In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 januari 2016 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot voorlopige machtiging voor de betrokkene, geboren in 1973 in Suriname, die verblijft in een psychiatrisch ziekenhuis. Het verzoek is ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Den Haag, met als doel het voortduren van het verblijf van de betrokkene in het ziekenhuis. De betrokkene heeft verweer gevoerd en aangegeven dat zij niet langer in het ziekenhuis wil blijven, omdat zij meent dat zij niet de juiste behandeling krijgt. Haar advocaat heeft aangevoerd dat er geen gevaar is en dat er alternatieven zijn om eventueel gevaar af te wenden.
De rechtbank heeft de betrokkene gehoord en vastgesteld dat zij lijdt aan een complexe posttraumatische stressstoornis (PTTS). De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een stoornis van de geestesvermogens die gevaar kan veroorzaken voor de betrokkene zelf en voor de algemene veiligheid. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de betrokkene regelmatig in verwarde toestand op straat vertoeft en overlast veroorzaakt in de buurt, wat blijkt uit meerdere politiemutaties en een petitie van buurtbewoners.
De rechtbank concludeert dat het gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend. Ondanks de inspanningen van de betrokkene om een adequate behandeling te regelen, is dit tot nu toe niet gelukt. De rechtbank verleent daarom de voorlopige machtiging tot het voortduren van het verblijf in het psychiatrisch ziekenhuis voor een periode van maximaal zes maanden, tot en met 4 juli 2016.