € 992,- (1 punt voor het indienen van drie samenhangende beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting in drie samenhangende zaken, met een waarde per punt van € 496,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- kent aan eisers een schadevergoeding van € 440,- per eiser toe ten laste van de Staat der Nederlanden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 992,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Velzen, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Simi, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 april 2016.
De griffier is verhinderd deze rechter
uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.