ECLI:NL:RBDHA:2016:6154

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2016
Publicatiedatum
6 juni 2016
Zaaknummer
497994 / HA RK 15-469
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelgeschil over dooronderhandelen na eenzijdige beëindiging door verzekering na slotuitkering

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 juni 2016 een beschikking gegeven in een deelgeschil tussen verzoekster en Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. Verzoekster, die betrokken was bij twee verkeersongevallen, verzocht de rechtbank om te bepalen dat haar klachten in juridisch causaal verband staan tot de ongevallen en om Delta Lloyd te bevelen medewerking te verlenen aan een deskundigenonderzoek. Delta Lloyd betwistte echter dat het verzoek zich leende voor behandeling in een deelgeschilprocedure, aangezien zij al een aanzienlijk bedrag aan schadevergoeding had uitgekeerd. De rechtbank oordeelde dat verzoekster niet had onderbouwd dat de schade meer bedroeg dan het reeds uitgekeerde bedrag en dat het verzoek zich daarom niet leende voor behandeling in een deelgeschil. De rechtbank heeft de kosten van de procedure begroot op € 4.217,50, maar de verzochte veroordeling tot betaling door Delta Lloyd van deze kosten afgewezen, omdat niet vaststond dat Delta Lloyd meer zou moeten vergoeden dan het reeds uitgekeerde bedrag. De beschikking is openbaar uitgesproken op 2 juni 2016.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rekestnummer: 497994 / HA RK 15-469
Beschikking (bij vervroeging) van 2 juni 2016
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
advocaat: mr. S. Baggerman te Apeldoorn.
tegen
de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.
gevestigd te Den Haag,
verweerster,
advocaat: mr. P. Oskam.
Partijen worden hierna aangeduid als [verzoekster] en Delta Lloyd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, met producties, bij de rechtbank binnengekomen op 14 oktober 2015,
  • het verweerschrift,
  • de brief van mr. Baggerman van 23 mei 2016.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 31 mei 2016. Hierbij zijn verschenen: [verzoekster] in persoon, vergezeld door de heer [verzoekster] en bijgestaan door de advocaat voornoemd. Namens Delta Lloyd is verschenen mr. J. Boer, advocaat in dienstbrekking, bijgestaan door de advocaat voornoemd. Namens ASR Schadeverzekering N.V. is als toehoorder verschenen de heer [A] .
1.3.
Ten slotte is een datum voor beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] was op 30 mei 2012 betrokken bij een verkeersongeval. De verzekerde van Delta Lloyd verliet met haar auto een uitrit en verleende geen voorrang aan [verzoekster] .
2.2.
Delta Lloyd heeft als WAM-verzekeraar bij e-mail van 2 juli 2012 aansprakelijkheid voor het [verzoekster] overkomen ongeval erkend.
2.3.
Op 22 december 2012 was [verzoekster] opnieuw betrokken bij een verkeersongeval. Ditmaal was zij passagier van een auto die van achteren werd aangereden en door de botsing op de voorligger botste.
2.4.
WAM-verzekeraar ASR Schadeverzekering N.V. zegde op 11 maart 2013 telefonisch toe de letselschade van [verzoekster] te zullen vergoeden op grond van de bedrijfsregeling schuldeloze derden. Met Delta Lloyd en ASR werd afgesproken dat Delta Lloyd als regelend verzekeraar zou optreden voor beide ongevallen.
2.5.
Als gevolg van de ongevallen liep [verzoekster] letsel op, die volgens haar onder meer bestaat uit pijnklachten van de nek en schouders, hoofdpijn, duizeligheid, geheugen- en concentratieproblemen, vermoeidheid en psychische klachten.
2.6.
Ten tijde van de ongevallen was [verzoekster] 23 respectievelijk 24 jaar oud. Enige tijd voor het ongeval had [verzoekster] de PABO afgerond en was zij gestart met werken als onderwijzeres op een basisschool (vrijwel fulltime).
2.7.
Na het ongeval is [verzoekster] volledig arbeidsongeschikt geraakt. [verzoekster] is al geruime tijd aan het re-integreren en werkt tot op heden drie dagen van vier uur per dag.
2.8.
In overleg tussen partijen heeft neuroloog prof. Dr. [B] op 6 mei 2015 een onderzoek uitgevoerd ter beoordeling van de gevolgen van de [verzoekster] op 30 mei 2012 en 22 december 2012 overkomen ongevallen. Aan de hand van zijn rapport van 22 december 2015 hebben partijen de mogelijkheden van een definitieve schaderegeling besproken. Dit heeft niet tot overeenstemming geleid, waarna partijen op 22 december 2015 in een mediation-bijeenkomst onder leiding van mediator mr. [C] getracht hebben een regeling te treffen. Ook deze mediation heeft niet tot overeenstemming geleid.
2.9.
Delta Lloyd heeft bij aangetekende brief van 14 januari 2016 de onderhandelingen met [verzoekster] afgebroken, waarbij Delta Lloyd een slotbetaling heeft toegezegd van € 132.5000. De totale schade-uitkering die Delta Lloyd aan [verzoekster] heeft gedaan bedraagt € 218.500, inclusief € 10.000 aan smartengeld en € 10.000 voor arbeidsdeskundige begeleiding. Het totaalbedrag is volgens Delta Lloyd tot stand gekomen door op basis van de door de advocaat van [verzoekster] opgestelde schadestaat de schade te vergoeden op basis van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid tot en met 2018.

