ECLI:NL:RBDHA:2016:5490

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2016
Publicatiedatum
19 mei 2016
Zaaknummer
AMS 16/2896 danwel NL16.266+NL16.265
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.B. Kleiss
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de afwijzing van een verblijfsvergunning asiel op grond van kennelijke ongegrondheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 maart 2016 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse man, eiser, die een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had de aanvraag op 14 februari 2016 afgewezen, waarbij werd gesteld dat de aanvraag kennelijk ongegrond was. Eiser had op 29 januari 2016 met een vals paspoort geprobeerd Nederland binnen te komen en had asiel aangevraagd nadat hem de toegang was geweigerd. De rechtbank heeft de geloofwaardigheid van het asielrelaas beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de staatssecretaris ten onrechte had geoordeeld dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij in Nigeria een gegrond risico op vervolging liep. De rechtbank oordeelde dat het gebruik van het valse paspoort niet kon worden aangemerkt als misleiding in de zin van de Vreemdelingenwet, omdat eiser het paspoort niet had gebruikt om een verblijfsvergunning aan te vragen, maar om door te reizen naar Ierland. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij de proceskosten van eiser zijn vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL16.266 (voorlopige voorziening)
NL16.265 (bodem)
V-nr: [volgnummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van 4 maart 2016 in de zaken tussen
[de man]
geboren op [geboortedatum] 1982, van Nigeriaanse nationaliteit, eiser/verzoeker, hierna te noemen: eiser,
(gemachtigde: mr. D.G. Metselaar)
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

verweerder,
(gemachtigde: mr. J.M. Zidler)

Procesverloop

Bij besluit van 14 februari 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 als kennelijk ongegrond afgewezen op grond van artikel 31 in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000. Verweerder heeft bepaald dat eiser Nederland onmiddellijk dient te verlaten en dat de toegangsweigering van 29 januari 2016 is herleefd. Voorts heeft verweerder tegen eiser een inreisverbod uitgevaardigd voor de duur van twee jaar gerekend vanaf de datum dat eiser Nederland daadwerkelijk heeft verlaten.
Eiser heeft beroep ingesteld op 15 februari 2016. Hij heeft tevens verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist.
De rechtbank heeft het verzoek ter zitting behandeld op 25 februari 2016. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Ook was ter zitting aanwezig mevrouw A.Y.C Sikkens tolk in de Engelse taal.

