ECLI:NL:RBDHA:2016:4247

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2016
Publicatiedatum
20 april 2016
Zaaknummer
C/09/505051 / JE RK 16-245
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. van Loenhoud
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 4 april 2016 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna aangeduid als [kind]. De zaak is aanhangig gemaakt door Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, die als gecertificeerde instelling optreedt. De kinderrechter heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder het verzoekschrift, het advies van de Raad voor de Kinderbescherming en diverse brieven van betrokkenen. De moeder van [kind] is belast met het ouderlijk gezag, maar [kind] verblijft feitelijk bij pleegouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van [kind] eerder is verlengd en dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van [kind] in het licht van de terugplaatsing bij de moeder. Tijdens de zitting is gebleken dat [kind] zich problematisch gedraagt en dat de pleegouders zich zorgen maken over de impact van de terugplaatsing op haar welzijn.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de gronden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn. De negatieve gevolgen van de uitbreiding van de omgangsregeling met de moeder zijn evident, en [kind] heeft haar gevoel van veiligheid verloren. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling van [kind] te verlengen van 12 april 2016 tot 12 april 2017, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening voor dezelfde periode. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de kinderrechter in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd & Bopz
Zaaksgegevens: C/09/505051 / JE RK 16-245
Datum uitspraak: 04 april 2016

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 8 februari 2016 ingekomen verzoekschrift van:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland (hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:
- [kind], geboren op [geboortedag] 2009 te [geboorteplaats] ,
hierna ook te noemen: [kind]
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[mw. A]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M.F.C. Strok te Den Haag.

[dhr. B] ,

hierna te noemen: de pleegvader,
wonende te [woonplaats 2] .

[mw. C] ,

hierna te noemen: de pleegmoeder,
wonende te [woonplaats 2] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift met bijlagen;
- het advies van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 8 februari 2016 als bedoeld in
artikel 1:265j, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek;
- het verweerschrift van de moeder;
- de beschikking d.d. 8 juli 2015 van het Gerechtshof Den Haag (C/09/472703 en
C/09/4620243);
- de brief met bijlagen d.d. 9 februari 2016 van de gecertificeerde instelling, ingekomen ter
griffie d.d. 10 februari 2016;
- de brief d.d. 24 februari 2016 van het Ambulatorium, ter terechtzitting overhandigd door
mevrouw [mw. D] ;
- de brief met bijlagen van maart 2016 van de pleegouders, ingekomen ter griffie d.d.
30 maart 2016;
- de brief d.d. 11 maart 2016 van Horizon pleegzorg, ingekomen ter griffie d.d. 25 maart
2016;
- de brief met bijlagen d.d. 25 maart 2016 van de gecertificeerde instelling, ingekomen ter
griffie d.d. 29 maart 2016.
Op 4 april 2016 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [mw. D] en mevrouw [mw. E] namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. Strok;
- de pleegvader;
- de pleegmoeder.

