ECLI:NL:RBDHA:2016:5930

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juni 2016
Publicatiedatum
31 mei 2016
Zaaknummer
C/09/490938 / HA ZA 15-719
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • H.W. Vogels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg overeenkomst ter zake van afnamegarantieverplichting en inzage stukken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juni 2016 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Panteia B.V. en WensHolt B.V. De zaak betreft een geschil over de uitleg van een samenwerkingsovereenkomst, specifiek de afnamegarantieverplichting van Panteia aan WensHolt. Panteia vorderde dat de rechtbank zou verklaren dat de continuïteit van haar onderneming zich structureel en fundamenteel in negatieve zin had ontwikkeld, waardoor het Raamcontract opengebroken moest worden. De rechtbank oordeelde dat de continuïteit van Panteia inderdaad negatief was beïnvloed, onder andere door een daling van het aantal medewerkers en een vermindering van het kantooroppervlak. De rechtbank heeft de vordering van Panteia toegewezen en WensHolt veroordeeld in de proceskosten. Daarnaast heeft de rechtbank WensHolt gelast om Panteia inzage te geven in de werkelijke integrale loonkosten en premiepercentages van de medewerkers voor de jaren 2013 en 2014, op straffe van een dwangsom. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken in contracten en de mogelijkheid om contracten aan te passen bij veranderende omstandigheden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/490938 / HA ZA 15-719
Vonnis van 1 juni 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PANTEIA B.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
eiseres in de hoofdzaak in conventie,
verweerster in de hoofdzaak in (voorwaardelijke) reconventie,
eiseres in het incident in conventie,
verweerster in het incident in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. R.J.H. Kampschreur te Leiden,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WENSHOLT B.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
gedaagde in de hoofdzaak in conventie,
eiseres in de hoofdzaak in (voorwaardelijke) reconventie,
verweerster in het incident in conventie,
eiseres in het incident in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. Z.B. Gyömörei te Den Haag.
Partijen zullen hierna Panteia en WensHolt genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 15 juni 2015, tevens inhoudende incidentele vorderingen ex artikel 843a Rv en 223 Rv, met producties 1 t/m 22;
  • de conclusie van antwoord in het incident tevens houdende conclusie van eis in het incident van WensHolt, met producties 1 t/m 34;
  • de conclusie van antwoord in het incident in (voorwaardelijke) reconventie van Panteia, met producties 23 t/m 31;
  • de akte uitlaten producties in het incident in reconventie (tevens overlegging productie) van WensHolt, met productie 35,
  • de rolbeslissing van 28 september 2015, waarin een comparitie van partijen is bepaald;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende conclusie van eis in reconventie van WensHolt, met producties 36 en 37;
  • de conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie tevens akte vermeerdering van eis van Panteia, met producties 32 tot en met 44;
  • de aanvullende productie 45 van Panteia;
  • de brief van 4 februari 2016 van WensHolt, met producties 38 t/m 42;
  • het proces-verbaal van comparitie van 11 februari 2016, voortgezet op 25 februari 2016.
1.2.
Het proces-verbaal van comparitie is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over het proces-verbaal voor zover het feitelijke onjuistheden betreft. Partijen hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt bij brieven van 1 april 2016 van WensHolt en van 4 april 2016 van Panteia. Die brieven maken onderdeel uit van het procesdossier.
1.3.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Panteia drijft een allround beleids- een onderzoeksbureau. Haar rechtsvoorganger is het Economisch Instituut voor de Middenstand (EIM).
2.2.
WensHolt is op 17 januari 2005 opgericht en maakt deel uit van een groep vennootschappen die grafische activiteiten ontplooit. Volgens het uittreksel uit het handelsregister bestaan de activiteiten van WensHolt uit het oprichten en verwerven van, het deelnemen in, het samenwerken met, het voeren van de directie over, alsmede het (doen) financieren van andere ondernemingen in welke rechtsvorm dan ook en het verstrekken en aangaan van geldleningen en het stellen van zekerheden.
2.3.
Panteia liet haar facilitaire zaken (kantine, receptie, facilitaire diensten) uitvoeren door een dochtervennootschap genaamd EIM@YourService B.V. (hierna: YourService). YourService had in totaal 28 medewerkers in dienst.
2.4.
Op 7 februari 2005 heeft (de rechtsvoorganger van) Panteia de aandelen in YourService aan WensHolt verkocht voor € 140.000,--. Van de koopprijs is € 65.000,-- omgezet in een geldlening die uiterlijk op 31 december 2012 afgelost moest zijn.
2.5.
YourService is na de aandelenovername door WensHolt facilitaire diensten blijven verlenen aan Panteia. Panteia en WensHolt hebben daartoe een overeenkomst gesloten.
2.6.
Panteia had (per 2007) 255 fte medewerkers in dienst.
2.7.
Panteia en diverse aan haar gelieerde werkmaatschappijen hebben zich met ingang van 1 januari 2008 gevestigd in een kantoorpand aan het adres Bredewater 26 te Zoetermeer. Ook WensHolt en aan haar gelieerde werkmaatschappijen hebben zich in dat kantoorpand gevestigd per 1 januari 2008.
2.8.
Omdat Panteia op het nieuwe vestigingsadres ook gebruik wilde maken van de facilitaire diensten van WensHolt, zijn partijen in onderhandeling getreden over een nieuwe overeenkomst. In de e-mail van 9 mei 2007 van WensHolt aan Panteia is onder meer het volgende vermeld:
“(….)
4) Nieuw contract
(….)
Na iedere vijf jaar zal er een grondige evaluatie plaatsvinden op basis van een format wat partijen zijn overeengekomen. Bedoeling hiervan is om gewijzigde omstandigheden en nieuwe inzichten een plek te geven binnen het raamcontract. De 5 jaarlijkse evaluatie moet binnen het contract wel tot mogelijke aanpassingen kunnen leiden. (…)”
2.9.
Op 24 juli 2007 is tussen Panteia en WensHolt een raamcontract (verder: het Raamcontract) gesloten voor de duur van 15 jaar op basis waarvan WensHolt zich verbonden heeft tegen vergoeding onder meer diensten als a) facilitaire activiteiten, b) receptie en c) kantine aan Panteia te verlenen. In het Raamcontract is – voor zover van belang – het volgende vermeld:
“(…)
Uitgangspunten en filosofie outsourcing facilitaire werkzaamheden
Een groot aantal facilitaire zaken die losstaan van de hoofdactiviteiten van Panteia wordt aan de hand van een raamcontract uitbesteed aan de WensHolt Groep. Via SLA’s (Service Level Agreements) zal er een kwaliteitsniveau worden afgesproken met een marktconforme prijs-kwaliteitsverhouding. Uitgangspunt is dat Panteia een goede prijs-kwaliteitsverhouding krijgt en dat WensHolt gelegenheid krijgt om winst te maken.
