Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 15 juni 2015, tevens inhoudende incidentele vorderingen ex artikel 843a Rv en 223 Rv, met producties 1 t/m 22;
- de conclusie van antwoord in het incident tevens houdende conclusie van eis in het incident van WensHolt, met producties 1 t/m 34;
- de conclusie van antwoord in het incident in (voorwaardelijke) reconventie van Panteia, met producties 23 t/m 31;
- de akte uitlaten producties in het incident in reconventie (tevens overlegging productie) van WensHolt, met productie 35,
- de rolbeslissing van 28 september 2015, waarin een comparitie van partijen is bepaald;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende conclusie van eis in reconventie van WensHolt, met producties 36 en 37;
- de conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie tevens akte vermeerdering van eis van Panteia, met producties 32 tot en met 44;
- de aanvullende productie 45 van Panteia;
- de brief van 4 februari 2016 van WensHolt, met producties 38 t/m 42;
- het proces-verbaal van comparitie van 11 februari 2016, voortgezet op 25 februari 2016.
2.De feiten
Uitgangspunten en filosofie outsourcing facilitaire werkzaamheden
allewerkmaatschappijen worden verricht. De kosten die samenhangen met deze werkzaamheden worden aan Panteia in rekening gebracht.
allevoorgenomen opdrachten WensHolt in de gelegenheid te stellen hiervoor offerte te doen. WensHolt wordt vanuit Panteia behandeld als een preferred supplier. Panteia en haar werkmaatschappijen dienen ervoor te zorgen dat er sprake is van een uitvraag op basis van identieke specificaties en dat WensHolt zakelijk gesproken een gelijkwaardige kans krijgt ten opzichte van overige leveranciers.
- Indien de continuïteit van Panteia structureel en fundamenteel over meerdere jaren bekeken in negatieve zin zich ontwikkelt, zal het contract opengebroken worden en zal in alle redelijkheid naar oplossingen gezocht worden.
- (….)
- De Panteia-bezetting is tov 2008 van gemiddeld 251 fte’s, gedaald naar gemiddeld 187 fte’s voor 2012, een afname van 25%;
- In de periode 2008 t/m 2010 heeft Panteia (cumulatief) een resultaat behaald van rond de break-even en voor 2011 verwachten wij een aanzienlijk verlies.
3.Het geschil in de hoofdzaak
in conventie
onvoorwaardelijk
- Panteia te veroordelen tot betaling van € 223.215,50 als vergoeding voor de werkzaamheden van de facilitair manager;
- het Raamcontract gedeeltelijk te ontbinden, namelijk voor het tweede onderdeel, en Panteia te veroordelen tot schadevergoeding doordat dit onderdeel uit het Raamcontract niet wordt nagekomen, met veroordeling van Panteia tot het betalen van een voorschot op schadevergoeding van € 100.000,-- althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
- het Raamcontract gedeeltelijk te ontbinden, namelijk voor het derde onderdeel, en Panteia te veroordelen tot schadevergoeding doordat dit onderdeel uit het raamcontract niet wordt nagekomen, met veroordeling van Panteia tot het betalen van een voorschot op schadevergoeding van € 100.000,-- althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
- Panteia te veroordelen tot terugbetaling van alle door WensHolt betaalde opslagen over pensioenpremies ten aanzien van de medewerkers van de afdeling facilitaire zaken vanaf 1 januari 2008 tot en met 31 december 2012, vermeerderd met de wettelijke (handels)rente over de betaalde bedragen, telkens vanaf de dag van betaling althans vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag van algehele terugbetaling;
- Panteia te veroordelen in de proceskosten;
- te bepalen dat WensHolt gerechtigd is tot het verlagen van haar wederzijdse prestaties op grond van het Raamcontract 2007 evenredig aan de verlaging van de door Panteia te betalen vergoeding;
- voor recht te verklaren dat Panteia gehouden is tot het vergoeden van de integrale loonkosten van het personeel dat volgens het Raamcontract wel ingezet wordt, maar vanwege de door Panteia gevorderde aanpassing van het contract niet langer wordt ingezet;
- voor recht te verklaren dat Panteia gehouden is tot het vergoeden van de kosten die verband houden met het afvloeien van personeel waaronder de kosten van de in te schakelen advocaat en de te betalen transitievergoeding en een fee over de kosten van 15% en te bepalen dat een wijziging van het contract niet eerder ingaat dan na vergoeding van deze bedragen;
- te bepalen dat WensHolt gerechtigd is tot een evenredige verlaging van de huurprijs, dan wel gerechtigd is tot een wijziging van de huurvoorwaarden die de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren.
4.Het geschil in de incidenten ex artikel 223 Rv en 843a Rv
in conventie
- te bepalen dat WensHolt, eveneens voor de duur van het geding, gerechtigd is haar prestaties op grond van het raamcontract 2007 terug te brengen evenredig aan de verlaging van de vergoeding naar eigen inzicht dan wel op de wijze die de rechtbank passend acht alsmede te bepalen dat WensHolt gerechtigd is tot een evenredige verlaging van de huurprijs dan wel gerechtigd is tot een wijziging van de huurvoorwaarden die de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
- te bepalen dat de kosten die WensHolt maakt in verband met de afvloeiing van haar werknemers, waaronder alle vergoedingen die aan deze werknemers uitbetaald dienen te worden en alle advocaatkosten en proceskosten alsmede een fee over deze kosten van 15% voor rekening zijn van Panteia en te bepalen dat een verlaging van de vergoeding pas kan ingaan nadat zij deze kosten aan WensHolt heeft voldaan;
5.De beoordeling
in de hoofdzaak in conventie
afnamegarantieverplichting” als verwoord onder de uitgangspunten van het Raamcontract (zie 2.9 hiervoor). WensHolt leest daarin dat gedurende de gehele looptijd van vijftien jaar een afnamegarantieverplichting voor Panteia bestaat van tenminste de omvang als bij aanvang van het Raamcontract. Panteia heeft die lezing betwist en daartoe aangevoerd dat de afnamegarantie slechts geldt voor de eerste vijf jaar van het Raamcontract.
Bemensing en prijs formatieplan facilitaire zaken”: daar is expliciet opgenomen dat uitgegaan wordt van een bezetting die “
gelet op de werkzaamheden en de omvang van het pand minimaal nodig is voor Panteia. Het is daarmee een bezetting die Panteia onder andere omstandigheden ook zelf aangenomen zou kunnen hebben”. Daarmee is het vertrekpunt van de (nadere) invulling van het Raamcontract gegeven: het gaat om de behoefte van Panteia. Afhankelijk van de omstandigheden kan die groter of kleiner zijn dan het bij aanvang afgesproken minimumniveau.
1.152,=(3 punten × tarief € 384,=)