3.Het geschil

3.1.
[verzoekster] verzoekt – na wijziging verzoek en zakelijk weergegeven – bij wijze van deelgeschil ex artikel 1019w-1019cc van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: “Rv”):
A) te bepalen dat haar klachten, bestaande uit:
• pijn in de rug,
• pijn in de nek,
• hoofdpijn,
• vermoeidheid,
• geheugen- en concentratieproblemen,
• gebrek aan energie, en
• psychische klachten
zoals geduid in het expertiserapport van neuroloog prof. dr. [B] van 12 augustus 2015 in juridisch causaal verband staan tot de [verzoekster] op 30 mei 2012 en 22 december 2012 overkomen ongevallen,
B) Delta Lloyd te bevelen binnen een door de rechtbank te bepalen termijn medewerking te verlenen aan het in het kader van de verdere schaderegeling op gezamenlijk verzoek laten uitvoeren van een deskundigenonderzoek door een verzekeringsarts, hierbij de leidraad deskundigenonderzoeken in acht te nemen en te bepalen dat Delta Lloyd alle hiermee verband houdende redelijke buitengerechtelijke kosten voor haar rekening dient te nemen,
C) op grond van artikel 1019aa Rv de kosten van deze procedure te begroten op € 5.427,50 en Delta Lloyd te bevelen dit bedrag binnen zeven dagen na de te wijzen beschikking te vergoeden door overmaking aan de gemachtigde van [verzoekster] .
3.2.
[verzoekster] legt aan haar verzoek ten grondslag dat Delta Lloyd het causale verband tussen de klachten van [verzoekster] en de ongevallen betwist.
3.3.
Delta Lloyd voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Behandeling van het geschil in een deelgeschilprocedure

