In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juni 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) over de toekenning van een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). Eiser, geboren in Suriname en sinds 1973 in Nederland, had een aanvraag ingediend voor AOW, maar kreeg een pensioen toegekend dat was gebaseerd op 70% van het maximale ouderdomspensioen voor gehuwden. Na bezwaar werd dit percentage verhoogd naar 76%, maar eiser was het niet eens met de toepassing van kortingen op zijn pensioen wegens niet-verzekerde jaren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in verschillende perioden niet verzekerd was voor de AOW, met name van 12 oktober 1965 tot en met 23 september 1973, 27 februari 2002 tot en met 19 oktober 2003, 15 december 2003 tot en met 29 maart 2004, en 9 februari 2006 tot en met 7 september 2008. Eiser betwistte de vaststelling van deze perioden door verweerder, maar de rechtbank oordeelde dat de gegevens uit het Schakelregister van de Rijksinspectie van de bevolkingsregisters meer gewicht hadden dan de verklaringen van eiser.
De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht een korting van 24% op het ouderdomspensioen had toegepast, omdat eiser gedurende twaalf jaren niet verzekerd was geweest op grond van ingezetenschap. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken.