3.3De beoordeling van de tenlastelegging.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Op 11 maart 2015 deed [slachtoffer 1] aangifte van inbraak in de woning van zijn ouders, gelegen aan de [adres] te Den Haag. Uit deze aangifte komt het volgende naar voren. De woning is op 10 maart 2015 rond 15.00 uur afgesloten en verlaten. Op 11 maart 2015 rond 02.00 uur ontving aangever een bericht van een buurman van de ouders dat in de woning was ingebroken. Aangever ging daarop naar de woning en zag dat het raam naast de voordeur kapot was. In de woning zag hij dat ook het raam van de balkondeur op de eerste verdieping kapot was. Hij zag dat de woning was doorzocht. Hij miste een mini-ACER laptop, waarin € 3.000,- verstopt was, een doosje met circa € 100,-, twee kettingen en een dvd-speler.
Op 12 maart 2015 heeft de aangever een aanvullende verklaring afgelegd waaruit het volgende naar voren komt. Toen hij in de vroege ochtend van 11 maart 2015 buiten bij de woning van zijn ouders was, sprak hij een buurman. Deze vertelde hem dat hij na het horen van een klap naar buiten was gegaan en toen vanuit de richting van de woning van de ouders van de aangever een jongen zag aan komen lopen, die zei dat hij de klap had gehoord en die vertelde dat hij op de [adres] woonde. De buurman vertelde dat hij een kwartier later twee jongens met twee tassen zag wegrennen. Aangever is naar het adres gegaan dat de jongen had opgegeven. Hij wist dat daar een jongen genaamd [verdachte] woonde. Hij heeft aan de moeder en de zus van deze [verdachte] doorgegeven dat hij de spullen, met name de laptop met het geld, terug wilde hebben. Van de zus van [verdachte] kreeg hij als telefoonnummer van [verdachte] op: [telefoonnummer] . Hij heeft [verdachte] gebeld en gezegd dat deze de gestolen spullen terug moest brengen. [verdachte] ontkende de diefstal te hebben gepleegd. Op 11 maart 2015 belde de zus van [verdachte] naar aangever en met de mededeling dat de laptop terug was. Bij de woning van [verdachte] heeft de aangever in het bijzijn van agenten de laptop terug gekregen.De zus vertelde dat de verdachte de laptop na aandringen had teruggebracht. Op de vraag waar de andere goederen waren, zei ze dat de verdachte had gezegd dat die bij die “andere” jongen zouden liggen, die “ [medeverdachte 1] ” zou heten. Als telefoonnummer van deze [medeverdachte 1] gaf zij op [telefoonnummer] .
In een telefoongesprek op 29 maart 2015, dat is afgeluisterd op nummer [telefoonnummer] , het nummer van de verdachte, komt naar voren dat de verdachte in dat gesprek heeft gezegd dat hij even geld moet gaan verdienen, omdat hij een fout heeft gemaakt die hij moet oplossen, en dat dat zal duren tot hij een bedrag van € 3.000,- bij elkaar heeft.
Toen de verdachte op 1 april 2015 met deze informatie werd geconfronteerd, heeft hij verklaard dat dat verhaal wel logisch is, dat hij geen fout heeft gemaakt en hij heeft daar aan toegevoegd: “maar die gozer blijft mij achtervolgen”.De verdachte heeft eerder verklaard dat aangever [slachtoffer 1] hem bedreigd heeft, dat hij heeft geregeld dat de laptop terug kwam, en dat de diefstal is gepleegd door een jongen uit Wateringse Veld.
De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft onder meer het volgende verklaard. Hij heeft telefoonnummer [telefoonnummer] en woont in Wateringse Veld. Op 11 maart 2015 vertelde [verdachte] aan hem, [medeverdachte 1] , dat in een woning van een Tunesiër schuin tegenover die van [verdachte] niemand thuis was en dat daar veel geld en goud te halen was. Ze zijn toen naar de woning gegaan. Hij, [medeverdachte 1] , is op het balkon geklommen en heeft met een baksteen het raam ingegooid. [verdachte] gaf tips. De buurman hoorde dat hij het raam kapot had gegooid. [medeverdachte 1] verstopte zich toen op het balkon en [verdachte] deed net of hij aan kwam lopen en sprak met de buurman. De buurman ging weer zijn huis in en toen klom [verdachte] naar binnen. Ze zagen een kleine witte laptop, een slof sigaretten, een bakje met 70 a 80 euro, een kluis met papieren, armbandje en sieraden en wat xtc pillen. Ze zijn naar het huis van [verdachte] gegaan en toen ze daar weggingen, zag de buurman hen rennen en herkende [verdachte] . Ze hebben de laptop rond 00.30 uur verkocht. De volgende dag zei [verdachte] dat ze de laptop terug moesten kopen, omdat die Tunesiër die laptop terug wilde hebben. [verdachte] heeft de laptop teruggekocht en die samen met zijn zus aan de Tunesiër gegeven.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het door de aangever genoemde bedrag van € 3.000,-. De rechtbank overweegt dat dit bedrag in de aangifte is genoemd en dat de overige verklaringen, in onderling verband bezien, geen grond opleveren voor twijfel aan de juistheid van de aangifte zodat van de juistheid van de aangifte ook wat dat onderdeel betreft, wordt uitgegaan.
