ECLI:NL:RBDHA:2016:805

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 januari 2016
Publicatiedatum
28 januari 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 5447
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een militair invaliditeitspensioen wegens geen dienstverband voor psychische aandoening en de noodzaak van nieuw onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 januari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een soldaat der eerste klasse bij de Koninklijke Landmacht, en de minister van Defensie. De eiser had verzocht om toekenning van een militair invaliditeitspensioen (mip) vanwege psychische klachten die hij na zijn uitzending naar Kosovo in 2000 had ontwikkeld. De minister van Defensie weigerde dit verzoek, omdat er geen dienstverband werd aanvaard met betrekking tot de psychische aandoening van eiser. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft eiser beroep ingesteld tegen dit besluit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de psychische klachten van eiser. De rechtbank oordeelde dat de rapportage van de ingeschakelde psychiater, die de klachten als niet ernstig genoeg bestempelde, niet voldoende was. De rechtbank merkte op dat de psychiater niet had doorgevraagd naar de ervaringen van eiser in Kosovo, wat essentieel was voor een goede beoordeling van de situatie. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid was genomen en dat er een nieuwe psychiatrische beoordeling moest plaatsvinden.

De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het besluit van de minister vernietigd en de minister opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 15/5447 ABP

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. H.J.M.G.M. van der Meijden),
en

de minister van Defensie, verweerder

(gemachtigde: P.J.H. Souren).