Overwegingen

1.1
Eiser is op 29 januari 2016 aangehouden te Schiphol, omdat hij met een vals paspoort reisde. Hij wilde blijkens het proces verbaal van bevindingen van de Koninklijke Marechaussee van 29 januari 2016, komende uit [geboorteplaats] met gebruikmaking van een Frans paspoort van een persoon die enige gelijkenis met hem vertoonde, doorreizen naar Ierland. Op diezelfde datum is hem de toegang tot Nederland geweigerd. Eiser heeft op 31 januari 2016 asiel aangevraagd. Gelet hierop is het besluit tot toegangsweigering opgeschort en is hij geplaatst in het Aanmeldcentrum Schiphol.
1.2
Eiser heeft het volgende relaas aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. Eiser is geboren en getogen in de stad [geboorteplaats] . Een aantal malen per jaar bezoeken hij en zijn vader [plaats] , het geboortedorp van zijn vader. In september 2015 werd de vader van betrokkene gebeld door inwoners van het dorp en gevraagd om met zijn zoon naar het dorp te komen. Eenmaal in het dorp is betrokkene in een bijeenkomst van ouderen meegedeeld dat hij de overleden chief priest moest opvolgen. Betrokkene weigerde en er is ruzie geweest. De ouderen zouden nadenken over wat hij had gezegd en zijn later naar zijn huis gekomen om een antwoord van hem te krijgen. Toen hij aangaf dat hij geen chief priest zou worden, is hij mishandeld door mannen met maskers die zich naast het huis verborgen hadden. Hij werd geslagen met stokken. Toen de pijn te erg werd, heeft hij alsnog ingestemd. Van hem werd verwacht dat hij bij de begrafenisceremonie van de overleden chief priest zou zijn en bij zijn eigen kroning op 29 januari 2016. Eenmaal terug in [geboorteplaats] besloot eiser samen met zijn familie om toch geen hoofdpriester te worden omdat eiser christen is. Hij is vóór de geplande kroning tot hoofdpriester op 28 januari 2016 uit Nigeria vertrokken. Thans vreest betrokkene als gevolg van zijn weigering te worden geofferd (gedood), omdat er pas een nieuwe chief priest kan komen als de oude dood is.
2.1
Verweerder heeft de geloofwaardigheid van het asielrelaas beoordeeld en in dat kader de volgende relevante elementen onderscheiden:
a. nationaliteit, identiteit en herkomst;
b. betrokkene werd gedwongen om de functie van chief priest te accepteren en is toen gevlucht.
Verweerder heeft element a geloofwaardig geacht en element b ongeloofwaardig. Daarom bestaat er geen aanleiding voor de conclusie dat hij in Nigeria een gegrond reden heeft om voor vervolging te vrezen in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Evenmin heeft hij aannemelijk gemaakt bij uitzetting een reëel risico te lopen op ernstige schade.
2.2
Eiser voert in beroep aan dat zijn relaas ten onrechte ongeloofwaardig is geacht. Eiser bestrijdt dat hij tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over de datum van de mishandeling. Verweerder moet zijn correcties en aanvullingen volgen: ‘de volgende dag’ moet zijn ‘na twee dagen’ en ‘diezelfde avond’ moet zijn ‘de volgende avond’. Hij bestrijdt voorts dat hij vaag heeft verklaard over het betreffende geloof. Hij heeft wel degelijk meer verklaard over de goden verering. Hij is uit Nigeria gevlucht toen hij daadwerkelijk gedwongen werd om tot chief priest te worden gekroond. Er was geen mogelijkheid meer om daar aan te ontkomen. Hij is op 28 januari 2016 gevlucht. De kroning zou plaatsvinden op 29 januari 2016. Hij moest op 28 januari 2016 ’s avonds in het dorp zijn.
3. Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond in de zin van artikel 32, eerste lid van de Procedurerichtlijn, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
Volgens paragraaf C1/4.4 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000, zoals gewijzigd bij het Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire 2014/36 van 12 december 2014, beoordeelt verweerder de geloofwaardigheid van de relevante elementen. Verder blijkt uit deze paragraaf dat als verweerder een relevant element niet als geloofwaardig beoordeelt, de vreemdeling op basis van dit element geen aanspraak kan maken op de beschermingsgronden zoals genoemd in artikel 29, eerste lid van de Vw 2000. Uit paragraaf C1/4.4.2 van de Vc 2000 blijkt dat de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling plaatsvindt. Hierbij worden alle relevante omstandigheden van het geval betrokken en in onderlinge samenhang gewogen.
