ECLI:NL:RBDHA:2016:7761
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.W. Ente
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Afghaanse eiser wegens ongeloofwaardigheid van het asielrelaas en onvoldoende onderbouwing van minderjarigenbelangen
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 23 juni 2016 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Afghaanse eiser, die op 19 januari 2016 een asielaanvraag indiende. De eiser, afkomstig uit Herat, vreesde voor vervolging na een gewelddadig voorval waarbij hij getuige was van de verkrachting van een vriend. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft de aanvraag op 22 mei 2016 afgewezen, omdat het asielrelaas van de eiser als ongeloofwaardig werd beschouwd. Tijdens de zitting op 16 juni 2016 was de eiser aanwezig, bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde, en werd het onderzoek gesloten.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de geloofwaardigheidsbeoordeling niet in strijd met de geldende werkinstructies had uitgevoerd. De rechtbank vond dat de staatssecretaris voldoende had onderbouwd dat de identiteit en nationaliteit van de eiser geloofwaardig waren, maar dat het asielrelaas niet geloofwaardig was. De eiser had niet voldoende bewijs geleverd dat zijn belangen als minderjarige onvoldoende waren meegewogen in de beoordeling. De rechtbank concludeerde dat de vrees van de eiser voor vervolging bij terugkeer naar Afghanistan niet aannemelijk was, en dat er geen grond was voor een asielvergunning op basis van de gestelde problemen met de Taliban.
De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na verzending van de uitspraak.