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het feit heeft begaan.
[slachtoffer 2] deed aangifte van inbraak in zijn woning aan de [adres] in Apeldoorn, gepleegd op 26 maart 2015 tussen 18.00 uur en 22.05 uur. Hij zag om 22.05 uur dat het keukenraam was opengebroken en dat de woning was doorzocht. Hij mist een aantal goederen en heeft een lijst met gestolen goederen nagezonden.
Uit algemeen toegankelijke bron maakt de rechtbank op dat het adres [adres] ligt in [plaats] , dat valt onder de gemeente Apeldoorn.
Een buurman van de aangever, [getuige] , heeft als getuige onder meer het volgende verklaard. Hij zag op 27 (dit zal een verschrijving zijn en moeten zijn: 26) maart 2015 rond 21.00 uur ter hoogte van zijn huis een Renault Mégane geparkeerd staan met kenteken
[kenteken] . Op de bijrijder stoel zat een vrouw. Hij nam duidelijk zichtbaar het kenteken in zich op en noteerde dat toen hij binnen was. Op dat moment zag hij dat de auto met hoge snelheid de straat uitreed. Het was hem, toen hij de Renault zag staan, ook opgevallen dat de verlichting van de woning van zijn buurman, op nummer 55, aan stond.
[getuige] , heeft op 31 maart 2015 als getuige onder meer het volgende verklaard. Op haar naam staat een Renault Mégane, [kenteken] . Ze denkt dat haar broer [verdachte] - zonder haar toestemming - de sleutels uit haar tas heeft gepakt. Hij is van woensdag 25 maart 2015 tot maandag 30 maart 2015 rond 8.30 uur in het bezit geweest van de auto. Toen ze in het tussenliggend weekend contact met hem had, zei hij dat hij buiten Den Haag was en wilde hij verder niet zeggen waar hij zich bevond.
Uit onderzoek bleek dat de verdachte [telefoonnummer] gebruikte.Uit nader onderzoek (tapgesprekken, zendmasten) bleek dat de telefoon zich op 26 maart 2015 naar Apeldoorn verplaatste en op die dag om 20.52 uur een sms-bericht ontving van nummer [telefoonnummer] luidend “Pas op voor buurman daar”. Op dat moment en om 20.12 uur straalde de telefoon telecompaal [adres] te Apeldoorn aan, die is gelegen in de nabije omgeving van [adres] Apeldoorn.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft op 7 april 2015 onder meer het volgende verklaard. Haar telefoonnummer is [telefoonnummer] . Ongeveer twee weken voor het verhoor is ze met [naam] en de verdachte naar Apeldoorn gegaan. Ze hebben ze in de omgeving rondgereden en zijn op meerdere plekken gestopt. Een man heeft haar zien zitten in de auto. De jongens waren toen uit de auto om te plassen. Zij groette de man, de jongens kwamen de auto in en ze reden weg. Het klopt dat ze een sms heeft gestuurd.
In het navigatie-apparaat dat in de Renault van de zus van de verdachte werd aangetroffen, bleek als recente bestemmingen te zijn ingevoerd: [adres] in Apeldoorn (waar de vader van [medeverdachte 2] bleek te wonen) en [plaats] .
In de fouillering van verdachte werd een zilverkleurig horloge van het merk Tommy Hilfiger aangetroffen. Op 31 maart 2015 werd door een verbalisant geconstateerd dat het horloge overeenkwam met de beschrijving die aangever [slachtoffer 2] had gegeven van het weggenomen horloge van het merk Hilfiger en met de foto die de aangever daarna van zijn horloge zond.
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het feit heeft begaan.