Verdeling van de te verrichten werkzaamheden
We kunnen die facilitaire werkzaamheden verdelen in de volgende categorieën:
1) Facilitaire zaken t.b.v. alle werkmaatschappijen
- contractenbeheer (….)
- beheer gebouw
- klein onderhoud
- schoonmaak pand
- beveiliging pand en toegangscontrole
- mobiele telefonie
- interne verhuizingen
- post en koeriersdiensten
- receptie
- kantine
- service gerichte activiteiten m.b.t. decentraal printen en kopiëren
- overige facilitaire werkzaamheden
In principe betreft dit primair werkzaamheden die ten behoeve van
allewerkmaatschappijen worden verricht. De kosten die samenhangen met deze werkzaamheden worden aan Panteia in rekening gebracht.
(…..)
2) Facilitaire zaken t.b.v. één werkmaatschappij
- tekstverwerking en correctiewerkzaamheden t.b.v. EIM B.V. (…)
- ter beschikking stellen van het ICT-Inkoopkanaal voor de aankoop van hard- en software aan de stafafdeling ICT van Panteia.
- afspraken met betrekking tot het decentraal printen en kopiëren t.b.v. Panteia (…)
3) Facilitaire zaken die in concurrentie worden aanbesteed
(….)
Met betrekking tot de activiteiten die in concurrentie kunnen worden verkregen is geen sprake van gedwongen winkelnering. Wel is er de verplichting om
allevoorgenomen opdrachten WensHolt in de gelegenheid te stellen hiervoor offerte te doen. WensHolt wordt vanuit Panteia behandeld als een preferred supplier. Panteia en haar werkmaatschappijen dienen ervoor te zorgen dat er sprake is van een uitvraag op basis van identieke specificaties en dat WensHolt zakelijk gesproken een gelijkwaardige kans krijgt ten opzichte van overige leveranciers.
(…..)
Facilitaire zaken t.b.v. alle werkmaatschappijen
Uitgangspunten
- De looptijd van het raamcontract is 15 jaar, voorzien van een afnamegarantieverplichting vanuit Panteia. Er zal worden gewerkt vanuit een vastgesteld aantal uren/dagen per te verrichten taak, tegen het genoemde tarief, dat mede tot stand gekomen is vanuit een minimaal benodigde formatie voor de uitvoering van de benoemde werkzaamheden op één locatie. Het minimumniveau voor deze werkzaamheden is op termijn uit te breiden. Binnen de eerste vijf jaar van het contract zal Panteia het overeengekomen minimumniveau van WensHolt dienen af te nemen.
(…..)
- Iedere 5 jaar zal er een diepgaande evaluatie (waarvan een format door partijen nog bepaald moet worden) plaatsvinden op basis waarvan partijen gewijzigde inzichten en omstandigheden opnieuw aan de orde kunnen stellen die van directe invloed kunnen zijn op omvang, aard, prijs van de benoemde werkzaamheden. Partijen hebben afgesproken bovengenoemd format uiterlijk 1 november 2007 gereed te hebben.
(….)
- Als verrekeningsmodel wordt de formule van integrale loonkosten plus 15% fee.
(…)
  • Indien de continuïteit van Panteia structureel en fundamenteel over meerdere jaren bekeken in negatieve zin zich ontwikkelt, zal het contract opengebroken worden en zal in alle redelijkheid naar oplossingen gezocht worden.
  • (….)
Bemensing en prijs formatieplan facilitaire zaken
In de opzet van het formatieplan gaan we uit van een bezetting die gelet op de werkzaamheden en de omvang van het pand minimaal nodig is voor Panteia. Het is daarmee een bezetting die Panteia onder andere omstandigheden zelf ook aangenomen zou kunnen hebben.
Het formatieplan bestaat uit de volgende drie compartimenten:
1) Facilitaire activiteiten (….)
2) Receptie (…)
Aanvullende informatie:
- Uitgangspunt voor de benodigde capaciteit zijn de volgende openingstijden: van 9:00 tot 18:00 uur, waarbij van 09:30 tot 16:30 sprake zal zijn van een dubbele bezetting. Dit houdt in dat per dag een vast aantal van 17 uur tijd qua bemensing door WensHolt aan Panteia geleverd zal worden.
- (….)
- Het tarief wordt jaarlijks met ingang van 1-1-2009 aangepast aan de hand van de begrote integrale loonkosten plus fee.
3) Kantine
(…..)
De totale kosten voor de drie compartimenten komen per jaar uit op circa € 495.000,- exclusief BTW. (…)”
2.10.
Op 4 december 2008 hebben Panteia en WensHolt een onderhuurovereenkomst gesloten, waarbij Panteia 510 m² bedrijfsruimte in het kantoorpand aan Bredewater 126 te Zoetermeer aan WensHolt heeft onderverhuurd voor de duur van vijftien jaar, ingaande op 1 december 2007 tot en met 30 november 2022. De huurprijs bedraagt € 68.815,-- per jaar. In deze huurovereenkomst is – voor zover van belang – het volgende bepaald:
“(…)
3.5
In afwijking van hetgeen in artikel 3.1, 3.2 en 3.3 is vermeld, kan de huurovereenkomst door huurder tussentijds worden opgezegd indien de huurovereenkomst tussen Panteia en haar verhuurder op een eerder moment eindigt. (….)”
2.11.
Op 22 november 2011 heeft Panteia aan WensHolt per e-mail laten weten dat er behoefte is over het Raamcontract te praten. Die e-mail luidt, voor zover van belang:
“(…) In dat raamcontract hebben we de volgende clausule opgenomen: Indien de continuïteit van Panteia structureel en fundamenteel over meerdere jaren bekeken in negatieve zin ontwikkelt, zal het contract worden opengebroken en in alle redelijkheid naar oplossingen gezocht worden.
Wij zijn van mening dat de hierboven geschetste criteria voor Panteia inmiddels van toepassing zijn:
  • De Panteia-bezetting is tov 2008 van gemiddeld 251 fte’s, gedaald naar gemiddeld 187 fte’s voor 2012, een afname van 25%;
  • In de periode 2008 t/m 2010 heeft Panteia (cumulatief) een resultaat behaald van rond de break-even en voor 2011 verwachten wij een aanzienlijk verlies.