4.1.
Delta Lloyd heeft primair betwist dat het verzoek van [verzoekster] zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure als bedoeld in artikel 1019w-1019cc Rv. Zij voert daartoe aan dat het door [verzoekster] aan de rechtbank voorgelegde geschilpunt niet kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst, nu het buitengerechtelijke traject met de betaling door Delta Lloyd van € 218.500 netto een einde is gekomen. Indien [verzoekster] van oordeel is dat haar schade meer bedraagt dan € 218.500 dient zij een bodemprocedure aanhangig te maken, waarin zij het meerdere vordert, aldus Delta Lloyd.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden het verzoek zich niet leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Daarbij neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat Delta Lloyd inmiddels een aanzienlijk bedrag aan [verzoekster] heeft voldaan, terwijl [verzoekster] heeft nagelaten op enigerlei wijze te onderbouwen dat de door haar geleden en voor vergoeding in aanmerking komende schade daadwerkelijk meer bedraagt dan het bedrag dat Delta Lloyd inmiddels heeft uitgekeerd. Onder de gegeven omstandigheden volstaat daartoe niet de enkele mededeling dat Delta Lloyd bij haar schadeberekening is uitgegaan van een vergoeding tot en met het jaar 2018.
4.3.
Voor zover [verzoekster] tijdens de mondelinge behandeling een beroep heeft gedaan op de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 juli 2015 (ECLI:NL:RBAMS:2015:446) geldt het volgende. In die uitspraak is geoordeeld dat het verweer van een verzekeraar dat zij ongeacht de uitkomst van de deelgeschilprocedure de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst uitsluit, in zijn algemeenheid geen grond kan vormen om een verzoek tot behandeling van een deelgeschil af te wijzen, omdat dit zou leiden tot het onaanvaardbare gevolg dat eenvoudig aan behandeling van een deelgeschil kan worden ontkomen door geen buitengerechtelijke onderhandelingen aan te gaan.
4.4.
Voor de onderhavige zaak is in dit verband van belang dat (1) Delta Lloyd reeds een aanzienlijk bedrag heeft uitgekeerd, (2) [verzoekster] heeft nagelaten haar stelling dat die uitkering ontoereikend is te onderbouwen, (3) reeds een mediation heeft plaatsgevonden die niet tot een minnelijke regeling heeft geleid, en (4) [verzoekster] , zoals Delta Lloyd terecht aanvoert, heeft nagelaten ook ASR in dit deelgeschil te betrekken, zodat ASR aan de beschikking in deelgeschil niet gebonden is. Onder die omstandigheden leent het verzoek zich niet voor behandeling in deelgeschil nu naar het oordeel van de rechtbank de in verband met voornoemde punten gemoeide investering in tijd, geld en moeite niet opweegt tegen het belang van de vordering en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren, zodat het verzoek op grond van artikel 1019z Rv moet worden afgewezen.
Kosten deelgeschil
4.5.
Ook als het verzoek wordt afgewezen dient in beginsel op grond van artikel 1019aa Rv begroting plaats te vinden van de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt. Hierbij dient de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden: het dient redelijk te zijn dat de kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten dient eveneens redelijk te zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen (TK 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 12). In dat geval kan begroting van de kosten achterwege blijven.
4.6.
Mr. Baggerman vordert op de voet van artikel 1019aa Rv in totaal € 5.427,50. Daarbij is hij uitgegaan van 17 uur à € 250 per uur. Delta Lloyd heeft bezwaar gemaakt tegen het aantal in rekening gebrachte uren, gezien de hoogte van het uurtarief. Zij is van oordeel dat, uitgaande van een uurtarief van € 250, een aantal van 10 uren redelijk is.
4.7.
Hoewel de rechtbank van oordeel is dat het verzoek zich onder de gegeven omstandigheden niet leent voor behandeling in deelgeschil, is de rechtbank van oordeel dat het deelgeschil niet volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, zodat zij tot begroting van de kosten zal overgaan. De rechtbank is van oordeel dat in het licht van de op grond van het gehanteerde uurtarief te verwachten specialisatie en met het oog op de duur van de mondelinge behandeling een tijdsbesteding van dertien uren voor de deelgeschilprocedure redelijk is. De rechtbank zal de kosten dan ook begroten op een bedrag van € 3.932,50 (13 uur x € 250, vermeerderd met 21% BTW). Deze kosten zullen worden vermeerderd met het door [verzoekster] betaalde griffierecht van € 250, zodat het totaal uitkomt op een bedrag van € 4.217,50.
4.8.
De rechtbank zal de verzochte veroordeling tot betaling door Delta Lloyd van de kosten van het deelgeschil afwijzen en volstaan met de begroting daarvan. Reden hiervoor is dat pas wanneer duidelijk is dat Delta Lloyd gehouden is om meer te vergoeden dan het bedrag dat zij reeds heeft uitgekeerd, vaststaat dat [verzoekster] het onderhavige deelgeschil terecht heeft ingesteld en het redelijk is dat Delta Lloyd de kosten van dat deelgeschil draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
begroot de kosten van dit deelgeschil op € 4.217,50,
5.2.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.L.M. Luiten en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2016.