3.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat bij haar oordeel uit van de volgende feiten en omstandigheden:
1. De verdachte is in augustus 2014 naar Irak gereisd om zich vermoedelijk bij ISIS aan te sluiten;
2. Op 4 februari 2015 plaatst de Volkskrant, “www.volkskrant.nl/buitenland/-is-meldt-zelfmoordaanslag-nederlander~a3844415/”, een bericht dat een Nederlandse jihadist volgens mediaberichten in het Iraakse Fallujah een zelfmoordaanslag heeft gepleegd. De Site Intelligence Group meldde dat “[i]n its latest al-Bayan Radio broadcast, the IS reported a suicide bombing by a Dutch fighter, [verdachte] , in al-Fallujah”;
3. Op 4 februari 2015 wordt op de twitteraccount van Abdullah Gharb de tweet “ [verdachte] , bekend van Straatdawah heeft een martelaarsoperatie uitgevoerd in Falluja” geplaatst;
4. Op 5 februari 2015 wordt door ‘Haaritha’ de tweet “the brother who did the Isthishadie in Falluja is our brother [verdachte] from the Netherlands” geplaatst;
5. Op 7 februari 2015 heeft verbalisant gesproken met de (toenmalige) vrouw van de verdachte, [betrokkene 1] . De vrouw van de verdachte heeft verklaard dat zij het nieuws heeft vernomen via twitter en het journaal.
De vrouw van de verdachte heeft verklaard dat zij na verdachtes vertrek wilde scheiden van hem;
6. Op 10 februari 2015 is er met het twitterprofiel “@souhman3” een video getiteld “mijn wilsbeschikking” geretweet.
Daarnaast is op 10 februari 2015 op de website “www.pietervanostaeyen.com/2015/02/10/ [verdachte] -dit-is-mijn-wilsbeschikking/” een video getiteld “ [verdachte] - Dit is mijn wilsbeschikking” geplaatst. Hierbij opgenomen is de tekst “Video testimonial in Dutch of ISIS foreign fighter [verdachte] ( [verdachte] from Amsterdam). Killed in a suicide attack around Falujah, Iraq. Repored killed on February 4, 2015 bij official ISIS media accounts.”
Verbalisant heeft de man links op de video herkend als de verdachte;
7. De rechtbank heeft de video genaamd “Dit is mijn wilsbeschikking” bekeken en vastgesteld dat de verdachte in de video door middel van een tekst boven in beeld “martelaar” wordt genoemd en ook blijk geeft zich op te maken voor het martelaarschap. De verdachte roept op een martelaarsdood te sterven. De video eindigt met het beeld van een ontploffing;
8. Op 13 februari 2015 hebben verbalisanten gesproken met de vader van de verdachte, [betrokkene 2] . De vader van de verdachte heeft verklaard dat hij bijna zeker weet dat [verdachte] niet meer in leven is. Er zijn al drie weken geen berichten meer gekomen van [verdachte] . Deze berichten kwamen via de vrouw van [verdachte] , zij had na zijn vertrek nog wel contact met hem. Voor zijn vertrek naar Irak in augustus had hij minimaal één keer per week contact met [verdachte] . Hij heeft [verdachte] drie dagen voor zijn vertrek voor het laatst gezien. [verdachte] was toen erg stil en hij had het gevoel dat er iets niet goed was. Hij wilde geen contact meer met [verdachte] vanuit Irak.
Op 5 februari 2015 heeft zijn dochter hem verteld dat er iets met [verdachte] was en heeft hem een nieuwsbericht op haar telefoon laten zien. Die dag is hij ook gebeld door familie en vrienden uit Nederland en het buitenland. Op 6 februari 2015 is hij naar de moskee in Hoofddorp gegaan en heeft het bericht medegedeeld aan de Imam. De Imam heeft tijdens het gebed medegedeeld dat zijn zoon was overleden. Na de dienst hebben enkele honderden mensen hem en zijn twee zoons gecondoleerd. In de dagen daarna zijn er veel mensen op bezoek geweest om te condoleren.
De vader van de verdachte heeft voorts verklaard dat hij geen officieel bericht heeft ontvangen, maar dat zijn gevoel zegt dat [verdachte] er echt niet meer is.
Verbalisanten hebben opgemerkt dat de vader van de verdachte echt verdriet heeft door het vermoedelijke overlijden van zijn zoon;
9. Met het twitterprofiel “@ [verdachte] ”, vermoedelijk het profiel van de verdachte, zijn tot 10 januari 2015 759 tweets geplaatst;
10. Sinds 4 februari 2015 is niets meer van verdachte vernomen.
De rechtbank meent dat thans - zonder stoffelijk overschot, beelden van het overlijden of directe getuigen - niet met zekerheid geconcludeerd kan worden dat verdachte overleden is. Evenwel is de rechtbank van oordeel dat het overlijden van de verdachte op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, hoogst waarschijnlijk is. De rechtbank heeft bij dit oordeel ook het tijdsverloop van anderhalf jaar dat verstreken is sinds iets van verdachte is vernomen en het gegeven dat er geen enkele andere aanwijzing is geweest dat verdachte nog in leven is, in aanmerking genomen. Bovendien acht de rechtbank het onwaarschijnlijk dat er nog feiten of omstandigheden aan het licht zullen komen die nader licht zouden kunnen werpen op de vraag of verdachte nog in leven is. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het criterium van artikel 1:413 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het hoogst waarschijnlijk dat de verdachte is overleden en verklaart het Openbaar Ministerie ingevolge artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.