Daarnaast willen we ook de volgende onderwerpen bespreken:
 Aflossing achtergestelde lening (de overeenkomst loop eind 2012 van rechtswege af);
(…)”
2.12.
Sinds 27 november 2011 staat Panteia onder toezicht van de afdeling bijzonder beheer van de Rabobank.
2.13.
Tussen 2011 en 2015 heeft Panteia drie omvangrijke reorganisaties (met sociaal plan) uitgevoerd. Eind 2014 heeft een financiële herstructurering plaatsgevonden.
2.14.
WensHolt is in 2012 tegen Panteia een procedure gestart voor deze rechtbank over een door WensHolt gestelde IT-provisieregeling. De rechtbank heeft bij vonnis van 19 februari 2014 geoordeeld dat het bewijs voor het bestaan van de provisieregeling niet is geleverd. Wel heeft de rechtbank Panteia bij dat vonnis veroordeeld tot het stellen van een bankgarantie op grond van het Raamcontract.
2.15.
Tussen partijen is ook een procedure bij deze rechtbank (team kanton) gevoerd over een achterstand in de betaling van de huurpenningen door WensHolt aan Panteia. Deze procedure heeft geleid tot een schikking op 19 augustus 2014.
2.16.
Bij vonnis van 19 november 2014 van deze rechtbank is WensHolt veroordeeld tot betaling aan Panteia van € 65.000,-- ter aflossing van de onder 2.4 genoemde geldlening, vermeerderd met rente en kosten.
2.17.
Op 23 december 2014 heeft de advocaat van Panteia per e-mail een eerste concept voor een vaststellingsovereenkomst tussen Panteia en WensHolt en aan beide partijen gezonden. In dat concept wordt overwogen dat partijen nieuwe afspraken wensen vast te leggen vanwege de diepgaande evaluatie die op grond van het Raamcontract telkens na verloop van 5 jaar plaats dient te vinden. Ook wordt daarin overwogen dat partijen hebben vastgesteld dat de situatie zich voordoet dat de continuïteit van Panteia structureel en fundamenteel over meerdere jaren bekeken in negatieve zin ontwikkelt, zodat het contract zal worden opengebroken en in alle redelijkheid naar oplossingen gezocht. Kern van het concept is dat de maandelijkse kosten onder het Raamcontract van € 41.371,33 exclusief BTW worden verlaagd naar € 37.750,= vanaf 1 januari 2015 en naar € 33.333,33 vanaf 1 januari 2016, waarbij de receptie nog maar bemand zal worden door één persoon en de kantine met 1 fte minder toe kan.
2.18.
Met een e-mail van 24 december 2014 heeft Panteia aan WensHolt onder meer het volgende bericht:
“(…) Zoals afgesproken ontvangen jullie bijgaand de jaarrekeningen van Panteia BV voor de jaren 2011, 2012 en 2013.
1. De tariefomzet is vanaf 2009 tot 2013 gedaald van € 27,0 mln. naar € 17,1 mln. Voor 2014 verwacht Panteia uit te komen op een tariefomzet van ongeveer € 13,5 mln. In dezelfde periode is het aantal FTE gedaald van 250 naar 166. Per 1 januari 2015 zal het aantal FTE ongeveer 120 zijn.
2. Zowel qua omzet als personeel is dus sprake van een halvering in 5 jaar. Dit vindt zijn weerslag in het gebruik van vierkante meters kantooroppervlak. Op dit moment is slechts 55% van het pand in gebruik (….), versus 100% bij start van het raamcontract in 2007.
3. Het resultaat uit de gewone bedrijfsvoering is in 2011 (…) zwaar negatief. Ook voor 2014 wordt een fors negatief resultaat verwacht.
4. De solvabiliteit (….) is in de periode 2009-2013 gedaald van 30% tot 13%. Na de kapitaalversterking in 2014 was de solvabiliteit per ultimo september 2014 19,7 %.
5. De liquiditeit van de onderneming is uitermate krap. Per ultimo september 2014 (na kapitaalversterking) was de bankstand -/- € 1.1 mln. bij een bakfaciliteit van € 2.5 mln.
Deze cijfers zijn voor de jaren 2009-2013 gebaseerd op de door resp. KPMG en Deloitte gecontroleerde jaarrekeningen.
De genoemde aantallen m.b.t. 2014 zullen in mei 2015 bevestigd worden in de gecontroleerde jaarrekening 2014.
Op basis van deze cijfers zien wij meer dan voldoende aanleiding en noodzaak om het contract open te breken en naar oplossingen te zoeken.(...)”.
2.19.
In haar advies op de derde reorganisatie, in 2015, heeft de ondernemingsraad van Panteia overwogen dat de economische noodzaak van de reorganisatie evident is en goed onderbouwd. De ondernemingsraad heeft positief geadviseerd. Er is met de vakbonden een sociaal plan getekend voor de periode tot 1 januari 2016. Ongeveer 28 mensen hebben hun baan verloren als gevolg van deze reorganisatie. Panteia heeft voor vijf boventallig verklaarde medewerkers een ontbindingsverzoek ingediend. In de beschikkingen (zoals van 15 februari 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:1467) heeft de kantonrechter vastgesteld dat de jaren 2011, 2013, 2014 en 2015 voor Panteia verliesgevend zijn geweest. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Panteia in redelijkheid kunnen besluiten tot de reorganisatie en is er sprake van bedrijfseconomische omstandigheden die nopen tot het verval van meer arbeidsplaatsen.
2.20.
Per januari 2016 heeft Panteia 98,6 fte medewerkers in dienst.

3.Het geschil in de hoofdzaak

in conventie

3.1.