4.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden element b van het relaas ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft geen verklaring kunnen geven voor het feit dat juist hij de nieuw chief priest zou moeten worden. Hij is geboren en getogen in [geboorteplaats] en niet in [plaats] , dat op zes uur rijden van [geboorteplaats] ligt. Hij heeft geen nauwe banden met het dorp, is er slechts tien keer geweest. In het dorp weet men dat de vader van eiser betrokken is bij de kerk en het Ogbasu geloof niet aanhangt. Dat de hoofdpriester van een ander dorp de familie van eiser heeft aangewezen na raadpleging van de goden, maakt nog niet duidelijk waarom dat is gebeurd. Dit klemt te meer omdat de functie van chief priest een vertrouwensfunctie voor de dorpelingen is. Eiser heeft voorts tegenstrijdig verklaard over het tijdstip en de plaats van de mishandeling. Van hem mag worden verwacht dat hij daar in eerste lezing duidelijk over verklaard. Correcties en aanvullingen zijn er niet voor om het asielrelaas achteraf kloppend te maken. Hij weet voorts niets te vertellen over het Ogbasu geloof, over wat een chief priest doet, hoe vaak en waarom er offers worden gebracht. Hij kon ook niet vertellen door wie en hoe laat hij op 29 januari 2016 tot chief priest gekroond zou worden. Van hem mocht verwacht worden dat hij daar meer over zou kunnen vertellen omdat hij stelt door de aanwijzing tot chief priest in ernstige moeilijkheden te zijn geraakt. Voorts heeft eiser niet duidelijk kunnen maken dat hij enerzijds bang is voor voodoo en anderzijds zich aan de voodoo heeft kunnen onttrekken vanaf 11 oktober 2015 tot 28 januari 2016, terwijl hij ook niet naar de begrafenisceremonie van de vorige chief priest is gegaan.
4.2
De rechtbank komt tot de conclusie dat eiser op basis van element b geen aanspraak kan maken op de beschermingsgronden van artikel 29, eerste lid van de Vw 2000 en dat eiser evenmin alleen op grond van element a op deze beschermingsgronden aanspraak kan maken. Verweerder is op goede gronden tot de conclusie gekomen dat de aanvraag als ongegrond moet worden afgewezen.
4.3
Eiser heeft voorts aangevoerd dat de aanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond is afgewezen. Eiser heeft verweerder niet misleid over zijn identiteit en nationaliteit. Dat hij met een vals paspoort heeft gereisd mag hem in de asielprocedure niet worden tegengeworpen. Hij heeft bij de asielaanvraag zijn echte identiteit en nationaliteit opgegeven. Het inreisverbod is zonder nadere motivering ingekort van vijf jaar naar twee jaar. Daaruit kan worden afgeleid dat hem niet langer wordt tegengeworpen dat hij opzettelijk valse reis- of identiteitspapieren heeft overgelegd.
4.4
Ingevolge artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 worden afgewezen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 32, tweede lid, van de Procedurerichtlijn, indien de vreemdeling Onze Minister heeft misleid door omtrent zijn identiteit of nationaliteit valse informatie of documenten te verstrekken of door relevante informatie of documenten die een negatieve invloed op de beslissing hadden kunnen hebben, achter te houden.
Volgens paragraaf C2/7.3 van de Vc wordt onder misleiden verstaan dat de vreemdeling in een gunstiger positie probeert te komen door bewust informatie te verstrekken die aantoonbaar onjuist is of informatie achter te houden. Hij probeert als het ware de autoriteiten op het verkeerde been te zetten, teneinde in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning.
4.5
Met eiser is de rechtbank van oordeel dat in dit geval het gebruik van het valse paspoort niet kan worden aangemerkt als misleiding omtrent de identiteit en nationaliteit in de hiervoor bedoelde zin. Eiser heeft het valse document niet getoond om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning. Hij heeft het getoond om te kunnen doorreizen naar Ierland. Eiser heeft bij zijn asielaanvraag het valse paspoort niet getoond en zijn ware identiteit en nationaliteit opgegeven. Van misleiden als bedoeld in artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 en paragraaf C2/7.3 van de Vc is dan ook geen sprake. Dat betekent dat verweerder de aanvraag ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard.
4.6
Gezien het voorgaande is het beroep gegrond en dient het bestreden besluit te worden vernietigd.
5. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten. De verkorting van de vertrektermijn is gebaseerd op de kennelijke ongegrondverklaring van de aanvraag. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen.
6. Gegeven de beslissing in de hoofdzaak is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 992,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt va € 496,- en een wegingsfactor 1)
.

Beslissing

De rechtbank,
in de zaak geregistreerd onder nummer NL16.265:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 992,-.
De voorzieningenrechter,
in de zaak geregistreerd onder nummer NL16.266:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.B. Kleiss, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.E. Toonen griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2016.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden op:
Conc.: RT
Coll.: EK
D: C
VK

RECHTSMIDDEL

Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt vier weken na verzending van een afschrift van deze uitspraak. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.