Ten aanzien van feit 3 eerste en tweede cumulatief/alternatief
[slachtoffer 7] deed aangifte van inbraak in zijn woning aan het [adres] te Wateringen, mede namens [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , en verklaarde onder meer het volgende. Op 27 februari 2015 rond 8.15 uur kreeg hij bericht van zijn buurvrouw, dat in de woning was ingebroken nadat zij op 26 februari 2015 rond 21.30 uur nog in de woning was geweest. Hij zag later die dag dat de voorruit van de woning was verbroken of ingegooid. Binnen zag hij een kei liggen. De tuinpoort aan de achterzijde was geforceerd. Hij miste een kluis die op de zolderverdieping stond. In de kluis zaten twee pinpassen met codes; een pas met ING-rekeningnummer [rekeningnummer ] en een pas met ABN-rekeningnummer [rekeningnummer ] , beiden op naam van [slachtoffer 4] . Hij miste ook andere goederen uit de kluis: kentekenbewijzen, de moedersleutel van een Audi A6, een trouwboekje en diverse vreemde valuta. Verder zijn diverse gouden sieraden weggenomen.
Op 16 maart 2015 deed [slachtoffer 3] aanvullend aangifte. Zij verklaarde onder meer het volgende. Er bleken nog meer sieraden te zijn weggenomen. Met de gestolen passen van haar vader, en de bijbehorende codes, bleek te zijn gepind. Er werd 600 euro en 400 euro opgenomen met de pas die hoorde bij ING-rekening ING [rekeningnummer ] , en 130 euro opgenomen van ABN-rekening [rekeningnummer ] , bij een pinautomaat bij de [adres] in Den Haag. Ook werd een kentekenbewijs weggenomen dat hoorde bij een aanhanger, en een externe harde schijf.Ze voegde een lijst met gestolen goederen aan de verklaring toe.Uit een print van een deel van een beeldscherm blijkt dat bedragen van 600 euro en 400 euro op 27 februari 2015 in Den Haag bij de ING zijn opgenomen
Uit onderzoek van het gebruik van het telefoontoestel van de verdachte bleek dat het ten tijde van de inbraak een basisstation aanstraalde, gelegen op [adres] in Wateringen, als eerste tijdstip op 26 februari 2015 te 21:31 uur en als laatste tijdstip op 27 februari 2015 te 01:41 uur. Het [adres] is gelegen in de nabije omgeving van [adres] Wateringen.
De beelden van de betreffende geldopnamen zijn onderzocht. Op foto’s daarvan werd de verdachte herkend.Verbalisant [verbalisant] herkende de verdachte. Deze verbalisant is werkzaam binnen team ZWIT (Zuiderpark Woning Inbraken Team) dat sinds 10 maart 2015 een onderzoek naar verdachte doet. De foto van verdachte hangt op de kamer van het ZWIT. Op 30 maart 2015 heeft hij de verdachte aangehouden. Verbalisant constateerde dat de verdachte toen en tijdens de pinopname eenzelfde roze trainingsjack droeg.
Verbalisant [verbalisant] herkende de verdachte op de foto’s aan zijn opvallende ogen en neus.Verbalisant [verbalisant] relateert dat de verdachte op twee printafdrukken van pinopnames bij de ING Bank is herkend aan zijn opvallende zilverkleurige ring en kleding (rood/roze sportjack merk Adidas). De ring en sportjack droeg de verdachte ook allebei bij zijn aanhouding op 30 maart 2015.
[zus verdachte] , zus van de verdachte, heeft op 1 april 2015 onder meer verklaard dat verdachte sinds ongeveer 3 maanden vaak tot midden in de nacht buiten is en vrijwel elke dag een trainingspak draagt, waarbij zij heeft toegevoegd dat hij een blauw en een roze trainingspak heeft.
De rechtbank constateert dat de bedragen kort na de inbraak zijn gepind. Voor het feit dat de telefoon van de verdachte zich ten tijde van de inbraak in de directe nabijheid van de plaats delict bevond heeft de verdachte, die daar niet woont geen verklaring gegeven.
Voor betrokkenheid van een ander dan de verdachte bevat het onderzoek geen aanwijzingen.
De rechtbank is van oordeel dat voormelde bewijsmiddelen en overwegingen, in onderlinge samenhang bezien, tot de conclusie leiden dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich aan de woninginbraak heeft schuldig gemaakt en dat hij daarna ook het geld gepind heeft, zodat feit 3 zoals onder eerste en tweede cumulatief is tenlastegelegd, met gedeeltelijke vrijspraak van het medeplegen, zal worden bewezenverklaard.
Op 20 maart 2015 zagen verbalisanten in Den Haag om 5.00 uur een auto die stil stond en de doorgang belemmerde, waar drie personen bij stonden. Toen de verbalisanten de auto naderden renden twee van de drie personen hard weg. De derde persoon zei dat hij de bestuurder was en hij de twee anderen niet kende. De man identificeerde zich als zijnde [naam] . Hij gaf toestemming om de auto te doorzoeken. In de personenauto werden twee post-it briefjes aangetroffen, met daarop de aantekening Audi A4 2.0 TDI en Audi A6, 2.7 TDI. Nadat zij de man hadden laten gaan, merkten de verbalisanten dat op een paar meter afstand een Audi stond, [kenteken] , waarvan de motorkap warm was. Bij navraag bleek dat de sleutels van deze auto waren gestolen bij een inbraak op 15 maart 2015 en dat de Audi in deze nacht was weggenomen. De Audi is daarop inbeslaggenomen.
