Geschil12. In geschil is of verweerder de informatiebeschikking terecht heeft gegeven.
13. Eiser stelt dat de gebreken in de administratie niet van dien aard zijn dat kan worden geoordeeld dat niet is voldaan aan de administratie- en bewaarplicht. Voorts stelt eiser dat de wijze waarop verweerder gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om een informatiebeschikking te geven in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het verbod van misbruik van bevoegdheid.
14. Verweerder stelt dat eiser niet heeft voldaan aan zijn administratie- en bewaarplicht en dat de informatiebeschikking daarom terecht is gegeven.
Beoordeling van het geschil
15. Voor beantwoording van de vraag of de informatiebeschikking terecht is gegeven, dient te worden beoordeeld of eiser heeft voldaan aan zijn administratie- en bewaarplicht.
16. Ingevolge artikel 52, eerste lid, van de Awr is eiser gehouden van zijn vermogenstoestand en van alles betreffende zijn bedrijf naar de eisen van dat bedrijf op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde zijn rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken.
17. In geval van een coffeeshop betekent dat, dat in ieder geval mag worden verwacht dat een inkoop- en voorraadadministratie wordt gevoerd en bewaard (vgl. 31 mei 2013, nr. 11/03452, ECLI:NL:HR:2013:BX7184). De dagstaten zijn dus van essentieel belang. 18. Vaststaat dat voor de jaren 2011 en 2012 de dagstaten waaruit de in- en verkopen van de cannabisproducten blijken, niet konden worden overgelegd. Daarmee is voor die jaren niet voldaan aan de bewaarplicht. Naar het oordeel van de rechtbank is aldus sprake van een essentieel gebrek. De omstandigheid dat, naar eiser stelt, de dagstaten tijdens de wtp’s zijn gezien en kennelijk zijn gecontroleerd, maakt dat niet anders. Dat betreft immers slechts momentopnamen. Nu de dagstaten niet bewaard zijn gebleven, kan de op jaarbasis behaalde omzet niet worden gecontroleerd. Voor de jaren 2011 en 2012 is de informatiebeschikking daarom terecht gegeven.
19. Voor het jaar 2013 heeft verweerder vastgesteld dat in de administratie in ieder geval vier facturen ontbreken waarop onder meer materialen voor het vervaardigen van joints zijn vermeld en voorts dat uit de inkoop- en voorraadadministratie niet blijkt hoeveel joints de coffeeshop zelf heeft vervaardigd. Eiser heeft deze vaststellingen niet, althans onvoldoende gemotiveerd, weersproken, zodat ook de rechtbank van die vastgestelde feiten uitgaat.
20. Anders dan eiser stelt, is het ontbreken van de vier facturen in de administratie naar het oordeel van de rechtbank een zodanig ernstig gebrek dat dit reeds de informatiebeschikking rechtvaardigt. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verweerder slechts bij twee leveranciers derdenonderzoek heeft gedaan en daaruit naar voren is gekomen dat vier facturen niet in de administratie zijn opgenomen, terwijl er meer leveranciers zijn en dus wellicht ook meer ontbrekende facturen. De stelling van eiser dat de facturen in privé zijn betaald, wat daar ook van zij, doet daaraan niet af. Van een ondernemer mag ingevolge het bepaalde in artikel 52 van de Awr worden verwacht dat hij de inkoopfacturen bewaart. Daar komt nog bij dat uit de inkoop- en voorraadadministratie niet blijkt hoeveel joints er in eigen beheer zijn vervaardigd. De rechtbank acht dit van belang, temeer nu eiser zelf heeft verklaard dat de meeste klanten joints kopen en dit dus een groot deel van de omzet betreft. De stelling van eiser dat de hoeveelheid in eigen beheer vervaardigde joints kan worden gecontroleerd op basis van het aantal ingekochte 140 mm hulzen gaat niet op nu door het ontbreken van een aantal inkoopfacturen niet kan worden vastgesteld hoeveel van deze hulzen zijn ingekocht. Dat deze facturen bij derden zijn te achterhalen, is in dit verband niet van belang. Het gaat er immers om of de administratie van de coffeeshop voldoet aan de eisen van artikel 52 van de Awr. Naar het oordeel van de rechtbank is de informatiebeschikking voor het jaar 2013 eveneens terecht gegeven.
21. Eiser heeft voorts op basis van de hiervoor onder 5. tot en met 9. vermelde feiten gesteld dat verweerder de informatiebeschikking slechts heeft gegeven om een omzetcorrectie te kunnen doorvoeren van ruim € 5.500.000. Aldus handelt verweerder in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het verbod van misbruik van bevoegdheid, zo stelt eiser. Dienaangaande oordeelt de rechtbank dat de omstandigheid dat voorafgaand aan het geven van de informatiebeschikking van alles is gebeurd, niet betekent dat verweerder met het afgeven van de informatiebeschikking misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheden.
De rechtbank acht aannemelijk dat eiser zich door de onder 5., 6. en 9. weergegeven uitlatingen van verweerder – de theoretische omzetcorrectie van ruim € 5,5 mln., het aanbod tot ‘inkering’ en de dreiging met een boekenonderzoek - onder druk gezet heeft gevoeld. Een en ander wekt de indruk dat verweerder jegens eiser niet is opgetreden met de zorgvuldigheid die van ambtenaren, belast met de heffing van rijksbelastingen, mag worden verwacht. Deze uitlatingen vormen echter geen beletsel voor het afgeven van de informatiebeschikking; het nemen van die beschikking wordt gerechtvaardigd door hetgeen hiervoor onder 16. tot en met 20. is overwogen.
22. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding op grond van artikel 27e, tweede lid, van de Awr een nieuwe termijn te stellen omdat de schending van de administratie- en bewaarplicht niet (meer) ongedaan gemaakt kan worden
23. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.