Feiten

- De moeder is belast met het ouderlijk gezag.
- [kind] verblijft feitelijk bij de pleegouders.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 7 april 2015 de
ondertoezichtstelling van [kind] verlengd van 12 april 2015 tot 12 april 2016, alsmede
voor dezelfde duur de machtiging verlengd [kind] gedurende dag en nacht uit huis te
plaatsen in een voorziening voor pleegzorg.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar, alsmede tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [kind] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De grond voor het verzoek is – kort samengevat – gelegen in het navolgende. Na de uitspraak van het Hof d.d. 8 juli 2015 wordt door alle betrokkenen gewerkt aan de terugplaatsing van [kind] bij de moeder. Daarbij heeft iedereen de mogelijke inzet getoond om binnen de huidige machtiging de thuisplaatsing te regelen. Er zijn echter ontwikkelingen opgetreden waardoor de terugplaatsing nog steeds geen feit is en een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is.
Ter terechtzitting heeft mevrouw [mw. D] mondeling gepersisteerd bij het verzoek. Voorts heeft zij medegedeeld dat de moeder grote inzet heeft getoond, maar het voor [kind] een problematische situatie is geworden. Vanaf het moment dat na de zomer werd gewerkt naar de terugplaatsing van [kind] , vertoont zij zorgsignalen. Zij huilt veel, is heel aanhankelijk naar de pleegmoeder, slaapt slecht en haar schoolprestaties gaan achteruit. Mevrouw [mw. D] heeft aangegeven dat de moeder misschien wel voor [kind] kan zorgen, maar dat het de vraag is hoe beschadigd [kind] raakt indien zij haar vaste basis kwijtraakt. Zij woont immers al vier jaar bij de pleegouders, de plek waar zij zich positief heeft ontwikkeld en veilig is gehecht.
De pleegouders hebben zich niet tegen toewijzing van het verzoek verzet. De pleegmoeder heeft medegedeeld dat [kind] zich steeds heftiger gaat verzetten tegen de bezoeken en logeermomenten bij de moeder. De pleegouders zijn van mening dat de huidige situatie, waarbij [kind] structuur en veiligheid bij hen vindt, moet worden gecontinueerd.
De moeder heeft bij monde van haar advocaat mr. Strok verweer gevoerd tegen het verzochte en heeft verzocht een datum te bepalen voor de terugplaatsing van [kind] Het Hof heeft bij beschikking d.d. 8 juli 2015 bepaald dat moest worden gewerkt aan de terugplaatsing van [kind] De moeder heeft meegewerkt aan alle extra eisen die nog door de gecertificeerde instelling zijn gesteld. De terugplaatsing zou inmiddels een feit moeten zijn. Dit is niet het geval. Daarmee is geen uitvoering gegeven aan de beschikking van het Hof. Het is voor [kind] nodig dat aan alle onduidelijkheid een eind komt, het is de hoogste tijd voor de terugplaatsing bij de moeder. Als vandaar uit begeleiding noodzakelijk is, staat de moeder daarvoor open.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [kind] bestaan uit het hierna volgende. De uitbreiding van de omgangsregeling tot de huidige regeling heeft bij [kind] zeer negatieve gevoelens opgeroepen. Dat is de kinderrechter zowel gebleken uit de brief van Pleegzorg Horizon als uit de evaluatie van het Plan van aanpak van de gecertificeerde instelling. [kind] vertoont sinds de verdere uitbreiding van de bezoekregeling zowel thuis als op school problematisch gedrag.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn. Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat zij de beslissing van het Hof d.d. 8 juli 2015 als uitgangspunt neemt. Het Hof heeft beslist dat op een zorgvuldige wijze naar een thuisplaatsing van [kind] moet worden toegewerkt.
[kind] is op dit moment zes jaar oud en heeft de afgelopen vier jaar onafgebroken verbleven in het gezin van de pleegouders. Daar is haar een veilige en stabiele opvoedsituatie geboden. [kind] is veilig gehecht aan de pleegouders en voelt zich thuis in het gezin. Na de uitbreidingen van de bezoekregeling aan de moeder als het logisch gevolg van de uitspraak van het Hof d.d. 8 juli 2015, is de houding van [kind] ingrijpend veranderd. Ze verzet zich tegen de uitbreiding van de verplichte bezoeken aan de moeder, laat bij de pleegouders thuis en op de basisschool moeilijk gedrag zien en presteert sinds januari 2016 slechter op school. [kind] is haar basisgevoel van veiligheid kwijtgeraakt, zij voelt zich onzeker. Volgens het Ambulatorium liggen thans ook loyaliteitsproblemen op de loer.
Deze situatie is naar het oordeel van de kinderrechter niet in het belang van [kind] en de kinderrechter acht het noodzakelijk dat het verblijf van [kind] bij de pleegouders zal voortduren.
Gelet op het vorenstaande zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [kind] van 12 april 2016 tot 12 april 2017 met behoud van de Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
en
verlengt de aan Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland verleende machtiging [kind] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 12 april 2016 tot 12 april 2017, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. van Loenhoud, kinderrechter, in tegenwoordigheid van V. de Roo als griffier en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2016.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbenden aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.