In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de herziening van de eenoudertoeslag studiefinanciering. Eiser, die in [woonplaats 1] woont, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, waarin werd gesteld dat hij vanaf mei 2013 niet meer in aanmerking kwam voor de éénoudertoeslag omdat hij samenwoonde met zijn vriendin. Eiser heeft betwist dat hij al in 2013 samenwoonde met zijn vriendin en heeft verklaard dat zij pas op 24 augustus 2015 zijn gaan samenwonen, kort voor hun huwelijk op 4 september 2015. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de claim dat eiser en zijn vriendin al in 2013 samenwoonden. Een enkel Facebookbericht, in combinatie met de verklaring van eiser, werd door de rechtbank als onvoldoende beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de bewijslast bij de verweerder ligt en dat deze niet is geslaagd in het aantonen van de samenwoning. Daarom werd het beroep van eiser gegrond verklaard, de beslissing op bezwaar vernietigd en het besluit van 9 mei 2015 herroepen. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het betalen van de proceskosten aan eiser en het vergoeden van het griffierecht.