Panteia vordert, na wijziging van eis, bij vonnis zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht te verklaren dat de continuïteit van Panteia zich structureel en fundamenteel over meerdere jaren bekeken in negatieve zin heeft ontwikkeld, dat het Raamcontract opengebroken moet worden en dat in alle redelijkheid naar oplossingen gezocht moet worden;
te bepalen
I. dat de als productie 20 overgelegde formule (inclusief toelichting) deel uitmaakt van het Raamcontract;
II. dat Panteia voor de overeengekomen werkzaamheden uit hoofde van het Raamcontract telkens maximaal het uit de formule voortvloeiende bedrag aan WensHolt verschuldigd is vanaf 24 juli 2012, althans vanaf 1 januari 2015, althans vanaf de datum van dit vonnis, met de bepaling:
(i) dat partijen telkens in goed onderling overleg zullen trachten overeenstemming te bereiken over het uit de formule voortvloeiende bedrag;
(ii) voor zover partijen daar niet binnen twee werkdagen in slagen, partijen vervolgens binnen twee werkdagen een accountant van PricewaterhouseCoopers zullen inschakelen, die als bindend adviseur het uit de formule voortvloeiende bedrag zal vaststellen;
(iii) dat de kosten voor de bindend adviseur gezamenlijk door partijen zullen worden voldaan;
C. WensHolt te veroordelen tot betaling aan Panteia van € 935.882,--, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
D. WensHolt te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Panteia heeft aan haar vorderingen – samengevat – het volgende ten grondslag gelegd. Partijen hebben bij de aanvang van het Raamcontract bepaald wat de omvang is van de werkzaamheden voor de eerste vijf jaar. Daarbij was bepalend het totaal aantal vierkante meters kantooroppervlak dat in gebruik was en de omvang van het personeelsbestand.
Op grond van het Raamcontract dient iedere vijf jaar een evaluatie plaats te vinden en de omvang, aard en prijs van de werkzaamheden dient eventueel te worden aangepast.
Het Raamcontract moet worden opengebroken, omdat het personeelsbestand van Panteia (het aantal fte’s) en het gebruik van het aantal vierkante meters kantooroppervlak inmiddels bijna gehalveerd zijn. Op basis van deze gewijzigde omstandigheden dient op basis van het Raamcontract te worden geëvalueerd wat de omvang van de werkzaamheden zou moeten worden. Verder is in het Raamcontract verzuimd een formule op te nemen op grond waarvan exact kan worden afgerekend voor de door WensHolt verrichte werkzaamheden, waarbij rekening dient te worden gehouden met het aantal vierkante meters kantoor-oppervlak dat in gebruik is en met het personeelsbestand van Panteia. WensHolt heeft na 24 juli 2012 gefactureerd op basis van het formatieplan, terwijl in het Raamcontract is bepaald dat de omvang van de werkzaamheden afhankelijk is van de werkzaamheden die daadwerkelijk nodig zijn voor Panteia en de omvang van de werkzaamheden hieraan moet worden aangepast. De facturen die Panteia na juli 2012 aan WensHolt heeft voldaan zijn dus gedeeltelijk onverschuldigd betaald. Panteia heeft in totaal € 935.882,-- onverschuldigd aan WensHolt betaald.
3.3.
WensHolt voert verweer.
in reconventie
3.4.
WensHolt vordert bij vonnis, verkort weergegeven, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
onvoorwaardelijk
  • Panteia te veroordelen tot betaling van € 223.215,50 als vergoeding voor de werkzaamheden van de facilitair manager;
  • het Raamcontract gedeeltelijk te ontbinden, namelijk voor het tweede onderdeel, en Panteia te veroordelen tot schadevergoeding doordat dit onderdeel uit het Raamcontract niet wordt nagekomen, met veroordeling van Panteia tot het betalen van een voorschot op schadevergoeding van € 100.000,-- althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
  • het Raamcontract gedeeltelijk te ontbinden, namelijk voor het derde onderdeel, en Panteia te veroordelen tot schadevergoeding doordat dit onderdeel uit het raamcontract niet wordt nagekomen, met veroordeling van Panteia tot het betalen van een voorschot op schadevergoeding van € 100.000,-- althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
  • Panteia te veroordelen tot terugbetaling van alle door WensHolt betaalde opslagen over pensioenpremies ten aanzien van de medewerkers van de afdeling facilitaire zaken vanaf 1 januari 2008 tot en met 31 december 2012, vermeerderd met de wettelijke (handels)rente over de betaalde bedragen, telkens vanaf de dag van betaling althans vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag van algehele terugbetaling;
  • Panteia te veroordelen in de proceskosten;
en voorwaardelijk, namelijk indien de rechtbank de vordering van Panteia in conventie geheel of gedeeltelijk toewijst met als gevolg dat het Raamcontract wordt aangepast of gewijzigd:
  • te bepalen dat WensHolt gerechtigd is tot het verlagen van haar wederzijdse prestaties op grond van het Raamcontract 2007 evenredig aan de verlaging van de door Panteia te betalen vergoeding;
  • voor recht te verklaren dat Panteia gehouden is tot het vergoeden van de integrale loonkosten van het personeel dat volgens het Raamcontract wel ingezet wordt, maar vanwege de door Panteia gevorderde aanpassing van het contract niet langer wordt ingezet;
  • voor recht te verklaren dat Panteia gehouden is tot het vergoeden van de kosten die verband houden met het afvloeien van personeel waaronder de kosten van de in te schakelen advocaat en de te betalen transitievergoeding en een fee over de kosten van 15% en te bepalen dat een wijziging van het contract niet eerder ingaat dan na vergoeding van deze bedragen;
  • te bepalen dat WensHolt gerechtigd is tot een evenredige verlaging van de huurprijs, dan wel gerechtigd is tot een wijziging van de huurvoorwaarden die de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren.
3.5.
WensHolt heeft aan haar vorderingen – samengevat – het volgende ten grondslag gelegd. De facilitair manager heeft veel meer uren gewerkt dan in het Raamcontract is overeengekomen. De extra gewerkte uren over 2010 t/m 2014 heeft WensHolt aan Panteia afzonderlijk gefactureerd. Panteia heeft € 223.215,50 onbetaald gelaten. Voorts is Panteia jegens WensHolt tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit het tweede onderdeel van Raamcontract, nu zij tekstverwerking en correctiewerkzaamheden en inkoop van ICT niet (meer) door WensHolt laat uitvoeren. Daarnaast is Panteia tekortgeschoten in de nakoming van het derde onderdeel van het raamcontract, omdat zij haar drukwerk laat uitvoeren door derden en WensHolt niet in de gelegenheid wordt gesteld een offerte voor drukwerk uit te brengen. WensHolt is op grond van artikel 6:265 BW gerechtigd het Raamcontract gedeeltelijk te ontbinden.
De door WensHolt geleden schade bestaat uit omzetschade en gederfde winst. Panteia dient WensHolt een voorschot op schadevergoeding te betalen. Verder heeft WensHolt onverschuldigde betalingen aan Panteia verricht. Dit betreft de opslagen over de pensioenpremies die zijn betaald ten aanzien van de medewerkers van de afdeling facilitaire zaken vanaf 1 januari 2008 tot en met 31 december 2012. De omvang van de opslagen over de pensioenpremies moet duidelijk worden aan de hand van de gegevens die Panteia aan WensHolt dient te verstrekken. Een aanpassing van het Raamcontract dient te leiden tot evenredige aanpassing van de wederzijds te verrichten prestaties en tot aanpassing van de (hoge) huurprijs. Ten slotte is Panteia ook de kosten verschuldigd die WensHolt maakt om werknemers te laten afvloeien, zoals advocaatkosten of een te betalen transitievergoeding.
