ECLI:NL:RBDHA:2016:6900

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juni 2016
Publicatiedatum
21 juni 2016
Zaaknummer
C/09/466617 / HA ZA 14-623
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.W. Vogels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling op basis van borgtocht en bewijsvoering

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, heeft de Coöperatieve Rabobank Westland U.A. (hierna: Rabobank) een vordering ingesteld tegen [A] op basis van een borgtocht die in 2006 zou zijn afgegeven. De rechtbank heeft op 22 juni 2016 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, waarin de bewijsvoering van Rabobank centraal stond. De procedure omvatte getuigenverhoren en de overlegging van schriftelijk bewijs, waaronder een akte van borgtocht. Rabobank stelde dat [A] zich als borg had verbonden voor een lening van € 1.850.000,=. De rechtbank oordeelde dat de inhoud van de akte dwingend bewijs opleverde op basis van artikel 157 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Ondanks de twijfels van [A] over de echtheid van de akte, oordeelde de rechtbank dat hij onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de akte vervalst was. De rechtbank wees de vordering van Rabobank toe en veroordeelde [A] tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en proceskosten. In reconventie werden de vorderingen van [A] afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in civiele zaken en de rol van getuigenverklaringen in de beoordeling van de echtheid van documenten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/466617 / HA ZA 14-623
Vonnis van 22 juni 2016
in de zaak van
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK WESTLAND U.A.,
gevestigd te Westland,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.W. van Kooij te Rotterdam,
tegen
[A],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. J.P.G. Bouwman te Naaldwijk.
Partijen zullen hierna Rabobank en [A] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 21 januari 2015;
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 28 mei 2015;
  • de brief van 20 augustus 2015 van Rabobank, met bijlage;
  • de brief van 16 september 2015 van [A] , met producties 10, 11 en 12;
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 1 oktober 2015;
  • de conclusie na enquête van Rabobank, met productie 12;
  • de antwoordconclusie na enquête van [A] , met producties 13, 14 en 15.
1.2.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie

2.1.
De rechtbank blijft bij hetgeen zij in het tussenvonnis van 21 januari 2015 heeft overwogen en geoordeeld. In dat tussenvonnis heeft de rechtbank Rabobank toegelaten te bewijzen dat ten aanzien van de lening van € 1.850.000,= reeds in 2006 het hoofdelijke mededebiteurschap of borgtocht met [A] is overeengekomen.
2.2.
Rabobank heeft daartoe [X] als getuige gehoord. In contra-enquête is [A] als getuige gehoord. Verder heeft Rabobank een akte van borgtocht van 22 juni 2006 overgelegd.
2.3.
De rechtbank is van oordeel dat Rabobank is geslaagd in haar bewijslevering. Uit de inhoud akte van borgtocht blijkt dat [A] zich als borg heeft verbonden voor de lening van € 1.850.000,=. Bovendien heeft [A] als getuige verklaard dat hij het goedschrift onder de akte heeft geschreven en dat zijn handtekening daaronder staat. Op de voet van het bepaalde in artikel 157 Rv levert de inhoud van de akte tussen Rabobank en [A] dwingend bewijs op.
2.4.
[A] heeft als getuige nog verklaard dat hij twijfelt aan de echtheid van de akte van borgtocht. Omdat op de kopie van de eerste pagina van de akte twee zwarte strepen staan, terwijl die op de hem getoonde originele akte ontbreken, vermoedt [A] dat de borgring linksboven verbroken is en dat van twee documenten één is gemaakt. Bovendien is de eerste pagina van de akte niet door hem geparafeerd, aldus [A] . Bij antwoordconclusie na enquête heeft [A] ook nog aangevoerd dat de borgring van de originele akte helder en glanzend is, terwijl een borgring in andere gevallen na tien jaar dof is, en dat in de eerste pagina van de originele akte links bovenin een vouw ontbreekt die er logischerwijs had moeten zitten na het maken van een kopie.
Rabobank heeft bij conclusie na enquête toegelicht dat zij bij onderhandse aktes bestaande uit meerdere pagina’s gebruik maakte van de zogenoemde “notarisring”. Die notarisring kan zonder beschadiging van het papier niet worden verbroken, reden waarom de eerste pagina niet behoefde te worden geparafeerd.
De rechtbank overweegt dat de bewijslast voor de stelling dat de akte van borgtocht vervalst is op [A] rust. [A] heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die kunnen leiden tot het oordeel dat de akte van borgtocht vervalst is. Met het gebruik van de notarisring heeft Rabobank gemotiveerd gesteld waarom de eerste pagina van de akte niet behoefde te worden ondertekend. De glanzende borgring en het ontbreken van een vouw zijn onvoldoende aanwijzing voor vervalsing. [A] heeft nog opgemerkt dat naar zijn overtuiging van twee documenten één is gemaakt. Wat daar van ook zij, [A] heeft zelf onder de akte (pagina 2) geschreven “
goed als borg voor een miljoen achthonderd vijftig duizend euro met rente en kosten” en daaronder zijn handtekening gezet. Aldus wist [A] dat hij zich als borg verbond. Aan bewijslevering komt de rechtbank op dit punt dan ook niet toe.
2.5.
Tenslotte heeft de rechtbank in rechtsoverweging 4.6 van het tussenvonnis van 21 januari 2015 reeds geoordeeld dat het aangaan van de financieringsovereenkomst tussen Rabobank en [de B.V.] (waarvan onderdeel uitmaakt de in 2006 verstrekte geldlening van € 1.850.000,=, waarvoor [A] zich als borg verbond) behoorde tot de normale bedrijfsuitoefening van [de B.V.]
De rechtbank ziet daarom in de brief van 15 september 2015 van de echtgenote van [A] , waarbij zij de vernietiging inroept van de akte van borgtocht van 22 juni 2006, geen aanleiding op dat oordeel terug te komen.
2.6.
Dat betekent dat de vordering van Rabobank zal worden toegewezen.
2.7.
Rabobank vordert [A] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 1.846,53 voor verschotten en € 3.211,= voor salaris advocaat (1 rekest x € 3.211,=).
2.8.
[A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rabobank worden begroot op:
- dagvaarding € 94,79
- griffierecht 3.829,=
- salaris advocaat
14.449,50(4,5 punten × tarief € 3.211,=)
Totaal € 18.373,29
in reconventie
2.9.
Gelet op hetgeen in conventie is overwogen, zal de vordering in reconventie worden afgewezen.
2.10.
[A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rabobank worden begroot op nihil.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt [A] om aan Rabobank te betalen een bedrag van € 725.000,= (zevenhonderdvijfentwintigduizend euro), vermeerderd met de contractuele rente van 4,474% per jaar met ingang van 1 december 2013 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [A] in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 5.057,53,
3.3.
veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van Rabobank tot op heden begroot op € 18.373,29,
3.4.
verklaart dit vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
3.5.
wijst de vorderingen af,
3.6.
veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van Rabobank tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W. Vogels en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2016. [1]

Voetnoten

1.type: