Uitspraak
Alimentatie
Beschikking op het op 16 oktober 2015 ingekomen verzoek van:
[de man] ,
[de vrouw] ,
Procedure
- het verzoekschrift van 16 oktober 2015, met de producties 1 t/m 28 van de man;
- het verweerschrift met (voorwaardelijke) zelfstandige verzoeken van 17 december 2015, met de producties 1 t/m 11 van de vrouw;
- het verweer tegen de (voorwaardelijke) zelfstandige verzoeken van 4 januari 2016;
- de brief van 9 februari 2016 met aanvullend verzoek en met de producties 30 t/m 32 van de man;
- de brief van 19 februari 2016 met de producties 12 t/m 23 van de vrouw;
- de faxbrief van 1 maart 2016 met de producties 33 t/m 35 van de man;
- de faxbrief van 1 maart 2016 met de producties 24 t/m 29 van de vrouw.
- de faxbrief van 9 maart 2016 met de (hernummerde) producties 36 en 37 van de man;
- de faxbrief van 15 maart 2016 met de (hernummerde) producties 38 en 39 van de man;
- de brief van 22 maart 2016 met reactie van de zijde van de vrouw.
Verzoeken en verweren
Feiten
- De twee minderjarigen verblijven bij de vrouw.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 28 januari 2015 is de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie met ingang van 1 april 2013 vastgesteld op € 500,-- per maand per kind, dat is in totaal dus € 1.000,-. De man heeft in die eerste procedure geen verweer gevoerd en heeft (ook) geen hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 28 januari 2015. De door de man ingevolge deze beschikking en de toepasselijke wettelijke indexeringen aan de vrouw te betalen maandelijkse kinderalimentatie voor de twee kinderen bedroeg in 2014 € 1.009,--, in 2015 € 1.017,07 en in 2016 € 1.030,29.
- In augustus 2015 heeft de vrouw op grond van de beschikking van 28 januari 2015 door het LBIO loonbeslag doen leggen onder de nieuwe werkgever van de man ter incasso van een alimentatieachterstand van volgens haar per eind april 2015 € 23.100,--.
- Pas na dat loonbeslag door het LBIO in augustus 2015 en na een schikkingspoging heeft de man in oktober 2015 deze tweede procedure doen starten, die strekt tot wijziging / verlaging van de bij voornoemde beschikking van 28 januari 2015 in de eerste procedure met ingang van 1 april 2013 vastgestelde kinderalimentatie.
Beoordeling kinderalimentatie algemeen
- per januari 2014 fiscale wijzigingen bij de vrouw;
- per oktober 2014 inkomensdaling bij de man door ontslag om bedrijfseconomische redenen bij zijn toenmalige werkgever met nadien een WW-uitkering;
- eind oktober 2014 een ontslagvergoeding aan de man door zijn vroegere werkgever;
- per januari 2015 fiscale wijzigingen bij de vrouw;
- per februari 2015 inkomensstijging bij de man door indiensttreding bij zijn nieuwe werkgever;
- per januari 2016 inkomensdaling bij de vrouw door parttime dienstverband (55% in plaats van 88%) in verband met de zorg voor de kinderen;
- in de jaren 2013 t/m 2016 wisselende hoge kosten van kinderopvang voor de vrouw.