Bij zijn aanhouding op 30 maart 2015 had de verdachte een autosleutel van het merk Audi bij zich, die inbeslaggenomen is. De verbalisanten die op 20 maart 2015 twee personen zagen wegrennen, zagen dat een van de twee personen een rood trainingsjack droeg.
Op 31 maart 2015 is geconstateerd dat de bij de verdachte inbeslaggenomen autosleutel paste bij de Audi met [kenteken] .
[slachtoffer 5] deed aangifte van inbraak in zijn woning aan het [adres] in Wateringen, gemeente Westland, gepleegd op 15 maart 2015, en verklaarde dat een steen door een ruit van de woning was gegooid en er goederen waren weggenomen, waaronder sleutels van een auto, merk Audi.Op 3 april 2015 heeft de aangever aanvullend onder meer het volgende verklaard. De autosleutels hoorden bij een Audi A 6, met [kenteken] , die de aangever in bruikleen heeft van een zakenpartner. De aangever had de auto in goede staat op 19 maart 2015 bij zijn woning geparkeerd en hoorde op 20 maart 2015 rond 5.30 uur van de politie dat de auto in Den Haag was aangetroffen.
Voor het feit dat de verdachte tien dagen nadat de auto is weggenomen, in het bezit is van de sleutel ervan, heeft hij een verklaring afgelegd, inhoudend dat hij die op een kermis heeft gewonnen en niet meer weet waar dat was.
Uit de op de telefoon van de verdachte ( [telefoonnummer] ) opgenomen communicatie blijkt dat in de nacht van 20 maart 2015 meermalen contact plaatsvond tussen de verdachte en een onbekende man met nummer [telefoonnummer] . Uit de beschrijving van deze gesprekken komt onder meer het volgende naar voren.
In gesprek nummer 752: de verdachte wordt door de man gebeld, de man zegt dat die andere jongen niet opneemt maar hem moet openmaken. De verdachte zegt dat hij het ding dan wel openmaakt.
In gesprek nummer 778: de man belt naar de verdachte, die zegt dat ze eraan komen. De man laat dan een alarm horen en zegt dat het gevaarlijk is. De verdachte zegt dat hij weet dat het gevaarlijk is maar dat het goed komt en dat hij zo zijn kant op komt. De verdachte vraagt waar hij staat, de man vraagt wat verdachte in Delft gaat doen, de verdachte zegt dan “o, je bent achter mij”. De man zegt natuurlijk ben ik achter jou, dacht je dat ik politie was; de verdachte zegt dan “ kom achter mij en haal mij in”.
De raadsman is in zijn betoog eveneens van uitgegaan dat de verdachte degene is die in het tapgesprek nummer [telefoonnummer] gebruikte.
Uit het voorgaande volgt dat in de nacht van 20 maart 2015 een Audi A4 met [kenteken] is gestolen in Wateringen en dat ten minste drie mannen (één met een roodachtig trainingsjack aan) daarmee iets te maken hadden. Verdachte had bij zijn aanhouding op 30 maart 2016 (10 dagen na de diefstal van de Audi) de sleutel van die Audi op zak. De verklaring die de verdachte geeft over de herkomst van de sleutel acht de rechtbank ongeloofwaardig. Vast staat voorts, op grond van de op zijn telefoonnummer afgeluisterde gesprekken, dat verdachte in de nacht van 20 maart 2016 bezig was met een activiteit die gevaarlijk kon worden en waarbij hij in een auto achter een andere auto aanreed, met de bestuurder waarvan hij genoemd telefoongesprek voerde en dat zij daar bij de politie niet konden gebruiken . Zij reden achter elkaar aan in de buurt van Delft. De rechtbank concludeert uit voormelde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, dat de verdachte met een of meer anderen aan de diefstal heeft gepleegd zoals onder 4 primair is tenlastegelegd.
Ten aanzien van feiten 5 en 6
Evenals de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat voor de feiten 5 en 6 geen wettig bewijs bestaat. Naast de aangifte bevat het dossier verklaringen die met de aangifte in strijd zijn en zonder nader onderzoek, hetgeen niet is kunnen worden verricht, niet bewezenverklaard kunnen worden.
De rechtbank zal de verdachte dan ook van deze feiten vrijspreken.