Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 2 december 2015, met producties;
- de conclusie van antwoord;
- het tussenvonnis van 10 februari 2016, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- het proces-verbaal van comparitie van 30 mei 2016 en de daarin genoemde stukken, te weten de akte houdende eiswijziging tevens akte overlegging producties van de zijde van eiseres en de akte beantwoording vragen rechtbank, met producties, van de zijde van gedaagde.
2.De feiten
Terzake van deze geldlening zijn de ondergetekenden, handelend als gemeld, overeengekomen als volgt:
over de hoofdsom of het restant daarvan moet een rente worden betaald van 7% per jaar, maandelijks te voldoen bij achterafbetaling op de laatste werkdag van de maand, voor het eerst op 31 juli 1996 over het alsdan sedert heden verschenen tijdvak;
de schuldenaar is niet verplicht doch wel bevoegd tot (boetevrije) aflossing op de hoofdsom;
de hoofdsom of het restant daarvan is slechts opeisbaar bij wanbetaling of verzuim in de stipte voldoening van de rente, bij overtreding, niet-nakoming van een of meer der bij deze gemaakte bedingen, bij faillissement, overlijden, onder curatele-stelling van- of boedelafstand door de schuldenaar, bij haar aanvrage om sursèance van betaling of wanneer executoriaal beslag wordt opgelegd op goederen van de schuldenaar;
alle betalingen zullen moeten geschieden in goed gangbaar Nederlands geld en ten huize van de schuldeiser of zijn gemachtigde, zonder enige korting of verrekening;
zolang de hoofdsom met rente en eventuele kosten nog niet volledig door de schuldenaar is afgelost verbindt de schuldenaar zich jegens de schuldeiser tot het volgende:
de kosten dezer akte en alle kosten welke de schuldeiser tot behoud en ter uitoefening van zijn rechten nodig heeft geoordeeld en die op de opeising vallende komen voor rekening van de schuldenaar.
Naar aanleiding van uw faxbrief van 1 april 2003 bericht ik u het volgende.
Arag Rechtsbijstand N.V. heeft mij opdracht gegeven verweer te voeren tegen de vordering die U namens mevrouw [de moeder] aanhangig maakte tegen mevrouw [gedaagde] .
U gaf aan de verklaring van 6 mei 2003 (die is opgesteld door uw zoon [de broer] ) te hebben ondertekend, louter en alleen om de rust binnen de familie te bewaren c.q. te bereiken. U heeft aangegeven daarbij niet de inhoud daarvan te beseffen. U gaf aan met de tweede mededeling in uw verklaring van 6 mei 2003 ook geen notie te hebben van de hoogte van de vorderingen. U gaf aan zelfs niet op de hoogte te zijn van een lening. Het enige wat u met de verklaring wilde bereiken was het trachten te bewaren van de rust binnen de familie.
Sinds 29 juli 2008 is je moeder verhuist naar zorginstelling Bloemswaard te Hillegom.
Mw. [de moeder] is op 24 juni 2008 in Bloemswaard komen wonen op appartement 348 op de psycho-geriatrische afdeling. Vanaf deze datum werd mevrouw volledig verzorgd door de zorg in Bloemswaard.
3.Het geschil
primairnakoming van de geldleningsovereenkomst door gedaagde, althans (terug)betaling van het (gehele) door gedaagde geleende bedrag uit hoofde van de geldlening van € 84.403,12, vermeerderd met contractuele rente van 7% vanaf 3 april 2003, dan wel vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum en/of te bepalen rente, tot aan de dag van de algehele voldoening aan eiseres ten behoeve van de nalatenschappen van de vader en/of de moeder;
subsidiairgedeeltelijke nakoming van de geldleningsovereenkomst door gedaagde, althans (terug)betaling van de helft van het door gedaagde geleende geldbedrag uit hoofde van de geldlening van € 42.201,56, vermeerderd met contractuele rente van 7% vanaf 3 april 2003, dan wel vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum en/of te bepalen rente, tot aan de dag van de algehele voldoening aan eiseres, al dan niet ten behoeve van de nalatenschappen van de vader en de moeder;
meer subsidiairbetaling aan eiseres van € 21.100,--, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf primair 30 mei 2016 en subsidiair een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
4.De beoordeling
Ontvankelijkheid
een volledige volmacht verstrekt aan hun zoon de heer [de broer] eveneens woonachtig te [woonplaats 4] .
Enige tijd later, op 6 juni 1996, kregen wij via Accountantskantoor [Z] (…) namens de familie [A] de opdracht een aantal akten voor te bereiden, te weten:
- de overdracht van aandelen in [A] Autobanden Lisse B.V.;
- de overdracht van de woning [adres] te [plaats] ;
- de vestiging van een hypotheekrecht;
- het opstellen van een huurovereenkomst;
- het opstellen van een onderhandse overeenkomst van geldlening.
Het is nu voor de zoveelste keer dat u de fout in gaat met betrekking tot uw zoon [de broer] en het in hem gestelde vertrouwen.
rechtsgevolgdat verbonden is aan een, al dan niet bewust, niet-handelen. Hierbij is geen sprake van een handeling als bedoeld in artikel 7:186 lid 2 BW. Er is immers geen sprake van een rechtshandeling of van een feitelijke handeling. Omstandigheden die meebrengen dat desalniettemin sprake is van een bevoordeling uit vrijgevigheid (HR 13 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AN8172, Meerwaardebeding), zijn gesteld noch gebleken. Daarbij is van belang dat uit de onder 2.9 genoemde brief van mr. Van Lint blijkt dat de moeder in april 2003 niet op de hoogte was van het bestaan van een lening en alleen al daaruit volgt dat de moeder de vordering – voor zover die destijds nog bestond – niet
bewustheeft laten verjaren. In haar handelen kan om die reden geen bewuste bevoordeling van gedaagde hebben gezeten en het niet-doen van de moeder kan haar derhalve niet worden toegerekend als gift.