ECLI:NL:RBDHA:2016:4355

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 april 2016
Publicatiedatum
22 april 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 8711
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering na ziekte en zwangerschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 april 2016 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de beëindiging van de Ziektewet (ZW) uitkering van eiseres. Eiseres, die voorheen werkzaam was als bejaarden helpende, had zich op 15 augustus 2014 ziek gemeld met klachten van vermoeidheid en psychische problemen, waaronder paniekaanvallen. Na de beëindiging van haar uitkering per 8 juli 2015, heeft zij bezwaar aangetekend, dat door verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), ongegrond werd verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat zij door betalingsonmacht het griffierecht niet kon betalen. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de medische rapporten van de bedrijfsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b). Beide artsen concludeerden dat eiseres in staat was haar eigen werk te verrichten, ondanks haar psychische klachten. De rechtbank heeft geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de conclusies van de artsen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarmee de beëindiging van de ZW-uitkering door verweerder werd bevestigd. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eiseres zich opnieuw kan melden bij het Uwv in geval van toegenomen arbeidsongeschiktheid. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 15/8711

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 april 2016 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

(gemachtigde: A.M. Snijders).

Procesverloop

Bij besluit van 2 juli 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering die eiseres ontving op grond van de Ziektewet (ZW) per 8 juli 2015 beëindigd.
Bij besluit van 6 november 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 11 maart 2016 ter zitting behandeld. Eiseres is verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
De rechtbank stelt allereerst vast dat eiseres het aannemelijk heeft gemaakt dat zij door betalingsonmacht het griffierecht niet heeft kunnen betalen.
1.2.
De rechtbank gaat voorts bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres, voorheen werkzaam als bejaarden helpende voor 36 uren per week bij [bedrijf A] , heeft zich op 15 augustus 2014 ziek gemeld met klachten van vermoeidheid. Eiseres was zwanger. Zij is op [geboortedatum zoon] 2015 na een zwangerschapsduur van 28 weken bevallen van een zoon. Eiseres heeft voorts rug- en psychische klachten en paniekaanvallen. Zij ontving op het moment van ziekmelden een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Aan eiseres is na deze ziekmelding een ZW-uitkering toegekend.
2. Verweerder heeft de ZW-uitkering per 8 juli 2015 beëindigd. Verweerder vindt dat eiseres niet langer ongeschikt is om het werk van bejaarden helpende te verrichten.
3. Eiseres voert als beroepsgrond aan dat zij niet in staat is om dit werk te verrichten. Eiseres bestrijdt dat zij voor haar zwangerschap met de identieke klachten wel heeft kunnen werken. Zij had op de werkvloer regelmatig paniekaanvallen. Zij ontvangt via de WMO ook thuiszorg voor twee uren per week. Daarom vindt zij dat zij nog steeds recht heeft op een ZW-uitkering. Ter onderbouwing van haar beroep heeft eiseres een beschikking van de kantonrechter en een brief van psychiater [psychiater] van 28 oktober 2015 overgelegd.
4. De rechtbank overweegt het volgende.
5.1
In artikel 19, eerste lid, van de ZW is bepaald dat iemand recht heeft op ziekengeld als hij als gevolg van ziekte of gebreken niet geschikt is voor het verrichten van het eigen werk. De ongeschiktheid om te werken moet rechtstreeks het gevolg zijn van ziekte of gebreken en dat moet objectief medisch vastgesteld kunnen worden.
5.2.
Met het eigen werk wordt bedoeld: het laatste voor de ziekmelding feitelijk verrichte werk. Als iemand voorafgaand aan zijn ziekmelding werkloos was, dan is het eigen werk het werk dat iemand deed voordat hij werkloos werd. Gekeken wordt dan naar de werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn voor dit werk. Dit is bepaald in artikel 19, vijfde lid, van de ZW.
