2.5.De Speelgoedrichtlijn
De politierechter acht het van belang eerst een kort overzicht te geven van het toepasselijke wettelijke kader:
a. Artikel 2 van de Wet wapens en munitie luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
1 Wapens in de zin van deze wet zijn de hieronder vermelde of overeenkomstig dit artikellid aangewezen voorwerpen, onderverdeeld in de volgende categorieën.
…..
Categorie I
……
7°.andere door Onze Minister aangewezen voorwerpen die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen of die zodanig op een wapen gelijken, dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn.
Artikel 3 van de Regeling wapens en munitie luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
Als voorwerpen van categorie I, onder 7°, die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen of die zodanig op een wapen gelijken dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn, worden aangewezen:
a.
voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens of met voor ontploffing bestemde voorwerpen, met uitzondering van speelgoedvoorwerpen als bedoeld in de Richtlijn 2009/48/EG;
………
Artikel 13 van de Wet wapens en munitie luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
1 Het is verboden een wapen van categorie I te vervaardigen, te transformeren, voor derden te herstellen, over te dragen, voorhanden te hebben, te dragen, te vervoeren, te doen binnenkomen of te doen uitgaan.
Toegespitst op het onderhavige geval blijkt uit deze opsomming dat de wet het voorhanden hebben van door de Minister aangewezen voorwerpen die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen of die zodanig op een wapen gelijken dat zij voor afdreiging geschikt zijn, verbiedt. Bij artikel 3 van de Regeling wapens en munitie zijn die voorwerpen aangewezen, namelijk voorwerpen die sprekend lijken op “echte” vuurwapens, met uitzondering van speelgoedvoorwerpen als bedoeld in de Speelgoedrichtlijn.
De politierechter gaat er met de officier van justitie en de verdediging vanuit dat de in beslag genomen voorwerpen imitatiewapens zijn die een sprekende gelijkenis vertonen met “echte” vuurwapens. De vraag is derhalve of het speelgoedvoorwerpen als bedoeld in de Speelgoedrichtlijn betreft.
De Speelgoedrichtlijn geeft in artikel 2 haar toepassingsgebied:
1. Deze richtlijn is van toepassing op producten die, al dan niet uitsluitend, ontworpen of bestemd zijn om door kinderen jonger dan 14 jaar bij het spelen te worden gebruikt (hierna „speelgoed” genoemd).
De in bijlage I vermelde producten worden niet als speelgoed in de zin van deze richtlijn beschouwd.
Bijlage 1 bij de Speelgoedrichtlijn luidt – voor zo ver van belang - als volgt:
Lijst van producten die, met name, niet als speelgoed in de zin van deze richtlijn worden beschouwd
(als bedoeld in artikel 2, lid 1)
…….
2. Producten voor verzamelaars, mits op het product of de verpakking ervan zichtbaar en leesbaar is aangegeven dat het bestemd is voor verzamelaars van 14 jaar en ouder. Voorbeelden van deze categorie zijn:
…….
e) imitaties van echte vuurwapens.
Artikel 1 van de Speelgoedrichtlijn bevat een aantal criteria aan de hand waarvan kan worden uitgemaakt of een product al dan niet binnen het toepassingsgebied van de richtlijn valt. Van belang in deze zaak is het criterium dat het product
“ontworpen of bestemd is om door kinderen jonger van 14 bij het spelen te worden gebruikt”
Uit de beschrijving door verbalisant Groen van 20 stuks veerdrukpistolen van het merk C&L, model HY 729B, 22 stuks veerdrukpistolen van het merk Fei Xiang, model MP 800 en 20 stuks veerdrukpistolen van het merk ES, model ES-2011K blijkt uit opdrukken op de verpakkingen van deze imitatievuurwapens dat deze niet bestemd zijn om te worden gebruikt door kinderen jonger dan 14 jaar.
De verpakkingen zijn wel voorzien van een CE-markering. De vraag is of die markering bepalend is voor de vraag of een product onder de werking van de Speelgoedrichtlijn valt.
Artikel 16 van de Speelgoedrichtlijn bepaalt dat speelgoed dat op de markt wordt gebracht voorzien is van een CE-markering.
Artikel 3 van de Speelgoedrichtlijn bepaalt dat onder een CE-markering moet worden verstaan:
16. „CE-markering”: een markering waarmee de fabrikant aangeeft dat het speelgoed in overeenstemming is met alle toepasselijke eisen van de communautaire harmonisatiewetgeving die in het aanbrengen ervan voorziet;
Uit artikel 16, noch uit artikel 3, aanhef en sub 16 van de Speelgoedrichtlijn valt naar het oordeel van de politierechter af te leiden dat een product door een CE-markering onder de werking van die Richtlijn komt te vallen. Er blijkt wel uit dat speelgoed een CE-markering moet hebben, er blijkt niet uit dat een product met een CE-markering speelgoed is.