Procesverloop

Bij besluit van 3 maart 2010 heeft verweerder geweigerd eiser in aanmerking te brengen voor een militair invaliditeitspensioen (mip), omdat geen dienstverband wordt aanvaard met betrekking tot eisers psychische aandoening van algemene aard.
Bij besluit van 19 juni 2015 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2015.
Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Eiser, soldaat der eerste klasse bij de Koninklijke Landmacht, is van 22 januari 1996 tot 22 september 2001 werkzaam geweest als dienstplichtige en bij het beroepspersoneel voor bepaalde tijd (BBT), laatstelijk in de functie van schutter lange afstanden. Eiser is in de periode 3 januari 2000 tot en met 17 mei 2000 uitgezonden geweest naar Kosovo (Kosovo Force, KFOR II).
1.2
Eiser heeft bij brief van 15 september 2009, ontvangen bij verweerder op 16 september 2009, verzocht om toekenning van een mip. Hij stelt dat hij sinds de uitzending klachten heeft.
1.3
Op 23 februari 2010 is omtrent eiser een rapportage verzekeringsgeneeskundig onderzoek invaliditeitspensioen uitgebracht. Hieraan ligt ten grondslag het op 13 januari 2010 op verzoek van verweerder door [psychiater-psychoanalyticus], psychiater-psychoanalyticus, omtrent eiser uitgebrachte rapport.
1.4
Bij besluit van 3 maart 2010 heeft verweerder geweigerd eiser in aanmerking te brengen voor een mip, omdat geen dienstverband wordt aanvaard met betrekking tot eisers psychische aandoening van algemene aard.
Eiser heeft bij brief van 5 april 2010 bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Eiser heeft afgezien van een hoorzitting.
Bij besluit van 19 juni 2015 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft bij brief van 23 juli 2015 beroep ingesteld tegen dit besluit.
2 Verweerder verwijst naar de rapportage verzekeringsgeneeskundig onderzoek invaliditeitspensioen, het rapport van [psychiater-psychoanalyticus] en de commentaren van de adviserend (bezwaar)verzekeringsarts [(bezwaar-)verzekeringsarts] van 17 juli 2014 en 5 juni 2015. Verweerder heeft nadrukkelijk gewezen op de in het kader van de mip gehanteerde peildatumsystematiek. De peildatum in eisers geval is 16 september 2009. Dit impliceert dat thans in bezwaar uitsluitend de psychische gezondheidstoestand op of omstreeks die datum aan de orde kan zijn. De door eiser overgelegde behandelinformatie dateert van 3 augustus 2011, derhalve twee jaar gelegen na de peildatum. Aan die behandelinformatie kan niet die waarde toekomen die eiser daaraan hecht.
3 Eiser heeft het bestreden besluit van 19 juni 2015 gemotiveerd betwist.
4 Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of eiser ten tijde hier van belang, te weten de peildatum 16 september 2009, lijdende was aan een Posttraumatische Stressstoornis (PTSS) en of deze aandoening in causaal verband staat tot eisers uitzending naar Kosovo. De rechtbank overweegt het volgende.
4.1
Eiser heeft in zijn verzoek om toekenning van een mip van 15 september 2009 vermeld dat hij sinds de uitzending onrustig is, slecht slaapt, niet tegen drukte kan, gevoelig is voor prikkels, heel direct reageert en daardoor dingen zegt die hij beter niet had kunnen zeggen. Met hulp van De Basis gaat hij naar Eindhoven of Den Bosch om hulp te vinden voor deze problemen.
In het verwijzingsformulier van 28 augustus 2009 is door De Basis vermeld dat eiser zich heeft gemeld met de volgende hulpvraag:
“Cliënt slaapt slecht, heeft woedeaanvallen en voelt zich onrustig en beweeglijk. Heeft constant problemen op de werkvloer in de beveiliging. Controledwang, zeer kort lontje, herbelevingen, slechte concentratie. Overmatig rechtsgevoel, waar hij veel last van heeft en irritaties oproept.”.
Op 13 januari 2010 is omtrent eiser een rapport uitgebracht door [psychiater-psychoanalyticus]. Hierin is vermeld dat eiser in zijn jeugd, na de scheiding van zijn ouders, in een internaat heeft verbleven. Nadien is hij in militaire dienst getreden. Na zijn militaire dienst heeft hij - laatstelijk - gewerkt als nachtportier. In die functie heeft hij zich in 2009 ziekgemeld en heeft hij contact gezocht met het centrale aanmeldpunt (CAP). Eiser heeft met betrekking tot zijn ervaringen in Kosovo medegedeeld dat hij patrouille heeft gelopen in/bij een besneeuwd mijnenveld, dat hij zag dat zijn dienstkameraad met zijn YPR een ravijn inreed en dat hij tijdens patrouille stuitte op een massagraf en de geur van de lijken nog wel eens meent te ruiken. Voorts heeft hij medegedeeld dat hij nabij een klooster werd geconfronteerd met de lijken van Servische monniken die waarschijnlijk door Kosovaren vermoord waren, dat de monniken in het water van de rivier lagen en sommigen waren opgehangen aan een poort. Tijdens rellen tussen de Serven en de moslims in Metrovica heeft eiser met anderen op een brug gestaan om strijdende partijen uit elkaar te houden. Hoewel eiser en de anderen door beide partijen bedreigd werden, mochten zij niet ingrijpen. Eiser heeft ook medegedeeld dat het bij beschietingen ter intimidatie onzeker was hoe het zou aflopen. Er was geen mandaat om terug te schieten.