3.6.
Panteia voert verweer.

4.Het geschil in de incidenten ex artikel 223 Rv en 843a Rv

in conventie

4.1.
Panteia vordert, kort gezegd, bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
te bepalen dat het door Panteia aan WensHolt verschuldigde bedrag voor de uitvoering van het Raamcontract voorlopig wordt vastgesteld op € 24.500,-- exclusief btw per maand;
WensHolt te gelasten om aan Panteia binnen vijf dagen na het wijzen van vonnis afschrift te verschaffen, op straffe van een dwangsom, van de volgende documenten:
• een overzicht van de werkelijke integrale loonkosten en premiepercentages van de medewerkers van WensHolt voor de receptie en de kantine voor de jaren 2013 en 2014 conform producties 17A en 17B bij de dagvaarding,
• een afschrift van de journaalposten van de medewerkers van WensHolt voor de receptie en de kantine voor de jaren 2013 en 2014;
WensHolt te veroordelen in de kosten.
4.2.
Hieraan heeft Panteia – samengevat – het volgende ten grondslag gelegd.
4.2.1.
WensHolt is niet langer gerechtigd om aan Panteia te factureren aan de hand van de omvang van de werkzaamheden, zoals neergelegd in het formatieplan, nu bij Panteia het aantal fte’s gehalveerd is en het gebruik van het aantal vierkante meters kantooroppervlak meer dan gehalveerd is. Uit de door Panteia opgevraagde offertes blijkt dat deze werkzaamheden jaarlijks een bedrag van tussen de € 204.043,-- en € 294.000,-- exclusief btw zouden mogen kosten. Per maand komt dit neer op een bedrag tussen € 17.003,58 en € 24.500,-- exclusief btw. De uitkomst van de offertes – neerkomend op ongeveer de helft van het bedrag dat door WensHolt aan Panteia wordt gefactureerd – is passend bij de actuele situatie. Van Panteia kan niet worden gevergd dat zij de afloop van de bodemprocedure afwacht. Zij heeft een spoedeisend belang bij een voorlopige voorziening.
4.2.2.
WensHolt weigert gegevens te verstrekken van de werkelijke integrale loonkosten en premiepercentages over de jaren 2013 en 2014. Panteia heeft een rechtmatig belang bij afgifte van deze stukken om te beoordelen of de begroting van de integrale loonkosten en premiepercentages voor de jaren 2013 en 2014 correct zijn opgesteld.
4.3.
WensHolt voert verweer.
in reconventie
4.4.
WensHolt vordert, indien de rechtbank de vordering van Panteia tot het verlagen van de te betalen vergoeding voor de uitvoering van het Raamcontract, geheel of gedeeltelijk toewijst,
  • te bepalen dat WensHolt, eveneens voor de duur van het geding, gerechtigd is haar prestaties op grond van het raamcontract 2007 terug te brengen evenredig aan de verlaging van de vergoeding naar eigen inzicht dan wel op de wijze die de rechtbank passend acht alsmede te bepalen dat WensHolt gerechtigd is tot een evenredige verlaging van de huurprijs dan wel gerechtigd is tot een wijziging van de huurvoorwaarden die de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
  • te bepalen dat de kosten die WensHolt maakt in verband met de afvloeiing van haar werknemers, waaronder alle vergoedingen die aan deze werknemers uitbetaald dienen te worden en alle advocaatkosten en proceskosten alsmede een fee over deze kosten van 15% voor rekening zijn van Panteia en te bepalen dat een verlaging van de vergoeding pas kan ingaan nadat zij deze kosten aan WensHolt heeft voldaan;
en onvoorwaardelijk
- Panteia te veroordelen tot het verstrekken van:
a. a) een specificatie van de pensioenpremies, inclusief opslagen en kosten die zij in de periode 2005 tot en met 2012 aan WensHolt in rekening heeft gebracht dan wel heeft doorberekend en het verstrekken van de onderliggende stukken;
b) afschriften van alle inkoopfacturen van haarzelf en van haar werkmaatschappijen in de periode vanaf het ingaan van het Raamcontract tot en met de datum van het vonnis in het incident;
c) een afschrift van alle verkoopfacturen die betrekking hebben op ICT, zoals computers, printers, monitors en software van haarzelf en van haar werkmaatschappijen uit de periode vanaf de ingangsdatum van het Raamcontract tot en met de datum van het vonnis in dit incident;
d) alles op straffe van een dwangsom;
- Panteia te veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke (handels)rente.
4.5.
Panteia voert verweer.

5.De beoordeling

in de hoofdzaak in conventie

5.1.
Partijen leven al jaren in onmin over de uitvoering en de omvang van de dienstverlening onder het Raamcontract. Panteia vordert thans een verklaring voor recht dat het Raamcontract moet worden opengebroken en in alle redelijkheid naar oplossingen moet worden gezocht. Zij beroept zich daarbij op een bepaling in het Raamcontract waarin is opgenomen dat dit moet gebeuren, indien de continuïteit van Panteia zich structureel en fundamenteel over meerdere jaren bekeken in negatieve zin heeft ontwikkeld.
5.2.
De rechtbank dient aldus te beoordelen of de continuïteit van Panteia zich structureel en fundamenteel over meerdere jaren bekeken in negatieve zin heeft ontwikkeld. Zij overweegt daartoe het volgende.