Een en ander leidt tot het oordeel dat de in beslag genomen voorwerpen, te weten 20 stuks veerdrukpistolen van het merk C&L, model HY 729B, 22 stuks veerdrukpistolen van het merk Fei Xiang, model MP 800 en 20 stuks veerdrukpistolen van het merk ES, model ES-2011K geen speelgoedvoorwerpen zijn in de zin van de Speelgoedrichtlijn. Nu vaststaat dat het wel voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens en als zodanig zijn aangewezen als voorwerpen die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen, is het voorhanden hebben daarvan verboden en strafbaar gesteld bij de Wet wapens en munitie.
Ten aanzien van de in beslaggenomen 20 veerdrukpistolen van het merk ES, model ES-M23, overweegt de politierechter dat uit de verpakking blijkt dat deze niet geschikt zijn voor kinderen tussen de 0 en 3 jaar. Materiedeskundige Groen relateert dat in de verpakking van het product in een klein plastic zakje ronde kunststof pellets zitten die door kinderen kunnen worden ingeslikt of in neus en oren kunnen worden gestopt. Het plastic zakje kan voor obstructie zorgen van de luchtstroom naar mond in keelholte. Dit is in strijd met de geldende Bijzondere veiligheidseisen als gesteld in bijlage II bij de Speelgoedrichtlijn, aldus Groen.
De politierechter overweegt dienaangaande als volgt.
Bijlage II bij de Speelgoedrichtlijn stelt bijzondere veiligheidseisen aan speelgoed. Paragraaf I handelt over fysische en mechanische eigenschappen. Artikel 4 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
4. a) Speelgoed en onderdelen daarvan leveren geen risico van verwurging op.
b) Speelgoed en onderdelen daarvan mogen geen enkel risico van verstikking opleveren door afsluiting van de luchtstroom als gevolg van externe obstructie van de mond en neus.
c) De afmetingen van speelgoed en onderdelen daarvan moeten zodanig zijn dat zij geen enkel risico van verstikking opleveren door afsluiting van de luchtstroom als gevolg van obstructie door voorwerpen die in de mond of keelholte of bij de ingang van de lagere luchtwegen klem zitten.
d) Speelgoed dat kennelijk bestemd is voor gebruik door kinderen jonger dan 36 maanden, alsook de onderdelen en afneembare delen daarvan, zijn groot genoeg om niet te kunnen worden ingeslikt of ingeademd. Dit geldt ook voor ander speelgoed dat bestemd is om in de mond te worden gestopt, alsook voor de onderdelen en afneembare delen daarvan.
De vraag is of materiedeskundige Groen voldoende deskundig is om te oordelen over de vraag of een bepaald speelgoed voldoet aan bepaalde veiligheidseisen. De CE-markering geeft aan dat een speelgoed aan de daaraan te stellen eisen voldoet. Bovendien, geven de Richtsnoeren voor de toepassing van Richtlijn 2009/48/EG betreffende de veiligheid van Speelgoedals toelichting op het desbetreffende artikel:
“Voor kleine balletjes, knikkers en soortgelijke voorwerpen worden waarschuwingen momenteel als voldoende beschouwd om het gevaar tot een minimum te beperken indien het speelgoed bestemd is voor kinderen ouder dan 3 jaar. Voor ballonnen dient de waarschuwing te wijzen op het gevaar voor kinderen jonger dan 8 jaar. “
De politierechter concludeert dat onvoldoende vaststaat dat het imitatiewapen niet voldoet aan de gestelde bijzondere veiligheidseisen en dat het daardoor niet onder het toepassingsbereik van de Speelgoedrichtlijn valt.
Op grond van het vorengaande moet worden vastgesteld dat de imitatiewapens niet bestemd zijn voor kinderen onder de leeftijd van drie jaar en dat niet blijkt dat ze niet zijn bestemd voor kinderen onder de leeftijd van 14 jaar. Van andere geldende uitzonderingen is niet gebleken. Dat betekent dat de in beslag genomen 20 veerdrukpistolen van het merk ES, model ES-M23 speelgoedvoorwerpen zijn als bedoeld in de Speelgoedrichtlijn, waarvan het voorhanden hebben niet is verboden. Verdachte zal in zoverre worden vrijgesproken.