Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[gerekwestreerde 2],
[gerekwestreerde 3] ,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 april 2016 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek om verlof tot het kopiëren van de gehele digitale administratie van de gerekwestreerde. De verzoekster, een besloten vennootschap, had eerder op 15 maart 2016 een verzoek ingediend voor beslagverlof, wat op 22 maart 2016 was verleend voor het leggen van conservatoir bewijsbeslag op relevante delen van de administratie van de gerekwestreerde. Op 29 maart 2016 vroeg de verzoekster aanvullend verlof om een kopie van de volledige digitale administratie te maken, ongeacht de relevantie voor het bewijs van de gestelde inbreuk op kwekersrechten.
De gerekwestreerde heeft op 8 april 2016 telefonisch zijn standpunt kenbaar gemaakt, waarbij hij instemde met het maken van een kopie van de volledige administratie, maar niet met inzage in de niet-relevante delen. De voorzieningenrechter oordeelde dat voor zover het verzoek betrekking had op digitale administratie die met toestemming van de gerekwestreerde was meegenomen, er geen belang bestond bij het gevraagde verlof. Voor afspraken tussen partijen over de praktische uitvoering van het bewijsbeslag was geen verlof nodig. Voor het verzoek dat betrekking had op digitale administratie die zonder toestemming was meegenomen, ontbrak een rechtsgrond.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen, onder verwijzing naar de eerdere afwijzing van 22 maart 2016. De beslissing werd genomen door mr. P.G.J. de Heij.