ECLI:NL:RBDHA:2016:8149
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WAO-uitkering na vaststelling van arbeidsongeschiktheid
Op 15 juli 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. J.M. Krommendijk, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. J. van Riet. Eiser had beroep ingesteld tegen de herziening van zijn WAO-uitkering over de periode van 1 januari 2012 tot 1 januari 2013, waarbij een bedrag van € 18.821,41 aan teveel ontvangen uitkering werd teruggevorderd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in zijn eigen bedrijf winst heeft gerealiseerd en dat hij niet volledig recht had op de WAO-uitkering. Eiser betwistte de hoogte van het in het bestreden besluit genoemde dagloon en stelde dat hij zich vrijwillig had verzekerd voor het maximale dagloon. De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat het dagloon onjuist was vastgesteld en dat de terugvordering terecht was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel tegen de uitspraak mogelijk binnen zes weken.