In de periode 2011-2015 hebben drie grote reorganisaties bij Panteia plaatsgevonden. Verder blijkt uit de in het geding gebrachte jaarrekeningen dat de jaren 2011, 2013, 2014 voor Panteia verliesgevend zijn geweest. De jaarrekeningen over 2011, 2012 en 2013 zijn reeds door haar accountant goedgekeurd. Voor de jaarrekening van 2014 heeft de accountant de goedkeurende controleverklaring nog niet afgegeven. De accountant heeft daarbij aangegeven dat de continuïteitsparagraaf vooralsnog niet kan worden opgenomen in de jaarrekening 2014, in verband met het feit dat er nog geen overeenstemming is bereikt over de financiering. Vaststaat dat Panteia sinds november 2011 onder verscherpt toezicht staat van de afdeling bijzonder beheer van de Rabobank. Wat daar ook van zij, de kantonrechter heeft in de ontbindingsprocedures in de derde reorganisatie vastgesteld dat de jaren 2011, 2013, 2014 en 2015 verliesgevend zijn geweest; WensHolt heeft de betreffende uitspraken ter comparitie aangehaald en de daarin vastgestelde feiten niet betwist. Ter comparitie heeft Panteia onweersproken verklaard dat de kredietruimte in 2016 verder zal worden verlaagd van € 2,5 miljoen naar € 1,5 miljoen. De krimp van Panteia blijkt verder uit de daling van het aantal fte’s (van 255 in 2007 naar 98,6 per 1 januari 2016) en het aantal door haar gehuurde vierkante meters in het kantoorpand te Zoetermeer. Onbetwist is gesteld dat Panteia op dit moment minder dan de helft van het kantooroppervlak van het pand (3900m²) in gebruik heeft ten opzichte van het oppervlak dat Panteia bij de aanvang van het Raamcontract in gebruik had (9920m²). Naar het oordeel van de rechtbank blijkt het voorgaande voldoende dat de continuïteit van Panteia zich structureel en fundamenteel over meerdere jaren in negatieve zin heeft ontwikkeld. Dat er een winstprognose voor 2016 is, maakt het voorgaande niet anders. De onder 3.1.A gevorderde verklaring voor recht zal dan ook worden toegewezen.
5.3.
WensHolt heeft in dit verband een beroep gedaan op de “
afnamegarantieverplichting” als verwoord onder de uitgangspunten van het Raamcontract (zie 2.9 hiervoor). WensHolt leest daarin dat gedurende de gehele looptijd van vijftien jaar een afnamegarantieverplichting voor Panteia bestaat van tenminste de omvang als bij aanvang van het Raamcontract. Panteia heeft die lezing betwist en daartoe aangevoerd dat de afnamegarantie slechts geldt voor de eerste vijf jaar van het Raamcontract.
5.4.
De rechtbank zal beoordelen hoe het Raamcontract op het punt van de afnamegarantieverplichting moet worden uitgelegd. Bij de beoordeling gaat het dan niet slechts om een (zuiver) taalkundige uitleg van de bepalingen uit het Raamcontract, maar komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan die bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Steeds zijn daarbij van beslissende betekenis alle concrete omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Verder zijn bij de uitleg van belang de aard van de transactie, de omvang en gedetailleerdheid van de contractsbevestiging, de wijze van totstandkoming – waarbij van belang is of partijen werden bijgestaan door (juridisch) deskundige raadslieden – en de overige bepalingen van de overeenkomst.
5.5.
Gebleken is dat het concept voor het Raamcontract is opgesteld door de advocaat van WensHolt. Er hebben onderhandelingen plaatsgevonden voor de totstandkoming van het Raamcontract; er zijn enkele concepten uitgewisseld. Dat betekent dat bij de uitleg van het Raamcontract extra gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van de bewoordingen ervan.
5.6.
De tekst van het Raamcontract bepaalt onder de uitgangspunten dat (1) Panteia binnen de eerste vijf jaar van het contract het overeengekomen minimumniveau van WensHolt zal dienen af te nemen en (2) dat iedere vijf jaar een diepgaande evaluatie zal plaatsvinden op basis waarvan partijen gewijzigde inzichten en omstandigheden opnieuw aan de orde kunnen stellen die van directe invloed kunnen zijn op de omvang, aard en prijs van de werkzaamheden. De rechtbank maakt uit dit samenstel van bepalingen op dat voor de eerste vijf jaar van het Raamcontract een verplichting bestond voor Panteia tot afname van het met WensHolt overeengekomen minimumniveau en dat na afloop van die vijf jaar dit minimumniveau voor het eerst kan worden aangepast. Anders dan WensHolt betoogt met verwijzing naar de zinsnede dat op termijn het minimumniveau voor de werkzaamheden is uit te breiden, is de rechtbank van oordeel dat het de bedoeling van partijen is dat het minimumniveau van de werkzaamheden niet alleen worden uitgebreid, maar ook kan worden teruggebracht. De rechtbank maakt dat mede op uit het bepaalde onder “
Bemensing en prijs formatieplan facilitaire zaken”: daar is expliciet opgenomen dat uitgegaan wordt van een bezetting die “
gelet op de werkzaamheden en de omvang van het pand minimaal nodig is voor Panteia. Het is daarmee een bezetting die Panteia onder andere omstandigheden ook zelf aangenomen zou kunnen hebben”. Daarmee is het vertrekpunt van de (nadere) invulling van het Raamcontract gegeven: het gaat om de behoefte van Panteia. Afhankelijk van de omstandigheden kan die groter of kleiner zijn dan het bij aanvang afgesproken minimumniveau.
5.7.
De rechtbank volgt aldus de lezing van Panteia bij de uitleg van de afnamegarantieverplichting in het Raamcontract. Nu als onweersproken vaststaat dat het personeelsbestand van Panteia in de afgelopen jaren is gehalveerd en het aantal gehuurde vierkante meters kantooroppervlakte ook, ligt een bijstelling naar beneden voor de hand. De omvang van de werkzaamheden voor de receptie, kantine en de facilitaire zaken zal moeten worden aangepast aan de actuele behoefte van Panteia.
5.8.
Gelet op het door partijen gevoerde debat, mede met het oog op de vordering in voorwaardelijke reconventie van WensHolt, merkt de rechtbank op dat in het Raamcontract geen aanknopingspunten te vinden zijn voor de stelling van WensHolt dat bij aanpassing van het Raamcontract eventuele afvloeiingskosten en advocaatkosten voor rekening van Panteia komen. Evenmin is er een aanknopingspunt te vinden voor het uitgangspunt van WensHolt dat Panteia de totale integrale loonkosten voor medewerkers van WensHolt moet betalen als zij geen (overeengekomen) werkzaamheden ten behoeve Panteia verrichten. WensHolt kan slechts het aantal uren dat een medewerker ten behoeve van Panteia werkzaamheden verricht bij Panteia in rekening brengen; niet relevant is de omvang van het dienstverband van de betreffende medewerker met WensHolt.
5.9.
Dan komt de rechtbank toe aan de vraag of de door Panteia opgestelde formule, die als productie 20 bij dagvaarding is overgelegd, op basis waarvan volgens Panteia afgerekend moet worden voor de door WensHolt verrichte werkzaamheden, deel uitmaakt van het Raamcontract.
