ECLI:NL:RBDHA:2016:6098
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen intrekking bezwaar inkomstenbelasting door de Belastingdienst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 april 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, de dochter van erflater, en de inspecteur van de Belastingdienst. De inspecteur had een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2013 opgelegd aan de erven van [persoon A]. Eiseres maakte bezwaar tegen deze aanslag, maar de inspecteur meldde in een brief van 22 januari 2016 dat het bezwaar was ingetrokken naar aanleiding van een telefoongesprek met de echtgenoot van eiseres. Eiseres was het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld.
De rechtbank oordeelde dat het bezwaar niet rechtsgeldig was ingetrokken. Volgens artikel 6:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een bezwaar schriftelijk worden ingetrokken, en de rechtbank concludeerde dat het telefoongesprek tussen de inspecteur en de echtgenoot van eiseres niet kan worden aangemerkt als een rechtsgeldige intrekking. Eiseres had haar echtgenoot niet gemachtigd om namens haar op te treden in de bezwaarprocedure. De rechtbank beschouwde de brief van de inspecteur van 22 januari 2016 als een schriftelijke weigering, waartegen beroep kan worden ingesteld.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en droeg de inspecteur op om binnen zes weken na de uitspraak alsnog een beslissing te nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens werd de inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van € 46 aan eiseres te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. G.J. Ebbeling, rechter, in aanwezigheid van G.F. van Verseveld, griffier, en is openbaar uitgesproken op 12 april 2016.