De rechtbank hecht aan het rapport van [psychiater-psychoanalyticus], alsmede aan de rapportage verzekeringsgeneeskundig onderzoek, niet die waarde die verweerder daaraan gehecht wenst te zien.
De rechtbank overweegt dat [psychiater-psychoanalyticus] niet kan worden gevolgd in zijn standpunt dat de aard, de omvang en de ernst van de ervaringen van eiser in Kosovo zeer beperkt zijn te achten. De aard van de gebeurtenissen wordt met deze kwalificatie miskend. Uit het rapport blijkt niet dat [psychiater-psychoanalyticus] bij eiser heeft doorgevraagd naar de ervaringen waaraan hij blootgesteld is geweest en zijn fysiologische en/of psychische reacties daarop. Het had op de weg van [psychiater-psychoanalyticus] gelegen om dit te doen. Dit geldt evenzeer voor het ziektebeeld van eiser met betrekking tot zijn ziekmelding in zijn functie van nachtportier in 2009. Dit klemt te meer nu [psychiater-psychoanalyticus] bij het psychiatrisch onderzoek heeft bemerkt dat eiser de neiging heeft om zijn problematiek te ontkennen. Aan de verzekeringsgeneeskundige rapportage kleven op dezelfde punten gebreken, nu de onvolledige bevindingen van [psychiater-psychoanalyticus] zijn gevolgd en geen aanleiding is gezien tot nader (psychiatrisch) onderzoek. Ook is niet aan [psychiater-psychoanalyticus] teruggekoppeld dat bij de anamnese afgenomen door de verzekerings-geneeskundige door eiser wel vermijdingsgedrag is genoemd.
De door eiser ingediende medische stukken zijn 1,5 jaar na het rapport van [psychiater-psychoanalyticus] opgemaakt. Door wachtlijsten en procedures heeft het tot in 2011 geduurd voor behandeling kon worden opgestart. Dit neemt evenwel niet weg dat aan deze medische stukken wel betekenis kan worden toegekend. Volgens psychiater [psychiater] heeft eiser zich via De Basis aangemeld met PTSS-klachten en problemen met agressieregulatie. Ook [(bezwaar-)verzekeringsarts] heeft vermeld dat er PTSS-kenmerken zijn te destilleren. Nu eiser door hem niet aan te rekenen omstandigheden niet eerder medische informatie van behandelaars voorhanden had, had het juist op de weg van [psychiater-psychoanalyticus] en de verzekeringsarts gelegen om door middel van het doorvragen het medisch geschil te ontrafelen. Dit is, zoals hiervoor is overwogen, niet gebeurd. In dit kader hadden de door eiser ingediende stukken ook tijdens de bezwaarprocedure nog kunnen worden voorgelegd aan [psychiater-psychoanalyticus] of aan een andere psychiater. Dit is evenmin gebeurd. Het standpunt van [(bezwaar-)verzekeringsarts] dat een betrouwbare reconstructie niet meer mogelijk is na 4,5 jaar volgt de rechtbank niet.
Het komt de rechtbank voor dat, indien de onderzoeken met de vereiste zorgvuldigheid hadden plaatsgevonden, een betrouwbaarder beeld van de situatie op de peildatum had kunnen worden verkregen en mogelijk de diagnose PTSS wel was gesteld.
De rechtbank verwijst ten slotte naar de uitspraak van deze rechtbank van 15 oktober 2014 (ECLI:NL:RBDHA: 2014:12604), waarin is overwogen:
“De rechtbank overweegt, deze uitlatingen overziend, allereerst dat verweerder, naar zijn gemachtigde ook terechtzitting heeft bevestigd, een in en door de dienst gekwetst militair zoals eiser, het volle pond dient te geven, niet alleen inhoudelijk, maar ook procedureel, in de vormgeving van de bezwaarprocedure. De gewezen militair die meent dat zijn aanspraken bij een primair besluit zijn onderschat, dient dan ook in bezwaar ten volle de gelegenheid te hebben zijn gelijk te bewijzen. Indien hij in dat kader een rapport in het geding brengt van een psychiater die op basis van eigen psychiatrisch onderzoek omtrent de betrokkene rapporteert, zoals in het voorliggende geval is geschied, ligt het op de weg van verweerder om vervolgens zo zorgvuldig mogelijk het medisch geschil te ontrafelen en aldus het best mogelijke besluit op bezwaar te nemen.”