De rechtbank overweegt het volgende. In het Raamcontract is uitgegaan van een verrekeningsmodel met de formule van integrale loonkosten plus 15% fee voor het afrekenen van geleverde facilitaire (vermeld onder “uitgangspunten”). Weliswaar beoogt Panteia met het gevorderde een redelijke oplossing aan te dragen voor het tussen partijen bestaande geschil, maar een grondslag daarvoor ontbreekt. Het gevorderde onder 3.1. B zal worden afgewezen.
5.10.
Tenslotte vordert Panteia betaling van € 935.882,= . Panteia stelt dat WensHolt ook na het verstrijken van vijf contractjaren conform het formatieplan is blijven factureren. Panteia meent dat zij daardoor een deel van de facturen onverschuldigd heeft betaald, omdat WensHolt slechts voor de werkzaamheden die Panteia daadwerkelijk nodig had in rekening had mogen brengen. De rechtbank volgt Panteia hierin niet. Niet gebleken is dat een grondslag voor de betalingen ontbrak. Indien Panteia aanpassing van het Raamcontract had gewenst terstond na het verstrijken van vijf contractjaren, had zij daartoe eerder het initiatief moeten nemen. Het gevorderde onder 3.1.C zal worden afgewezen.
5.11.
WensHolt zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Panteia worden begroot op:
- dagvaarding € 94,19
- griffierecht 3.864,=
- salaris advocaat
1.152,=(3 punten × tarief € 384,=)
Totaal € 5.110,19
in de hoofdzaak in reconventie
5.12.
Nu de voorwaarde tot het instellen van de vorderingen in voorwaardelijke reconventie niet in vervulling is gegaan, behoeven deze geen bespreking meer.
Vergoeding facilitair manager
5.13.
WensHolt vordert betaling van € 223.215,50 als vergoeding voor de werkzaamheden van de facilitair manager. WensHolt stelt dat de facilitair manager in de jaren 2010 tot en met 2014 veel meer uren heeft gewerkt dan de 150 uur per jaar die in het Raamcontract zijn opgenomen en waarbij is uitgegaan van een beperkte inzet. WensHolt beroept zich op een SLA (Service Level Agreement) met daarin een specificatie van de taken van de facilitair manager en waarin een begroting van 256 dagen per jaar is opgenomen. Panteia betwist dat met WensHolt een SLA ter zake is overeengekomen. Voorts betwist Panteia dat de facilitair manager van WensHolt extra uren/dagen heeft gewerkt.
5.14.
De rechtbank overweegt hierover het volgende. In het Raamcontract is opgenomen de facilitair manager 150 dagen per jaar wordt ingezet tegen een jaarsalaris van € 71.436,--, met jaarlijkse indexering vanaf 1 januari 2009. Niet gebleken is dat partijen een aanvullende afspraak hebben gemaakt over een vergoeding voor extra gewerkte uren/dagen door de facilitair manager boven het in het Raamcontract opgenomen aantal dagen. De als productie 19 door WensHolt in het geding gebrachte SLA betreft een concept dat niet door partijen getekend is en waarin slechts uiteen wordt gezet welke facilitaire diensten precies door WensHolt aan Panteia zullen worden geleverd. Ook in deze SLA wordt voor de facility manager 150 dagen genoemd; van afrekening meerwerk wordt in de SLA niet gerept. Gelet op de gemotiveerde betwisting door Panteia had het op de weg van WensHolt, op wie de stelplicht en de bewijslast rust, gelegen om nadere feiten en omstandigheden te stellen waaruit kan worden afgeleid dat een aanvullende afspraak is gemaakt en, in het verlengde daarvan, dat de uren ook zijn gewerkt zoals door WensHolt gesteld. Dat heeft zij niet gedaan. De vordering zal daarom worden afgewezen.
Gedeeltelijke ontbinding
5.15.
WensHolt stelt dat Panteia is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens WensHolt onder het tweede en derde onderdeel van het Raamcontract. Zij vordert daarom gedeeltelijk de ontbinding van het Raamcontract en vergoeding van de door haar geleden schade.
De rechtbank overweegt dat WensHolt niet heeft gesteld dat sprake is van een blijvende of tijdelijke onmogelijkheid tot nakoming door Panteia van haar verplichtingen en daarvan is ook overigens niet gebleken. Dat betekent dat de bevoegdheid voor WensHolt tot (gedeeltelijke) ontbinding van het Raamcontract pas ontstaat, wanneer Panteia in verzuim is. Daarvoor is een ingebrekestelling vereist. Nu gesteld noch gebleken is dat WensHolt Panteia voor de gestelde tekortkomingen in gebreke heeft gesteld en haar een redelijke termijn voor nakoming heeft gegund, zullen de vorderingen worden afgewezen.
5.16.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat zij in het Raamcontract geen onderbouwing ziet voor de stelling van WensHolt dat er sprake is van exclusiviteit voor het uitvoeren van tekstverwerking, drukwerk en de inkoop van ICT. In het aanhangsel behorende bij het Raamcontract is uitdrukkelijk bepaald dat tekstverwerking, correctiewerk en drukwerk in concurrentie worden aanbesteed. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het zijn van “preferred supplier” niet tot gevolg dat er een gegarandeerde omzet is. Panteia is op grond van het Raamcontract enkel verplicht WensHolt in de gelegenheid te stellen voor alle voorgenomen opdrachten een offerte te laten uitbrengen. Volgens Panteia is dat gebeurd.
Pensioenkosten
5.17.
WensHolt vordert terugbetaling van te veel aan Panteia betaalde pensioenpremies voor medewerkers facilitaire zaken. Een grondslag voor deze vordering ontbreekt. De vordering zal worden afgewezen.
Proceskosten
5.18.
WensHolt zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Panteia worden begroot op € 384,= (1 punt × tarief € 384,=) aan salaris advocaat.
in het incident ex artikel 223 lid 1 Rv in conventie en reconventie
5.19.
Nu de rechtbank reeds een eindbeslissing heeft gegeven in de hoofdzaak, hebben Panteia en WensHolt geen belang meer bij een voorlopige voorziening voor de duur van het geding. De vorderingen zullen daarom worden afgewezen en de proceskosten gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
in het incident ex artikel 843a Rv
in conventie
5.20.