€ 300,- per maand vanaf maart 2015 moeten worden aangemerkt als “niet vermijdbare lasten” zoals bedoeld in paragraaf 7.2 van de richtlijn. De man heeft immers geen bewijsstuk geproduceerd waaruit volgt dat en waarom hij rechtens verplicht zou zijn vanaf maart 2015 € 300,- per maand op de gezamenlijke restschuld aan SNS Bank af te lossen. Productie 23 van de man betreft de rentevrije betalingsregeling van € 300,- per maand die de afdeling Bijzonder Beheer van SNS Bank in februari 2015 met de vrouw heeft getroffen, ingevolge welke de vrouw sinds januari 2015 ook daadwerkelijk € 300,- per maand aan SNS Bank afbetaalt. Een bewijsstuk van een betalingsregeling van SNS Bank met de man ontbreekt echter bij de producties van de man. Daar komt bij dat de man aan Flanderijn 4 x € 300,- heeft betaald met alle extra daarop door Flanderijn ingehouden incassokosten van dien. De man heeft niet gesteld dat hij kennelijk net zoals de vrouw concreet heeft getracht rechtstreeks met de afdeling Bijzonder Beheer van SNS Bank een voor hem redelijkerwijs betaalbare rentevrije en kostenvrije afbetalingsregeling te treffen met SNS Bank. De man heeft daarom naar het oordeel van de rechtbank in dit geval onvoldoende concreet gesteld en aangetoond dat er sprake zou zijn van “niet vermijdbare lasten” van € 300,- per maand vanaf maart 2015 aan zijn zijde waar bij zijn draagkracht rekening mee moet worden gehouden.
€ 40.800,82 netto ontvangen op 24 oktober 2014. De man heeft vervolgens op 28 oktober 2014 € 5.900,-- betaald aan een autohandelaar voor zijn aankoop van een tweedehands Peugeot 207 (bouwjaar 2009 met kilometerstand 99.836) met inruil van zijn oude Peugeot 206 (bouwjaar 2000 met kilometerstand 189.000). Daarna heeft deurwaarderskantoor Flanderijn in opdracht van SNS Bank op 10 november 2014 executoriaal beslag gelegd onder ING Bank ten laste van de man. Dat beslag heeft doel getroffen voor een bedrag van
Herbeoordeling kinderalimentatie in 2013
€ 7.488,-- aan fiscale heffingskortingen heeft genoten, waarvan ook € 1.629,-- aan ouderschapsverlofkorting en € 2,-- aan levensloopkorting. De rechtbank zal derhalve rekening houden met in totaal € 7.488,-- aan heffingskortingen voor de vrouw in 2013.
Herbeoordeling kinderalimentatie in 2014
€ 40.800,82 netto. Wel zal de rechtbank rekening houden met het bruto jaarinkomen van de man in 2014 bij diezelfde toenmalige werkgever van € 39.413,-- zoals dat blijkt uit de jaaropgaaf 2014 (productie 7 van de man) en met de door de man volgens zijn productie 8 in 2014 van het UWV ontvangen WW-uitkeringen van afgerond € 5.811,-- bruto in totaal. Dat brengt het voor de bepaling van kinderalimentatie relevante bruto jaarinkomen van de man in 2014 op € 45.224,-- in totaal. Daar hoort volgens de aangehechte NBI berekening een netto besteedbaar inkomen van de man in 2014 bij van € 2.587,-- per maand.
Herbeoordeling kinderalimentatie in 2015
Herbeoordeling kinderalimentatie in 2016
€ 43.132,--, inclusief ploegentoeslag, vakantietoeslag en 13de maand. Dat bedrag van omgerekend € 43.132,-- is ook vermeld op de door de man als zijn productie 32 overgelegde salarisstrook van januari 2016. Op grond daarvan schat de rechtbank volgens de aangehechte NBI berekening het netto besteedbaar inkomen van de man in 2016 op
€ 2.528,-- per maand.
Beoordeling resterende geschilpunten
- € 1.900,-- in totaal betaald per bank met de omschrijving “kinderalimentatie” (4 x
- € 1.200,-- in totaal betaald per bank met de omschrijving “kinderalimentatie” (3 x
- € 1.050,-- in totaal betaald per bank met de omschrijving “kinderopvang” (21 x € 50,--) in de periode van april 2013 tot augustus 2015 en voorts in november 2015, zoals blijkt uit productie 30 van de man;
- € 850,-- in totaal betaald per bank met de omschrijvingen “boodschappen” (3 x € 200,-) en “boodschappen plus verjaardag [de minderjarige 2] ” (1 x € 250,-) in de periode van april t/m september 2013, zoals blijkt uit productie 30 van de man;
- € 2.520,-- in totaal betaald per bank met de omschrijving “huishoudkosten” (7 x € 360,-) in de periode van april t/m oktober 2013.