ECLI:NL:RBDHA:2016:5826
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening en schuldsaneringsregeling in faillissementszaak
Op 10 mei 2016 heeft verzoekster een verzoek ingediend voor een voorlopige voorziening op basis van artikel 287b van de Faillissementswet, met als doel te voorkomen dat R.K. Woningstichting De Goede Woning haar woning zou ontruimen. De ontruiming was oorspronkelijk gepland voor 12 mei 2016. De rechtbank heeft bij tussenvonnis op 10 mei 2016 de ontruiming verboden totdat er een eindbeslissing op het verzoek om voorlopige voorziening zou zijn genomen. Tijdens de zitting op 17 mei 2016 zijn zowel verzoekster als verweerster gehoord, waarbij verweerster werd vertegenwoordigd door mevrouw S. Hoet.
De rechtbank heeft in haar overwegingen het doel van het moratorium, zoals bedoeld in artikel 287b Fw., uiteengezet. Dit moratorium is bedoeld om de schuldenaar een adempauze te geven om een minnelijk traject te kunnen doorlopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat de stabilisatiefase, die voorafgaat aan het minnelijk traject, is afgerond. De rapportage van de schuldbemiddelaar gaf aan dat de aanvraag in februari 2016 in behandeling was genomen, maar dat er nog geen stabiliteit was bereikt. De rechtbank concludeert dat verzoekster niet-ontvankelijk is in haar verzoek om een moratorium.
Daarnaast heeft de rechtbank ook het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beoordeeld. Op basis van artikel 285 lid 1 sub f Fw. dient in het verzoek een verklaring te worden opgenomen dat er geen reële mogelijkheden zijn voor een buitengerechtelijke schuldregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat het buitengerechtelijke schuldregelingstraject niet was afgerond en heeft verzoekster ook in dit verzoek niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft uiteindelijk beide verzoeken afgewezen.