5.3.
Om te kunnen bepalen of iemand geschikt of ongeschikt is voor het eigen werk, wordt die persoon medisch onderzocht door een verzekeringsarts of een bedrijfsarts in dienst van verweerder. De verzekeringsarts of bedrijfsarts adviseert verweerder over de vraag of er nog recht bestaat op een ZW-uitkering.
5.4.
In de bezwaarfase beoordeelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) of de bevindingen van de eerste verzekeringsarts of bedrijfsarts stand kunnen houden. Ook de verzekeringsarts b&b kijkt daarbij naar de datum van de stopzetting van de ZW-uitkering. Deze datum wordt “de datum in geding” genoemd.
6. De vraag waar de rechtbank een oordeel over geeft, is of het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en of het standpunt van verweerder met betrekking tot de geschiktheid voor het eigen werk per de datum in geding, juist is.
7. Eiseres is laatstelijk op 1 juli 2015 gezien door de bedrijfsarts. De bedrijfsarts heeft van dit onderzoek een rapport opgemaakt. In het rapport staat onder meer vermeld dat eiseres al psychische klachten heeft voor haar zwangerschap. Eiseres heeft hier geen medicatie voor en zij is niet naar de huisarts geweest. De bedrijfsarts acht eiseres beperkt ten aanzien van een hoog niveau van stress. Maar omdat eiseres haar werkzaamheden met name fysiek en zorg zijn komt de bedrijfsarts tot de conclusie dat eiseres in staat is per de datum in geding haar eigen werk te verrichten.
8. Naar aanleiding van het bezwaar heeft de verzekeringsarts b&b een rapport uitgebracht. Dit is gebaseerd op dossieronderzoek, het spreekuur op 2 oktober 2015, waar de verzekeringsarts b&b eiseres zowel lichamelijk als psychisch heeft onderzocht en de opgevraagde medische informatie van PsyQ van 28 oktober 2015. De verzekeringsarts b&b heeft in zijn rapport opgenomen dat de geheugen problemen en het vasthouden van aandacht zoals door eiseres is aangegeven door hem niet geobjectiveerd kunnen worden. De behandeling die eiseres heeft is niet intensief zodat er ook geen noodzaak is voor een urenbeperking. Ook de moeheid is door de huisarts onderzocht maar levert geen objectivering op. De informatie wijst op een beperking van psychische aard, aldus de verzekeringsarts b&b. De verzekeringsarts b&b komt ook tot de conclusie dat eiseres in staat is haar eigen werk per de datum in geding te verrichten.
9. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest. Uit het rapport van de verzekeringsarts b&b blijkt dat hij aandacht heeft besteed aan alle klachten van eiseres. Hij heeft geen klachten over het hoofd gezien. Hij heeft ook informatie van de psychiater [psychiater] meegewogen in zijn beoordeling.
10. De rechtbank ziet ook geen aanleiding voor het oordeel dat de uitslag van het medisch onderzoek onjuist is. Eiseres heeft in beroep geen andere medische stukken ingediend op grond waarvan tot een ander oordeel gekomen zou moeten worden. De informatie van psychiater [psychiater] was immers al gezien en meegewogen door de verzekeringsarts b&b.
11. Ook de omstandigheid dat eiseres nu twee uur per week hulp krijgt maakt het onderzoek niet onzorgvuldig. Voorts volgt uit de beschikking van de kantonrechter niet dat wegens de paniekaanvallen van eiseres de arbeidsovereenkomst is ontbonden maar door een verstoorde arbeidsovereenkomst.
12. Uit wat hiervoor is geschreven onder de punten 9, 10 en 11 volgt dat de rechtbank van oordeel is dat eiseres per 8 juli 2015 in staat moet worden geacht haar eigen werk te verrichten. Verweerder heeft daarom terecht besloten de ZW-uitkering van eiseres te beëindigen. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren.
13. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat eiseres zich wel bij verweerder kan melden met toegenomen arbeidsongeschiktheid nu eiseres ter zitting naar voren heeft gebracht last te hebben van bekkeninstabiliteit.
14. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van J.A. de Kievit-Tempels, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 april 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.