ECLI:NL:RBDHA:2016:8500

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juli 2016
Publicatiedatum
22 juli 2016
Zaaknummer
09/857529-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte voor meerdere diefstallen en drugsbezit

Op 28 juli 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 35-jarige man die zich schuldig heeft gemaakt aan negen misdrijven, waaronder meerdere diefstallen en het bezit van drugs. De feiten vonden plaats tussen augustus en december 2015. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast moet hij zich tijdens de proeftijd verplicht laten behandelen en zijn slachtoffers terugbetalen, waaronder een oud-werkgever die hij voor meer dan 9.000 euro heeft beroofd.

De verdachte heeft onder andere ingebroken in het kantoor van zijn ex-werkgever, waar hij een computer en een pinpas heeft gestolen. Hij heeft met de gestolen pinpas geld gepind en is betrokken geweest bij meerdere diefstallen van kentekenplaten en brandstof. Ook heeft hij geprobeerd in te breken bij een sportclub en is hij betrapt met een gebruikershoeveelheid cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte deels vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de bekennende verklaringen van de verdachte.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering. De verdachte heeft spijt betuigd en is bereid om hulp te aanvaarden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, gevolgd, maar heeft de straf gematigd gezien de omstandigheden van de verdachte. De benadeelde partijen hebben vorderingen ingediend, waarvan een deel is toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/857529-15 en 09/249817-15 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 28 juli 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de gedeeltelijk door de politierechter naar de meervoudige strafkamer verwezen zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 3 februari 2016 (politierechter, met verwijzing van de zaak naar de meervoudige kamer) en 14 juli 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.C. Stolk en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 09/857529-15 (hierna: dagvaarding I)
1.
hij op of omstreeks 23 augustus 2015 te Oegstgeest ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of enig goed van zijn, verdachtes, gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] (gelegen aan [adres 2] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, zich naar dat pand heeft begeven, waarna hij, verdachte, en ruit van een deur van het pand van die [slachtoffer 1] heeft ingegooid, althans heeft verbroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 24 augustus 2015 te Warmond, gemeente Teylingen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een Toyota Avensis ( [kenteken 6] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen Toyota Avensis onder zijn bereik te hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door middel van gebruik van een niet voor hem, verdachte, bestemde sleutel, te weten de autosleutel van die Toyota Avensis;
3.
hij op of omstreeks 06 september 2015 te Katwijk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een auto (Opel Zafira) heeft weggenomen twee, althans een kentekenpl(a)t(en) met [kenteken 1] in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4.
hij op of omstreeks 08 september 2015 te Noordwijkerhout met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een computer kast en/of een beeldscherm en/of zeven, althans een of meer bankpas(sen) (ten name van [slachtoffer 4] en/of een brief met een pincode van een bankpas (ten nam van [slachtoffer 4] ) en/of twee, althans een tankpas(sen) en/of vier, althans een of meer kluissleutel(s) en/of drie, althans een of meer boormachine(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [bedrijf slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen computerkast en/of beeldscherm en/of bankpas(sen) en/of tankpas(sen) en/of kluissleutels en/of boormachine(s) onder zijn bereik te hebben gebracht door een ruit van het kantoor van het pand van [bedrijf slachtoffer] . te verbreken ;
5.
hij op een of meer tijdstippen gelegen op of omstreeks 08 september 2015 te Leiden en/of te Noordwijk (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geldbedragen, totaal 4235,75 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich het
weggenomen geld/goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (telkens) met een gestolen bankpas behorende bij RABObank rekening [rekeningnummer] ten name van [slachtoffer 4] en bijbehorende pincode bij een aantal geldautomaten en/of winkels geldbedragen te pinnen;
6.
hij op een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 09 september 2015 tot en met 10 september 2015 te Amersfoort met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen vanaf een auto (Toyota Avensis), twee, althans een kentekenpla(a)t(en) met [kenteken 2] in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
7.
hij op of omstreeks 17 oktober 2015 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid brandstof (ter waarde van 82,38 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] (gelegen aan [naam weg] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
8.