[psychiater-psychoanalyticus] heeft deze ervaringen als potentieel traumatisch benoemd. De aard, de omvang en de ernst van deze ervaringen acht hij evenwel zeer beperkt. Volgens [psychiater-psychoanalyticus] is het uiterst onwaarschijnlijk dat sprake is van een PTSS, omdat eiser geen last heeft van herbelevingen en geen vermijdingsgedrag vertoont. De stoornissen in het gevoelsleven en in de relaties van eiser zijn terug te voeren op de ernstige persoonlijkheidsproblematiek/ hechtingsproblematiek. Er zijn geen aanwijzingen voor een verergering van de persoonlijkheidsproblematiek van eiser ten gevolge van zijn uitzending. [psychiater-psychoanalyticus] stelt als diagnose conform de DSM-IV classificatie op As I een aanpassingsstoornis niet anderszins omschreven (NAO) en op As II narcistische trekken. Als aard van de stressveroorzakende factor is op As IV vermeld financiële problemen, werkproblemen. Er is voor de psychische problematiek geen sprake van oorzakelijk dienstverband. Voor een verergerend dienstverband zijn geen termen aanwezig. Er is geen sprake van een eindtoestand. Eiser heeft in de afgelopen jaren enkele malen de huisarts bezocht in verband met zijn psychische klachten. De huisarts van eiser heeft ten tijde van het rapport van [psychiater-psychoanalyticus] (nog) niet gereageerd op het verzoek om nadere informatie. Eiser is niet in behandeling bij een medisch specialist, maar is wel verwezen naar de Geestelijke Gezondheidszorg Eindhoven (GGzE), waar een wachttijd geldt voor behandeling.
Op 23 februari 2010 is omtrent eiser een rapportage verzekeringsgeneeskundig onderzoek invaliditeitspensioen uitgebracht door verzekeringsarts [verzekeringsarts], waarbij het rapport van [psychiater-psychoanalyticus] is gevolgd. In de anamnese van [verzekeringsarts] is - naast hetgeen reeds is vermeld in het rapport van [psychiater-psychoanalyticus] – aangegeven dat eiser als schutter, samen met zijn buddy, is gedetacheerd bij Amerikanen. Op een gegeven moment lagen zij op het dak van een flatgebouw en werden gericht beschoten. Er waren geen kogels dichtbij eiser ingeslagen. De Amerikanen schoten terug, maar eiser mocht dat niet doen. Eiser heeft medegedeeld dat hij zich vanuit de WW heeft ziekgemeld. Eiser heeft voorts klachten gemeld zoals slaapproblemen, emotionele gevoelens bij mediaberichten, relationele problemen, overgevoeligheid voor harde knallen en problemen in drukte. Hij heeft vaak de neiging conflicten te mijden. Zo loopt hij kijkend naar de grond en gaat hij niet een kroeg binnen als het druk is. Eiser maakt al jaren geen gebruik van openbaar vervoer. In de auto heeft hij het zelf in de hand en kan hij zo nodig stoppen en uitrusten. Ten slotte heeft hij medegedeeld dat hij zich bij stress gejaagd voelt, waardoor hij de dagelijkse dingen met moeite kan doen.
Eiser heeft in de bezwaarprocedure enkele medische stukken overgelegd. Uit de verzekeringsgeneeskundige rapportage alsmede het medisch onderzoeksverslag in het kader van de WIA van verzekeringsgeneeskundige [verzekeringsgeneeskundige] van 24 juni 2011 blijkt dat eiser op 13 juli 2009 arbeidsongeschikt is geworden vanwege psychische klachten. Traumatische ervaringen opgedaan in Kosovo speelden een rol. Vermeld is dat behandeling van eiser door wachttijden fors is gestagneerd en eerst recent via PsyQ Heerlen plaatsvindt. Uit informatie van de behandelende sector is de verzekeringsgeneeskundige gebleken dat volgens de DSM IV classificatie op As I een PTSS en een stoornis in de impulsbeheersing NAO is vastgesteld. De diagnose op As II is uitgesteld.
Uit het rapport van [psychiater], psychiater, van 3 augustus 2011 blijkt dat bij eiser volgens de DSM IV classificatie op As I een PTSS en een stoornis in de impulsbeheersing NAO is vastgesteld. De diagnose op As II is uitgesteld.
De medisch adviseur/verzekeringsarts [(bezwaar-)verzekeringsarts] heeft verweerder bij brief van 17 juli 2014 medegedeeld dat de door eiser ingediende medische stukken dateren van ruim 1,5 jaar na het rapport van [psychiater-psychoanalyticus]. Uit de verslagen van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek invaliditeitspensioen en de psychiatrische expertise zijn PTSS-kenmerken zijn te destilleren, maar deze kenmerken voldeden nog niet aan de criteria van een PTSS. De psychische klachten als zodanig waren dus nog niet in overwegende mate aan de uitzendervaringen te relateren. Achteraf is mogelijk sprake geweest van prodromale verschijnselen, die zich later hebben ontwikkeld tot een floride PTSS. Een nieuwe psychiatrische keuring met de bedoeling om retrospectief nog te bepalen of er ten tijde van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek toch al een PTSS aanwezig was, is niet opportuun. Het is niet meer betrouwbaar te reconstrueren, aldus [(bezwaar-)verzekeringsarts].
Bij brief van 5 juni 2015 heeft [(bezwaar-)verzekeringsarts] verweerder medegedeeld dat het gegeven dat een verzekeringsarts en een psychiater, beiden na een eigen persoonlijk onderhoud met eiser in respectievelijk eind 2009/begin 2010, niet tot een psychiatrische aandoening met dienstverband concluderen, niet anders kan worden geïnterpreteerd dan dat er op dat moment geen of althans onvoldoende aanknopingspunten waren voor het aannemen van een dienstverbandaandoening.
