ECLI:NL:RBDHA:2016:752

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 januari 2016
Publicatiedatum
27 januari 2016
Zaaknummer
C/09/496516
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 18 januari 2016 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [kind 1] en [kind 2], op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden. Het verzoek tot ondertoezichtstelling is ingediend naar aanleiding van zorgen over de gezondheid en schoolgang van [kind 1], en schoolverzuim en problematisch gedrag van [kind 2]. De ouders van de kinderen, die feitelijk bij hen verblijven, hebben niet adequaat gereageerd op de zorgen van de hulpverlening en hebben niet meegewerkt aan de benodigde hulpverlening. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet op één lijn zitten en dat de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen blijven bestaan. Tijdens de zitting zijn de ouders en vertegenwoordigers van de Raad en Stichting Jeugdbescherming gehoord. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen en hen de benodigde hulp te bieden. De kinderrechter heeft besloten om [kind 1] onder toezicht te stellen tot de datum waarop zij achttien jaar wordt, en [kind 2] voor de duur van één jaar. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd & Bopz
Zaaksgegevens: C/09/496516 / JE RK 15-1818
Datum uitspraak: 18 januari 2016

Beschikking van de kinderrechter

Ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 18 september 2015 ingekomen verzoekschrift van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
- [kind 1], geboren op [geboortedag 1] 1998 te [geboorteplaats 1] ,
hierna ook te noemen: [kind 1]
- [kind 2]geboren op [geboortedag 2] 2000 te [geboorteplaats 2] ,
hierna ook te noemen: [kind 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[dhr. A] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1]

[mw. B] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2]

Het procesverloop

Bij beschikking d.d. 6 oktober 2015 van de kinderrechter in deze rechtbank zijn
[kind 1] en [kind 2] van 6 oktober 2015 tot 19 januari 2016 onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden en is de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot een voor 19 januari 2016 te houden terechtzitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
- voornoemde beschikking d.d. 6 oktober 2015, waarvan de inhoud als hier overgenomen
dient te worden beschouwd;
- de op 6 januari 2016 ingekomen plannen van aanpak betreffende [kind 1] en [kind 2] ;
- de brief d.d. 14 januari 2016 van de Raad, met als bijlage een update raadsonderzoek
d.d. 13 januari 2016.
Op 18 januari 2016 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn gehoord:
- mevrouw [mw. C] namens de Raad;
- de heer [dhr. D] namens Stichting Jeugdbescherming west;
- de vader;
- de moeder.
[kind 1] en [kind 2] zijn op 18 januari 2016 in raadkamer gehoord.

Feiten

[kind 1] en [kind 2] zijn erkend door de vader.
Voor zover de kinderrechter dat uit de beschikbare stukken kan afleiden, is de moeder belast met het ouderlijk gezag.
[kind 1] en [kind 2] verblijven feitelijk bij de ouders.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [kind 1] tot de datum waarop zij de leeftijd van achttien jaar zal bereiken en tot ondertoezichtstelling van [kind 2] voor de duur van één jaar.
De gronden voor het verzoek van de Raad zijn, blijkens het rapport, gelegen in het feit dat er zorgen zijn over de gezondheid en de vastgelopen schoolgang van [kind 1] en dat er zorgen zijn over het schoolverzuim, alcoholgebruik en zelfbepalende gedrag van [kind 2] .
Het stimuleren van de minderjarigen met betrekking tot school en het accepteren van de nodige hulpverlening en het begrenzen van de minderjarigen lukt de ouders onvoldoende. Ouders zitten niet op één lijn met elkaar, erkennen de zorgen in beperkte mate en delen de visie van de hulpverlening over de hulp die nodig is, niet. Vanuit de opvoedpoli is getracht voor ieder van de minderjarigen een individueel en intensief traject op gang te brengen, maar de ouders hebben daar niet aan willen meewerken.
De Raad acht het dwingende kader van een ondertoezichtstelling voor [kind 1] en [kind 2] juist geboden nu het na het vrijwillige kader ingezette drangkader niet langer toereikend is om de benodigde hulp van de grond te krijgen.
Ter terechtzitting heeft mevrouw [mw. C] namens de Raad verklaard dat, hoewel er inmiddels een positieve lijn is ingezet, de zorgen onverminderd aanwezig zijn en de Raad dan ook het verzoek handhaaft. [kind 1] gaat inmiddels naar school, maar dit betreft slechts drie dagen een uur en bij [kind 2] is er nog steeds sprake van schoolverzuim. Ten aanzien van beide minderjarigen is voor hun ontwikkeling voorts individuele therapie nodig terwijl ook gezinstherapie aangewezen is. Als dit niet in een verplicht kader wordt opgelegd, gaat het zeker niet lukken. Het verplichte kader van de ondertoezichtstelling is dan ook zeker nodig om de benodigde hulpverlening te bewerkstelligen en de schoolgang te monitoren.
De inzet van de gezinscoach, die thans voornamelijk op zus [kind 3] is gericht, zou moeten worden uitgebreid naar [kind 1] en [kind 2] , opdat de jeugdbeschermer op de achtergrond kan blijven en slechts, indien het echt noodzakelijk is, hoeft in te grijpen.
De heer [dhr. D] heeft ter zitting meegedeeld dat hij zich op verzoek van de moeder niet actief met het gezin bemoeit, maar dit aan de gezinscoach van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) overlaat. Ook heeft hij aangegeven dat de zorgen van de Raad ten aanzien van de ontwikkeling van [kind 1] en [kind 2] worden gedeeld en een verplicht kader noodzakelijk is.
De moeder en de vader hebben verweer gevoerd. Zij hebben gesteld dat zij geen vertrouwen hebben in de jeugdbeschermer omdat hij informatie verdraait en hen tegenwerkt. Er is wel vertrouwen in de gezinscoach en deze samenwerking verloopt perfect. Individuele en/of gezinstherapie wordt door de ouders niet nodig geacht. Het gaat goed met [kind 1] en [kind 2] . De druk van alle instanties heeft geen positieve invloed op de minderjarigen.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [kind 1] en [kind 2] bestaan uit het hierna volgende. De schoolgang van [kind 1] die thans minimaal is, moet worden uitgebreid. De schoolgang van [kind 2] moet, zonder verzuim, worden gecontinueerd. Voorts zijn er zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [kind 1] en [kind 2] en is individuele- en gezinstherapie noodzakelijk.
Hoewel er kleine positie stappen zijn gezet en de samenwerking met de gezinscoach goed lijkt te verlopen, dient deze positieve ontwikkeling te worden voortgezet. Uitbreiding van de bemoeienis van de gezinscoach, te weten naast [kind 3] ook ten aanzien van [kind 1] en [kind 2] , is aangewezen en de jeugdbeschermer zal de verdere ontwikkelingen op afstand volgen.
Indien het noodzakelijk is in het belang van ontwikkeling van [kind 1] en [kind 2] kan de jeugdbeschermer ingrijpen.
Gelet op het vorenstaande is ten aanzien van [kind 1] de ondertoezichtstelling tot de datum waarop zij de leeftijd van 18 jaar zal bereiken noodzakelijk en zal ten aanzien van [kind 2] de ondertoezichtstelling voor het resterende deel van het verzochte jaar worden uitgesproken.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [kind 1] van 19 januari 2016 tot [geboortedag 1] 2016, zijnde de datum waarop zij de leeftijd van achttien jaar zal bereiken, onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
stelt [kind 2] van 19 januari 2016 tot 6 oktober 2016 onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.E.M.G. van Wezel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2016.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.