Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
-, en een wegingsfactor 1).
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser, een Mongoolse nationaliteit bezittende persoon, beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Buitenlandse Zaken, waarbij zijn aanvraag voor een visum voor kort verblijf in Nederland werd afgewezen. De aanvraag was ingediend op 17 september 2015 bij de Duitse ambassade in Mongolië en werd op 1 oktober 2015 afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd door de minister op 9 februari 2016 kennelijk ongegrond verklaard. Eiser heeft aangevoerd dat de minister in het bestreden besluit niet zorgvuldig heeft gehandeld door niet te horen naar de verklaringen van de garantsteller en referente, die beiden betrokken zijn bij zijn aanvraag.
De rechtbank heeft op 25 mei 2016 de zaak behandeld, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat de minister ten onrechte had geoordeeld dat het bezwaar kennelijk ongegrond was. De rechtbank stelde vast dat de minister onvoldoende had gemotiveerd waarom de sociale en economische binding van eiser met Mongolië niet was aangetoond. Bovendien had de minister nagelaten om relevante getuigen te horen, wat in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de minister op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerdere uitspraak in acht moest worden genomen.
De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiser vergoed, vastgesteld op € 992,-, en het betaalde griffierecht van € 168,- aan eiser toegewezen. De uitspraak werd openbaar gedaan op 7 juli 2016, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.