In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 april 2016 uitspraak gedaan over een verzoek tot vaststelling van kinderalimentatie. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J. Boelaars, verzocht de rechtbank om de kinderalimentatie voor hun minderjarige kind, geboren op [geboortedatum], te bepalen op € 500,00 per maand, met terugwerkende kracht vanaf 1 december 2014. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.M.A. Oud, voerde verweer en stelde dat de alimentatie niet hoger dan € 100,00 per maand zou moeten zijn, omdat de vrouw een bijstandsuitkering ontvangt. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 22 maart 2016, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren.
De rechtbank overwoog dat de man als ouder primair verantwoordelijk is voor de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De rechtbank stelde vast dat een bijstandsuitkering niet kan worden aangemerkt als inkomen, maar slechts als een waarborg voor de noodzakelijke kosten van levensonderhoud. De rechtbank concludeerde dat de man voldoende draagkracht heeft om een hogere kinderalimentatie te betalen, en dat de bijstandsuitkering van de vrouw niet in mindering mag worden gebracht op de kinderalimentatie.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de kinderalimentatie vastgesteld op € 340,00 per maand, met ingang van 12 november 2015. De rechtbank verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders verzochte af. Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van ouders na een scheiding en de rol van bijstandsuitkeringen in alimentatiezaken.