hij op of omstreeks 18 oktober 2015 te 's-Gravenhage terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie AM en/of categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, [naam weg] , als bestuurder een motorrijtuig, (een personenauto (Toyota Avensis)), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
parketnummer 09/249817-15 (hierna: dagvaarding II)
1.
hij op of omstreeks 12 december 2015 te Almelo met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen twee kentekenplaten met [kenteken 3] en/of een kentekenplaat met [kenteken 4] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] en/of (een) (tot nu toe) onbekend gebleven perso(o)n(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 14 december 2015 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 0,88 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 14 december 2015 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie AM en/of categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, [naam weg] , als bestuurder een motorrijtuig, (een personenauto (merk/type: Volkswagen Up, [kenteken 5] ), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
4.
hij op of omstreeks 14 december 2015 in de gemeente Kaag en Braassem op een openbare plaats, te weten de [naam weg] te Roelofarendsveen, inbrekerswerktuigen, te weten meerdere schroevendraaiers en/of twee waterpomptangen en/of een betonschaar en/of een platbektang en/of een paar handschoenen heeft vervoerd en/of bij zich heeft gehad.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Aan de verdachte worden in totaal 12 strafbare feiten verweten: zeven diefstallen, al dan niet met braak of een valse sleutel, een poging tot diefstal met braak, drugsbezit, tweemaal rijden met een ongeldig rijbewijs en het vervoeren van inbrekerswerktuigen. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte deze feiten heeft begaan.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de bij dagvaarding I onder 1, 3, 4, 5, 7 en 8 en bij dagvaarding II ten laste gelegde feiten.
3.3
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft bekend de bij dagvaarding I onder 1, 3, 4 (deels), 5, 7 en 8 en bij dagvaarding II ten laste gelegde feiten te hebben begaan.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
dagvaarding I [1]
Aangezien de verdachte de onder 1, 3, 4, 5, 7 en 8 ten laste gelegde feiten heeft bekend en hij nadien niet anders heeft verklaard, zal de rechtbank met betrekking tot die feiten volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 juli 2016;
- een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 24 augustus 2015 (p. 24).
De rechtbank acht het onder 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 juli 2016;
- een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 7 september 2015 (p. 79).
De rechtbank acht het onder 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 juli 2016;
- een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] d.d. 8 september 2015 (p. 82-85).
De rechtbank acht het onder 5 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 juli 2016;
- een proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 4] d.d. 15 september 2015 (p. 100), met bijlage (p. 102-104).
De rechtbank acht het onder 7 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 juli 2016;
- een proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] d.d. 20 oktober 2015 (p. 125).
De rechtbank acht het onder 8 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 juli 2016;
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 oktober 2015 (p. 28);
- een geschrift, te weten een brief van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen aan de verdachte d.d. 3 september 2014 (ongenummerde pagina’s).
De rechtbank acht op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 en 6 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. Ook de officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak voor deze feiten dient te volgen. Dat geldt evenzeer voor het onder 4 ten laste gelegde wegnemen van boormachines. Aangezien de verdachte open en bekennend heeft verklaard over zijn aandeel in de hem ten laste gelegde feiten en de hiervoor genoemde feiten ten stelligste ontkent terwijl er naast de aangiftes geen ander ondersteunend bewijs in het dossier te vinden is, kan de betrokkenheid van de verdachte bij deze feiten niet worden vastgesteld.
dagvaarding II [2]
Aangezien de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft bekend en hij nadien niet anders heeft verklaard, zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 juli 2016;
- een geschrift, te weten een afschrift van de internetaangifte van [slachtoffer 7] d.d. 14 december 2015 (p. 5-6);
- een proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] d.d. 14 december 2015 (p. 10).
De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 juli 2016;
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 december 2015 (p. 13-15);
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 december 2015 (p. 18).
De rechtbank acht het onder 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 juli 2016;
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 december 2015 (p. 13-15).
De rechtbank acht het onder 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 juli 2016;
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 december 2015 (p. 13-15).
