ECLI:NL:RBDHA:2016:5490
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.B. Kleiss
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de afwijzing van een verblijfsvergunning asiel op grond van kennelijke ongegrondheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 maart 2016 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse man, eiser, die een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had de aanvraag op 14 februari 2016 afgewezen, waarbij werd gesteld dat de aanvraag kennelijk ongegrond was. Eiser had op 29 januari 2016 met een vals paspoort geprobeerd Nederland binnen te komen en had asiel aangevraagd nadat hem de toegang was geweigerd. De rechtbank heeft de geloofwaardigheid van het asielrelaas beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de staatssecretaris ten onrechte had geoordeeld dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij in Nigeria een gegrond risico op vervolging liep. De rechtbank oordeelde dat het gebruik van het valse paspoort niet kon worden aangemerkt als misleiding in de zin van de Vreemdelingenwet, omdat eiser het paspoort niet had gebruikt om een verblijfsvergunning aan te vragen, maar om door te reizen naar Ierland. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij de proceskosten van eiser zijn vergoed.