Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 9 september 2014, met 3 producties;
- de conclusie van antwoord, met 6 producties;
- het tussenvonnis van 31 december 2014, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- het proces-verbaal van comparitie van 20 maart 2015;
- de akte van de curator, met 1 productie;
- de antwoordakte van [de gedaagde] .
2.De feiten
- doet verkoopster bij deze afstand van haar vordering tot betaling van de koopsom, welke afstand koper aanvaardt; en
- erkent de koper aan verkoopster bij wijze van geldlening een bedrag schuldig gelijk aan de koopsom […]”
3.Het geschil
4.De beoordeling
Het faillissement is aangevraagd door een werknemer die niet meer is uitbetaald. De onderneming was echter al jarenlang verlieslatend”. De rechtbank is daarom van oordeel dat [de gedaagde] aldus aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem geschetste feiten en omstandigheden de oorzaak van het faillissement zijn. Daarmee heeft [de gedaagde] het wettelijk vermoeden (dat zijn kennelijk onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van het faillissement is) ontzenuwd.
3.552,50(2,5 punten × tarief € 1.421,=)