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
dagvaarding I
1.
hij op 23 augustus 2015 te Oegstgeest ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of enig goed van zijn, verdachtes, gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] (gelegen aan de
[adres 2] ), en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak en/of verbreking, zich naar dat pand heeft begeven, waarna hij, verdachte, een ruit van een deur van het pand van die [slachtoffer 1] heeft ingegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 6 september 2015 te Katwijk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een auto (Opel Zafira) heeft weggenomen twee kentekenplaten met [kenteken 1] , toebehorende aan [slachtoffer 3] ;
4.
hij op 8 september 2015 te Noordwijkerhout met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een computerkast en een beeldscherm en zeven bankpassen ten name van
[slachtoffer 4] en een brief met een pincode van een bankpas ten name van [slachtoffer 4] en twee tankpassen en vier kluissleutels, toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [bedrijf slachtoffer] , zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft door een ruit van het kantoor van het pand van [bedrijf slachtoffer] te verbreken;
5.
hij op tijdstippen gelegen op 8 september 2015 te Leiden en te Noordwijk telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen, totaal 4235,75 euro,
toebehorende aan [slachtoffer 4] , waarbij verdachte zich het weggenomen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door telkens met een gestolen bankpas behorende bij RABObank [rekeningnummer] ten name van
[slachtoffer 4]en bijbehorende pincode bij een aantal geldautomaten en winkels geldbedragen te pinnen;
7.
hij op 17 oktober 2015 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid brandstof ter waarde van 82,38 euro, toebehorende aan [slachtoffer 6] gelegen aan de [naam weg] ;
8.
hij op 18 oktober 2015 te 's-Gravenhage terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een categorie van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, [naam weg] als bestuurder een motorrijtuig, een personenauto (Toyota Avensis), van die categorie heeft bestuurd;
dagvaarding II
1.
hij op 12 december 2015 te Almelo met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee kentekenplaten met [kenteken 3] en een kentekenplaat met [kenteken 4] , toebehorende aan [slachtoffer 7] en een ander dan verdachte;
2.
hij op 14 december 2015 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,88 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 14 december 2015 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een categorie van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, de Alkemadelaan, als bestuurder een motorrijtuig, een personenauto (merk/type: Volkswagen Up, kenteken: [kenteken 5] ), van die categorie heeft bestuurd;
4.
hij op 14 december 2015 in de gemeente Kaag en Braassem op een openbare plaats, te weten de [naam weg] te Roelofarendsveen, inbrekerswerktuigen, te weten meerdere schroevendraaiers en twee waterpomptangen en een betonschaar en een platbektang en een paar handschoenen heeft vervoerd en bij zich heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
dagvaarding I
onder 1:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en/of verbreking;
onder 3:
diefstal;
onder 4:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking;
onder 5:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
onder 7:
diefstal;
onder 8:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
dagvaarding II
onder 1:
diefstal, meermalen gepleegd;
onder 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
onder 3:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
onder 4:
overtreding van het bepaalde in artikel 2.44, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Kaag en Braassem.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden wordt opgelegd, waarvan drie maanden voorwaardelijk met de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaren. Voor het bij dagvaarding II onder 4 tenlastegelegde heeft de officier van justitie schuldigverklaring zonder straf gevorderd.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan negen misdrijven. Hij heeft ingebroken in het kantoor van zijn ex-werkgever, daar onder meer een computer en een pinpas gestolen en met die pas uitgaven gedaan. Ook heeft hij drie keer kentekenplaten van auto’s gestolen, is hij na het tanken van benzine weggereden zonder daarvoor te betalen en heeft hij geprobeerd in te breken bij een sportclub. Met zijn handelen heeft de verdachte schade en overlast veroorzaakt voor de gedupeerden. Daarnaast heeft hij een gebruikershoeveelheid cocaïne in zijn bezit gehad, een voor de gezondheid van gebruikers daarvan zeer schadelijke stof, waarvan het gebruik ook bezwarend is voor de samenleving. Tot slot heeft de verdachte twee keer gereden met een ongeldig rijbewijs en daarmee een tegen hem genomen maatregel, bedoeld om de verkeersveiligheid te bevorderen, genegeerd. De verdachte heeft verklaard dat hij de inbraak bij zijn ex-werkgever heeft gepleegd uit woede over zijn ontslag en dat hij de andere feiten heeft gepleegd om te overleven. Wat daarvan verder ook zij, dit vormt geen rechtvaardiging voor het plegen van deze feiten.