4.2
De rechtbank hecht aan het rapport van [psychiater-psychoanalyticus], alsmede aan de rapportage verzekeringsgeneeskundig onderzoek, niet die waarde die verweerder daaraan gehecht wenst te zien.
De rechtbank overweegt dat [psychiater-psychoanalyticus] niet kan worden gevolgd in zijn standpunt dat de aard, de omvang en de ernst van de ervaringen van eiser in Kosovo zeer beperkt zijn te achten. De aard van de gebeurtenissen wordt met deze kwalificatie miskend. Uit het rapport blijkt niet dat [psychiater-psychoanalyticus] bij eiser heeft doorgevraagd naar de ervaringen waaraan hij blootgesteld is geweest en zijn fysiologische en/of psychische reacties daarop. Het had op de weg van [psychiater-psychoanalyticus] gelegen om dit te doen. Dit geldt evenzeer voor het ziektebeeld van eiser met betrekking tot zijn ziekmelding in zijn functie van nachtportier in 2009. Dit klemt te meer nu [psychiater-psychoanalyticus] bij het psychiatrisch onderzoek heeft bemerkt dat eiser de neiging heeft om zijn problematiek te ontkennen. Aan de verzekeringsgeneeskundige rapportage kleven op dezelfde punten gebreken, nu de onvolledige bevindingen van [psychiater-psychoanalyticus] zijn gevolgd en geen aanleiding is gezien tot nader (psychiatrisch) onderzoek. Ook is niet aan [psychiater-psychoanalyticus] teruggekoppeld dat bij de anamnese afgenomen door de verzekerings-geneeskundige door eiser wel vermijdingsgedrag is genoemd.
De door eiser ingediende medische stukken zijn 1,5 jaar na het rapport van [psychiater-psychoanalyticus] opgemaakt. Door wachtlijsten en procedures heeft het tot in 2011 geduurd voor behandeling kon worden opgestart. Dit neemt evenwel niet weg dat aan deze medische stukken wel betekenis kan worden toegekend. Volgens psychiater [psychiater] heeft eiser zich via De Basis aangemeld met PTSS-klachten en problemen met agressieregulatie. Ook [(bezwaar-)verzekeringsarts] heeft vermeld dat er PTSS-kenmerken zijn te destilleren. Nu eiser door hem niet aan te rekenen omstandigheden niet eerder medische informatie van behandelaars voorhanden had, had het juist op de weg van [psychiater-psychoanalyticus] en de verzekeringsarts gelegen om door middel van het doorvragen het medisch geschil te ontrafelen. Dit is, zoals hiervoor is overwogen, niet gebeurd. In dit kader hadden de door eiser ingediende stukken ook tijdens de bezwaarprocedure nog kunnen worden voorgelegd aan [psychiater-psychoanalyticus] of aan een andere psychiater. Dit is evenmin gebeurd. Het standpunt van [(bezwaar-)verzekeringsarts] dat een betrouwbare reconstructie niet meer mogelijk is na 4,5 jaar volgt de rechtbank niet.
Het komt de rechtbank voor dat, indien de onderzoeken met de vereiste zorgvuldigheid hadden plaatsgevonden, een betrouwbaarder beeld van de situatie op de peildatum had kunnen worden verkregen en mogelijk de diagnose PTSS wel was gesteld.
De rechtbank verwijst ten slotte naar de uitspraak van deze rechtbank van 15 oktober 2014 (ECLI:NL:RBDHA: 2014:12604), waarin is overwogen:
“De rechtbank overweegt, deze uitlatingen overziend, allereerst dat verweerder, naar zijn gemachtigde ook terechtzitting heeft bevestigd, een in en door de dienst gekwetst militair zoals eiser, het volle pond dient te geven, niet alleen inhoudelijk, maar ook procedureel, in de vormgeving van de bezwaarprocedure. De gewezen militair die meent dat zijn aanspraken bij een primair besluit zijn onderschat, dient dan ook in bezwaar ten volle de gelegenheid te hebben zijn gelijk te bewijzen. Indien hij in dat kader een rapport in het geding brengt van een psychiater die op basis van eigen psychiatrisch onderzoek omtrent de betrokkene rapporteert, zoals in het voorliggende geval is geschied, ligt het op de weg van verweerder om vervolgens zo zorgvuldig mogelijk het medisch geschil te ontrafelen en aldus het best mogelijke besluit op bezwaar te nemen.”
4.3
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het bestreden besluit van 19 juni 2015 niet met de daartoe vereiste zorgvuldigheid is genomen en een deugdelijke motivering ontbeert. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. Het beroep zal gegrond worden verklaard. De rechtbank bepaalt dat verweerder een psychiatrisch deskundige, niet zijnde [psychiater-psychoanalyticus], zal inschakelen om met voortvarendheid een medische rapportage omtrent eiser te laten uitbrengen met inachtneming van deze uitspraak. Daarbij dient de opdracht aan de psychiater te worden beperkt tot de vragen, zonder een inleiding waaruit reeds een mening van een verzekeringsarts over de medische situatie van eiser blijkt. Hierna dient verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
5 Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
6 De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.488,--
(1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496,-- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 19 juni 2015;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.488,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.G.J. Dop, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.