ECLI:NL:RBDHA:2016:5085
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.J. Bongers-Scheijde
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht aan Duitsland op basis van de Dublinverordening
In deze zaak hebben eisers, een Albanese man en vrouw, samen met hun minderjarige kinderen, asiel aangevraagd in Nederland. De aanvragen zijn niet in behandeling genomen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van hun asielverzoeken op basis van de Dublinverordening. Eisers hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 15 april 2016 zijn eisers verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, en was er een tolk aanwezig voor de Albanese taal.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers eerder in Duitsland een asielaanvraag hebben ingediend en dat Duitsland heeft ingestemd met hun terugname. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris op grond van de Dublinverordening de aanvragen niet in behandeling hoeft te nemen, tenzij er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat de asielprocedure in Duitsland niet voldoet aan de internationale verplichtingen. Eisers hebben aangevoerd dat Duitsland tekortschiet in de medische zorg voor asielzoekers en dat hun kinderen daar geen onderwijs hebben gekregen. De rechtbank oordeelt echter dat eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd om deze claims te onderbouwen.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen van eisers. De beroepen worden ongegrond verklaard en de verzoeken om een voorlopige voorziening worden afgewezen. De rechtbank wijst erop dat tegen deze uitspraak hoger beroep openstaat bij de Raad van State, met een termijn van vier weken na verzending van het afschrift van de uitspraak.