De rechtbank heeft gelet op het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie van 15 juni 2016. Daaruit blijkt onder meer dat hij niet recent voor vermogensdelicten is veroordeeld en dat hij sinds de onderhavige feiten niet meer met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van een advies van GGZ Reclassering Palier van 13 mei 2016, waarin – kort samengevat – staat dat de verdachte op een aantal leefgebieden problemen heeft die delictbevorderend zijn: het ontbreken van werk, het niet genereren van inkomen, denkpatronen, gedrag en vaardigheden en een pro-criminele houding. De verdachte is niet in staat geweest om zijn problemen adequaat op te lossen en heeft onvoldoende copingvaardigheden. De reclassering schat de kans op terugkeer van delictgedrag als matig in en adviseert een meldplicht op te leggen. Binnen deze meldplicht kan een motivatietraject naar hulpverlening worden gestart. Welke hulp dat wordt, zal met de verdachte moeten worden besproken. Ter terechtzitting van 14 juli 2016 heeft de verdachte desgevraagd verklaard dat hij bereid is hulp van de reclassering te aanvaarden.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het volgende oordeel. Gelet op de aard en veelheid van de bewezen verklaarde feiten is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel aangewezen. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die zijn gebleken uit het advies van de reclassering en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting, ziet de rechtbank echter aanleiding om die strafmodaliteit niet op te leggen. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat de verdachte oprechte spijt heeft betuigd, hij zowel bij de politie als ter terechtzitting heeft bekend, hij sinds deze feiten niet meer met politie en justitie in aanraking is geweest, hulpverlening volgens de reclassering is geïndiceerd en de verdachte bereid is hulp te aanvaarden. De rechtbank acht daarom de maximale taakstraf passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen en daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit en om daaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarde te verbinden.
De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan een overtreding, namelijk het bezit van inbrekerswerktuigen. Uit artikel 62 van het Wetboek van Strafrecht vloeit voort dat bij samenloop van een overtreding en een misdrijf voor beide apart een straf moet worden opgelegd. De rechtbank zal afzien van het opleggen van een straf voor deze overtreding.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen

7.1
De vorderingen
Met betrekking tot het bij dagvaarding I onder 4 en 5 tenlastegelegde heeft
[slachtoffer 4] , vertegenwoordigd door mr. F.M.L. Dekkers, advocaat te Leiden, zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van
€ 19.144,25, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het ontstaan van de schade. Ter terechtzitting van 14 juli 2016 heeft de benadeelde partij de vordering bijgesteld tot € 10.641,18. De vordering ziet op materiële schade, te weten herstelwerkzaamheden, sleutelplaten, boormachines, een pc, een beeldscherm, software, installatie van de software en met een gestolen pinpas gepinde bedragen.
Met betrekking tot het bij dagvaarding I onder 6 tenlastegelegde heeft [slachtoffer 5] zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van
€ 424,20, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
Met betrekking tot het bij dagvaarding II onder 1 tenlastegelegde heeft [slachtoffer 7] zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van
€ 38,38. De vordering ziet op materiële schade, te weten twee kentekenplaten en het monteren daarvan.
7.2
De conclusie van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 5] , toewijzing van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 7] en gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] tot een bedrag van € 10.099,02, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [slachtoffer 4]
De rechtbank zal de vordering toewijzen voor de posten die verband houden met de met de gestolen pinpas gepinde bedragen. Uit het dossier blijkt dat de verdachte deze bedragen heeft gepind met een aan [slachtoffer 4] toebehorende bankpas. Ook zal de rechtbank de vordering toewijzen voor de posten herstelwerkzaamheden, sleutelplaten, software en installatie van de software, aangezien deze posten voldoende zijn onderbouwd en is gebleken dat deze rechtstreeks voortvloeien uit de door de verdachte gepleegde diefstal uit het kantoor van [slachtoffer 4] . De posten pc en beeldscherm zien op de aanschaf van apparatuur ter vervanging van door de verdachte gestolen apparatuur. De gestolen apparatuur was echter niet nieuw, zodat de rechtbank rekening zal houden met een afschrijving van vijftig procent en deze posten naar billijkheid zal toewijzen tot de helft. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. Dit leidt ertoe dat de rechtbank de vordering zal toewijzen tot een bedrag van
€ 9.247,47. De rechtbank zal over dit bedrag de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 september 2015 toewijzen, omdat vast is komen te staan dat de schade met ingang van die datum is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De vordering van [slachtoffer 5]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, omdat de verdachte zal worden vrijgesproken van het feit waarmee de vordering verband houdt. Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met die vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
De vordering van [slachtoffer 7]
De rechtbank zal de vordering toewijzen, aangezien deze voldoende is onderbouwd en is gebleken dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit de door de verdachte gepleegde diefstal. Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

8.De schadevergoedingsmaatregel

Ten behoeve van [slachtoffer 4]
Aangezien de verdachte jegens [slachtoffer 4] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bij dagvaarding I onder 4 en 5 bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht en de verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 9.247,47, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 september 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 4] .
