In deze zaak, uitgesproken op 8 juni 2016 door de Rechtbank Den Haag, betreft het een geschil tussen een vrouw en een man die een affectieve relatie hebben gehad die medio 2015 is geëindigd. De vrouw vordert de verdeling van de gezamenlijke woning, de hypothecaire geldlening, inboedel en belastingteruggaven. De man verzet zich tegen de vorderingen van de vrouw en vordert in reconventie een gebruiksvergoeding en machtiging tot verkoop van de woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw en de man ieder voor de helft aansprakelijk zijn voor de hypothecaire geldlening en dat de woning aan de vrouw kan worden toebedeeld, mits de man wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw niet bereid is om de man binnen een redelijke termijn te betalen, wat leidt tot de machtiging voor de man om de woning te verkopen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vordering van de man tot gebruiksvergoeding wordt afgewezen, omdat de vrouw alle eigenaarslasten draagt. De belastingteruggaven en het flexibel krediet zijn ook onderwerp van geschil, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen grondslag is voor een onderlinge draagplicht. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.