ECLI:NL:RBDHA:2016:753

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 januari 2016
Publicatiedatum
27 januari 2016
Zaaknummer
C/09/502987
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met problematisch gedrag

Op 18 januari 2016 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [kind], geboren op [geboortedag] 2000 in Polen. Het verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, naar aanleiding van zorgen over het gedrag van [kind]. De kinderrechter heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder een rapport van de Raad en een verleningsbesluit van de gemeente Den Haag. Tijdens de zitting zijn de vader, moeder, en vertegenwoordigers van de Raad en Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden gehoord.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van ernstige problemen bij [kind], waaronder drugsgebruik, agressief gedrag en het ontbreken van een dag- en nachtritme. [kind] volgt sinds april 2015 geen onderwijs en heeft geen andere dagbesteding. De moeder heeft aangegeven dat zij geen controle heeft over [kind] en dat de situatie thuis erg stressvol is. De kinderrechter oordeelt dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de opvoedproblematiek aan te pakken en dat een uithuisplaatsing in een leefgroep van Jeugdformaat noodzakelijk is voor de veiligheid van [kind] en zijn thuissituatie.

De kinderrechter heeft besloten om [kind] voor de duur van één jaar onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden en hem gedurende zes maanden uit huis te plaatsen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter heeft [kind] gewaarschuwd dat als hij niet zelf aan de slag gaat, plaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp de volgende stap kan zijn. De beschikking is openbaar uitgesproken op 18 januari 2016.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd & Bopz
Zaaksgegevens: C/09/502987/JE RK 16-12
Datum uitspraak: 18 januari 2016

Beschikking van de kinderrechter

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 5 januari 2016 ingekomen verzoekschrift van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:

[kind] , geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] (Polen),

hierna ook te noemen: [kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[dhr. A] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1]

[mw. B] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het rapport van de Raad d.d. 29 december 2015, met als bijlage het verzoek tot onderzoek
(VTO);
- het verleningsbesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente
Den Haag d.d. 4 januari 2016.
Op 18 januari 2016 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn gehoord:
- mevrouw [mw. C] namens de Raad;
- de heer [dhr. D] namens Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden (verder:
gecertificeerde instelling);
- de moeder;
- [kind] .
[kind] is op 18 januari 2016 ook in raadkamer gehoord.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de vader.

Feiten

Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
Voor zover de kinderrechter dat uit de beschikbare stukken kan afleiden, zijn de vader en de moeder gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
[kind] verblijft feitelijk bij de moeder.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [kind] voor de periode van één jaar en tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] in een leefgroep van Jeugdformaat, zijnde een accommodatie jeugdhulpaanbieder, voor de duur van zes maanden.
De grond voor het verzoek van de Raad is, blijkens het rapport, gelegen in het navolgende.
Er is sprake van drugsgebruik en zelfbepalend gedrag van [kind] , dat ieder moment kan escaleren en uitmondt in zowel fysieke als verbale agressie naar zijn moeder en zus.
[kind] volgt voorts sinds april 2015 geen onderwijs. Hij heeft geen andere dagbesteding en heeft een omgekeerd dag- en nachtritme. Bij de dagbehandeling en dagbesteding bij het Palmhuis is [kind] de laatste keren niet komen opdagen.
De moeder is op dit moment niet in staat de bedreiging voor [kind] weg te nemen, omdat zij de draagkracht niet meer heeft om de juiste structuur en regels toe te passen en [kind] op de juiste pad te krijgen. Ondersteuning door middel van een ondertoezichtstelling om de opvoedproblematiek op te pakken is aangewezen en een uithuisplaatsing voor een periode van zes maanden is noodzakelijk om veiligheid te creëren voor [kind] en zijn thuissituatie. Daarnaast zal [kind] in een leefgroep mogelijk de juiste structuur en grenzen aangereikt krijgen om zijn dag- en nachtritme weer op te pakken alsook de dagbehandeling bij het Palmhuis.
Van de zijde van de Raad is ter terechtzitting het verzoek gehandhaafd en is meegedeeld dat het belangrijk is dat [kind] aan zijn problemen werkt, maar dat dit niet kan terwijl hij thuis woont, omdat de veiligheid van zijn moeder en zus niet kan worden gewaarborgd.
De heer [dhr. D] heeft ter zitting aangegeven dat hij de zorgen herkent en dat eerst de drugsproblematiek van [kind] moet worden aangepakt alvorens hij in een leefgroep kan worden geplaatst en de dagbehandeling bij het Palmhuis kan hervatten. De Brijderstichting is bereid [kind] te helpen, maar hij moet de eerste stap zetten door een telefonische intake te doen. Tot op heden is dit niet gelukt. Het is aldus de heer [dhr. D] lastig om met [kind] in gesprek te gaan omdat hij niets vertelt. De hulpverlening van de Brijderstichting is op dit moment het belangrijkste en moet door [kind] worden geaccepteerd.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte. Zij heeft meegedeeld dat het thuis niet goed gaat en dat zij geen controle heeft over het doen en laten van [kind] . Bovendien is zij bang voor de vrienden van [kind] en is de situatie thuis erg stressvol.

Beoordeling

De vader is conform de wettelijke vereisten opgeroepen.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [kind] bestaan uit het hierna volgende.
Bij [kind] is er sprake van drugsproblematiek, het ontbreken van een dag- en nachtritme, zelfbepalend en agressief gedrag en het weigeren van hulpverlening vanuit het Palmhuis.
Prioriteit ligt bij het aanpakken van de drugsproblematiek via hulpverlening van de Brijderstichting. Nu verplichte begeleiding van een jeugdbeschermer ter ondersteuning van [kind] en de moeder noodzakelijk is, zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling voor een jaar uitspreken.
[kind] moet de eerste stap zetten en de hulpverlening van de Brijderstichting aanvaarden, alvorens hij in een leefgroep kan worden geplaatst en de dagbehandeling bij het Palmhuis kan hervatten. Tijdens de zitting lijkt [kind] hiervan doordrongen te zijn.
Plaatsing in een leefgroep is aangewezen om het leven van [kind] weer op de rails te krijgen en de veiligheid van zijn huisgenoten te realiseren.
De kinderrechter is dan ook van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn.
De kinderrechter heeft [kind] gewaarschuwd dat plaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp de volgende stap kan zijn als hij niet zelf aan de slag gaat.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [kind] van 18 januari 2016 tot 18 januari 2017 onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
en
machtigt Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden [kind] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie jeugdhulpaanbieder voor de duur van zes maanden, van 18 januari 2016 tot 18 juli 2016;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.E.M.G. van Wezel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2016.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.