ECLI:NL:RBDHA:2016:6591
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewetuitkering en geschiktheid voor arbeid na ziekmelding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juni 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een Ziektewetuitkering ontving, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De eiser had zijn uitkering op grond van de Ziektewet per 26 oktober 2015 beëindigd gekregen, omdat hij niet langer ongeschikt werd geacht voor de functies die in het kader van de eerstejaars Ziektewetbeoordeling waren geduid. Eiser had eerder een uitkering op basis van de Werkloosheidswet en had zich op 8 april 2014 ziek gemeld met buikklachten. Na een beoordeling was zijn ZW-uitkering per 8 mei 2015 beëindigd, wat door de rechtbank in een eerdere uitspraak werd bevestigd.
Eiser meldde zich opnieuw ziek vanuit de WW op 21 september 2015, wat leidde tot de beslissing van het Uwv om de ZW-uitkering te beëindigen. Eiser voerde aan dat de gronden uit de eerdere procedure herhaald konden worden, maar de rechtbank oordeelde dat de eerder geduide functies als maatgevende arbeid moesten worden aangemerkt. De rechtbank beoordeelde of het medisch onderzoek door de verzekeringsarts zorgvuldig was en of het standpunt van het Uwv over de geschiktheid voor arbeid juist was.
De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts eiser geschikt achtte voor de functie van productiemedewerker textiel, geen kleding, en dat er geen nieuwe beperkingen waren vastgesteld die een ander oordeel rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken.