ECLI:NL:RBDHA:2016:4369

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 april 2016
Publicatiedatum
22 april 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 8174
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen toekenning loongerelateerde WGA-uitkering en geschiktheid voor arbeid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 april 2016 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende een beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres, die eerder werkzaam was in de bejaardenzorg, heeft een loongerelateerde WGA-uitkering aangevraagd na uitval door medische klachten. Het primaire besluit van 13 april 2015 kende haar een uitkering toe, maar na bezwaar werd dit besluit op 8 oktober 2015 ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat onvoldoende rekening was gehouden met haar medische beperkingen, waaronder bekkeninstabiliteit en refluxklachten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig onderzoek hebben gedaan naar de medische situatie van eiseres. De rechtbank oordeelde dat de vastgestelde functionele mogelijkhedenlijst (FML) correct was en dat de door de arbeidsdeskundige geduide functies geschikt waren voor eiseres. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet volledig arbeidsongeschikt was en dat de toekenning van de WGA-uitkering in de klasse van 35 tot 80% terecht was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en haar verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 22 april 2016.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 15/8174

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 april 2016 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: R.M. Duijn),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)(gemachtigde: A.M. Snijders).

Procesverloop

Bij besluit van 13 april 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres per 5 mei 2015 een loongerelateerde WGA-uitkering (Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten) krachtens de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 80 %.
Bij besluit van 8 oktober 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De gronden zijn later ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2016.
Eiseres is verschenen, vergezeld van haar zuster en bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres, voorheen werkzaam als medewerkster bejaardenzorg in een zorgcentrum voor 20,84 uren per week is op 7 mei 2013 uitgevallen met maag- en rugklachten. Eiseres is gaan werken in een re-integratie functie als administratief assistent voor 18 uren per week. In juli 2014 is eiseres uitgevallen voor dit werk in verband met een neurologische aandoening. Eiseres is gaan werken als gastvrouw voor 15 uren per week, verdeeld over drie dagen. Eiseres heeft op 12 februari 2015 een Wet WIA-aanvraag ingediend, wat heeft geleid tot de onder ‘Procesverloop’ genoemde besluitvorming.
2. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat eiseres op de in geding zijnde datum niet meer geschikt is voor het verrichten van haar eigen arbeid maar wel voor het uitoefenen van andere, voor haar geselecteerde, functies. Op basis van die functies is het verlies aan verdiencapaciteit volgens verweerder 47,24 %, waarmee indeling in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 80 %.
3. Eiseres heeft hiertegen -kort samengevat- aangevoerd dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar medische beperkingen. Er is geen rekening gehouden met de bekkeninstabiliteit. Voorts heeft eiseres refluxklachten. Tevens heeft eiseres artrose aan haar handen en heeft zij meerdere malen een minor stroke gehad. Ter onderbouwing van haar beroep heeft eiseres brieven van de maag-darm en leverarts, een brief van de manuele therapeut en een brief van de huisarts overgelegd. Eiseres heeft ter zitting om een uitkering ingevolge de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) verzocht.
4.1.
Naar aanleiding van haar Wet WIA aanvraag is eiseres uitgenodigd voor het spreekuur bij de verzekeringsarts op 5 maart 2015, waar een psychisch onderzoek heeft plaatsgevonden. De verzekeringsarts heeft voorts dossierstudie verricht en hiermee onder meer kennis genomen van een verslag van een neuropsychologisch onderzoek van 18 december 2014. De verzekeringsarts heeft voorts informatie verkregen van de MDL-arts van 24 augustus 2010. Uit zijn rapport van 5 maart 2015 blijkt dat op basis van zijn onderzoek, de informatie van de behandelaar en het verslag van het neuropsychologisch onderzoek de verzekeringsarts tot de conclusie is gekomen dat er kan worden uitgegaan van een duurzame belastbaarheid, waarbij beperkingen van toepassing zijn ten aanzien van buigen, gebogen werken, zwaar tillen en dragen. Voorts acht de verzekeringsarts eiseres aangewezen op werk zonder hectiek, piekbelasting en continu hoge werkdruk. De verzekeringsarts heeft de beperkingen vastgelegd in een functionele mogelijkhedenlijst (FML).
4.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) heeft vervolgens aan de hand van de door eiseres naar voren gebrachte bezwaren de bevindingen van de verzekeringsarts beoordeeld. De verzekeringsarts b&b heeft eiseres op 28 september 2015 tijdens de hoorzitting psychisch geobserveerd. Tevens heeft deze arts dossierstudie verricht en hiermee kennis genomen van informatie van de MDL-arts en het verslag van het neuropsychologisch onderzoek. Tevens heeft de verzekeringsarts b&b informatie verkregen van de huisarts en de manuele therapeut. Uit zijn rapport van 28 september 2015 blijkt dat de verzekeringsarts b&b het eens is met de bevindingen van de verzekeringsarts. Hij is het eens met de vastgestelde FML.
5. Met betrekking tot de medische beoordeling van het bestreden besluit heeft de rechtbank geen redenen gevonden om te oordelen dat het medisch onderzoek zoals vermeld onder 4.1 en 4.2 onjuist of onzorgvuldig is verlopen of dat de beperkingen van eiseres niet juist zijn vastgelegd in de FML. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts b&b een onjuist beeld had van de lichamelijke en geestelijke gezondheidstoestand van eiseres. Ook is het dagverhaal meegewogen in de conclusie. Uit zijn rapport blijkt dat hij elke klacht van eiseres in samenhang met de bijbehorende informatie van de specialist heeft meegewogen en heeft vertaald naar de FML. Ook de in beroep ingebrachte medische gegevens maken dit niet anders. Deze gegevens zijn immers al gezien en meegewogen door de verzekeringsarts b&b. Voor het aannemen van meer beperkingen ontbreekt de medische onderbouwing. Deze beroepsgrond slaagt niet.
6. Aan de hand van de FML heeft de arbeidsdeskundige voor eiseres de functies productiemedewerker (sbc-code 111180), telefonist, receptionist, typist (sbc-code 315120) en medewerker tuinbouw (sbc-code 111010) geduid. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b) heeft de functies heroverwogen en geschikt bevonden.
7.1.
Uitgaande van de juistheid van de FML moet eiseres in staat worden geacht de werkzaamheden die zijn verbonden aan deze functies te verrichten. Voor zover sprake is van signaleringen in de aan de schatting ten grondslag liggende functies, is toereikend gemotiveerd waarom de geduide functies ondanks de signaleringen toch geschikt zijn voor eiseres.
7.2.
Aangezien eiseres met het vervullen van de geduide functies een zodanig inkomen kan verwerven dat in vergelijking met het maatmanloon het verlies aan verdiencapaciteit 47,29 % bedraagt, heeft verweerder terecht eiseres een Wet WIA uitkering in de klasse 35 tot 80% toegekend.
7.3.
Het vorenstaande houdt tevens in dat er geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid. Dat betekent dat verweerder terecht een uitkering ingevolge de IVA aan eiseres heeft onthouden. Aan de beoordeling van de duurzaamheid komt de rechtbank niet toe.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Omdat het beroep ongegrond is, wijst de rechtbank het verzoek van eiseres om schadevergoeding af.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van J.A. de Kievit-Tempels, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 april 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.