Als uitgangspunt voor de beoordeling geldt dat artikel 843a Rv ziet op een bijzondere exhibitieplicht in en buiten rechte. Deze exhibitieplicht dient ertoe om bepaalde bewijsstukken in de procedure als bewijsmiddel ter beschikking te doen komen. In Nederland bestaat géén algemene exhibitieplicht voor procespartijen in die zin dat zij als hoofdregel verplicht kunnen worden tot het elkaar verschaffen van alle denkbare informatie en documenten. Met het oog daarop en ter voorkoming van zogenaamde “fishing expeditions” is de toewijsbaarheid van een op artikel 843a Rv gebaseerde vordering in dat wetsartikel aan meerdere beperkende voorwaarden gebonden. Ten eerste dient de eiser tot exhibitie een rechtmatig belang te stellen en te hebben, waarbij rechtmatig belang moet worden uitgelegd als bewijsbelang. Bewijsbelang bestaat indien een bewijsstuk kan bijdragen aan het onderbouwen en/of aantonen van een voor de te beoordelen vorderingen relevante, mogelijk doorslaggevende stelling, die voldoende concreet is onderbouwd en voldoende concreet is betwist. Ten tweede moeten de vorderingen “bepaalde bescheiden” betreffen waarover ten derde de gedaagde daadwerkelijk de beschikking heeft of kan krijgen. Ten vierde dient de eiser tot exhibitie partij te zijn bij de rechtsbetrekking waarop de gevorderde specifieke bescheiden zien. Hieronder valt ook de rechtsbetrekking uit onrechtmatige daad ontstaan. Indien aan al deze voorwaarden is voldaan, bestaat desondanks géén gehoudenheid tot overlegging indien ten vijfde daarvoor gewichtige redenen zijn of indien ten zesde redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder die gegevensverschaffing is gewaarborgd.
Artikel 843a Rv geeft een grondslag voor het opleggen van een verplichting tot het verschaffen van inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden, niet tot het (laten) opstellen daarvan.
5.21.
Panteia vordert dat WensHolt aan haar overzichten verstrekt van de integrale loonkosten en premiepercentages voor de jaren 2013 en 2014 van de desbetreffende medewerkers die in de kantine en de receptie werkzaam zijn zoals WensHolt dat tot en met het jaar 2012 steeds heeft gedaan. Ter onderbouwing van de staande praktijk heeft Panteia als productie 17A en 17B door WensHolt verschafte specificaties overgelegd.
WensHolt heeft daartegen aangevoerd dat zij de gevraagde overzichten aan Panteia heeft toegestuurd. Als productie 32 heeft WensHolt een overzicht van de loonkosten over 2009 – 2014 overgelegd en als productie 31 het loonkostenoverzicht 2014. Panteia heeft daarom volgens WensHolt geen belang meer bij dit onderdeel van de vordering.
5.22.
De rechtbank overweegt in het Raamcontract als uitgangspunt is genomen dat facilitaire zaken worden afgerekend op grond van een verrekeningsmodel met de formule van integrale loonkosten plus 15% fee. Als onweersproken stelt de rechtbank vast dat WensHolt tot en met 2012 steeds overzichten heeft verstrekt van integrale loonkosten en premiepercentages. Dat heeft zij daarna niet meer gedaan, althans niet op de wijze die partijen inmiddels gewoon waren. De overzichten van WensHolt (productie 31 en 32) volstaan in die zin niet. Gelet op het door partijen gekozen verrekeningsmodel heeft Panteia er recht op en belang bij dat zij de hoogte van de aan haar in rekening gebrachte kosten voor facilitaire zaken kan verifiëren. Partijen pleegden dat ook altijd te doen, totdat het eerste geschil (over de terugbetaling van de lening) tussen partijen rees. De rechtbank zal het gevorderde – met uitzondering van de journaalposten, omdat die tot en met 2012 ook niet werden verstrekt – toewijzen, inclusief de gevorderde dwangsom die zal worden beperkt als volgt. De rechtbank zal WensHolt daarvoor een redelijke termijn gunnen.
in reconventie
Specificatie pensioenpremies 2005 -2012
5.23.
Panteia heeft aangevoerd dat zij niet de beschikking heeft over de door WensHolt gevorderde bescheiden en deze ook niet kan verkrijgen. Volgens Panteia dient WensHolt zich te wenden tot de Stichting Pensioenfonds Panteia. WensHolt heeft zich vervolgens tot de Stichting Pensioenfonds gewend. Uit de brief van 14 april 2014 van Stichting Pensioenfonds Panteia aan WensHolt blijkt dat gemotiveerd is toegelicht waarom het Pensioenfonds het verzoek om toezending van de achterliggende stukken niet zal honoreren en dat de kwestie daarmee is afgehandeld. Nu gebleken is dat Panteia niet de beschikking heeft over de door WensHolt gevraagde bescheiden, zal de vordering te worden afgewezen.
Inkoopfacturen
5.24.
Gelet op hetgeen onder 5.15. is overwogen heeft WensHolt geen rechtmatig belang bij deze vordering. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
Aankoopfacturen
5.25.
Gelet op hetgeen onder 5.16. is overwogen heeft WensHolt geen rechtmatig belang bij deze vordering. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
in conventie en in reconventie
5.26.
Aangezien beide partijen (deels) in het ongelijk gesteld zijn, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

6.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
in conventie
6.1.
verklaart voor recht dat de continuïteit van Panteia zich structureel en fundamenteel over meerdere jaren bekeken in negatieve zin heeft ontwikkeld, dat het Raamcontract opengebroken moet worden en dat in alle redelijkheid naar oplossingen gezocht moet worden,
6.2.
veroordeelt WensHolt in de proceskosten, aan de zijde van Panteia tot op heden begroot op € 5.110,19,
6.3.
verklaart het vonnis in conventie voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
6.5.
wijst de vorderingen af,
6.6.
veroordeelt WensHolt in de proceskosten, aan de zijde van Panteia tot op heden begroot op € 384,=,
6.7.
verklaart het vonnis in reconventie voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in het incident ex artikel 223 Rv
in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
6.8.
wijst de vorderingen af,
6.9.
compenseert de kosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in het incident ex artikel 843a Rv
in conventie
6.10.
veroordeelt WensHolt binnen veertien dagen na datum van dit vonnis aan Panteia te verschaffen een overzicht van de werkelijke integrale loonkosten en premiepercentages van de desbetreffende WensHolt medewerkers voor de receptie en kantine voor de jaren 2013 en 2014, telkens gespecificeerd conform respectievelijk productie 17A en 17B, zulks op straffe van een dwansom van € 500,= per dag of deel daarvan dat WensHolt daaraan niet voldoet, met een maximum van € 10.000,=,
6.11.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in (voorwaardelijke) reconventie
6.12.
wijst de vorderingen af;
in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
6.13.
compenseert de kosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W. Vogels en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2016. [1]

Voetnoten

1.type: 283