Ten behoeve van [slachtoffer 7]
Aangezien de verdachte jegens [slachtoffer 7] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bij dagvaarding II onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 38,38, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 7] .

9.De in beslag genomen voorwerpen

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de cocaïne, schroevendraaiers en handgereedschappen worden onttrokken aan het verkeer en de handschoenen en de tas terug worden gegeven aan de verdachte.
9.2
Het oordeel van de rechtbank
De cocaïne is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, omdat het bij dagvaarding II onder 2 bewezen verklaarde feit met betrekking tot dit voorwerp is begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Ook de schroevendraaiers en handgereedschappen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, omdat het bij dagvaarding II onder 4 bewezen verklaarde feit met betrekking tot deze voorwerpen is begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang. De rechtbank zal deze voorwerpen dan ook onttrekken aan het verkeer. De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte bevelen van de handschoenen en de tas.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
  • 9, 9a, 14a, 14b, 14c, 14d, 22b, 22c, 22d, 36b, 36c, 36f, 45, 57, 62, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 9 en 176, 177, 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
  • 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I;
  • 2.44 en 6.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Kaag en Braassem.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 2 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1, 3, 4, 5, 7 en 8 en bij dagvaarding II ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
dagvaarding I
onder 1:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en/of verbreking;
onder 3:
diefstal;
onder 4:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking;
onder 5:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
onder 7:
diefstal;
onder 8:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
dagvaarding II
onder 1:
diefstal, meermalen gepleegd;
onder 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
onder 3:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
onder 4:
overtreding van het bepaalde in artikel 2.44, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Kaag en Braassem;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven onder 3.5 is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte ter zake van de bij dagvaarding I onder 1, 3, 4, 5, 7 en 8 en bij dagvaarding II onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten tot:
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
240 (TWEEHONDERDVEERTIG) UREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht, naar de maatstaf van twee uren per dag;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
120 (HONDERDTWINTIG) DAGEN;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
3 (DRIE) MAANDEN;
bepaalt dat die straf niet zal worden ten uitvoer gelegd onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij
GGZ Reclassering Palier Leiden,
Witte Singel 8, 2311 BG Leiden op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze dat noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Palier tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
bepaalt dat de verdachte ter zake van het bij dagvaarding II onder 4 ten laste gelegde feit geen straf wordt opgelegd;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[slachtoffer 4]deels toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 4] een bedrag van € 9.247,47, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 september 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 9.247,47, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 september 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[slachtoffer 4] ;
bepaalt dat ingeval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt – onder handhaving van voormelde verplichting – vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
81 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen door de verdachte aan de benadeelde partij de betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen door de verdachte aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[slachtoffer 7]toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
een bedrag van € 38,38;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 38,38, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 7] ;
bepaalt dat ingeval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt – onder handhaving van voormelde verplichting – vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
1 dag;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen door de verdachte aan de benadeelde partij de betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen door de verdachte aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 5]niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat hij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 5] in de proceskosten door de verdachte gemaakt in verband met de vordering van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil;
verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • 0,88 gram cocaïne;
  • 1 schroevendraaier plat;
  • 1 schroevendraaier plat;
  • 1 handgereedschap Gedore;
  • 1 handgereedschap Sandvik 428-16;
  • 1 handgereedschap Connex 240;
  • 1 handgereedschap platbektang;
  • 1 schroevendraaier kruiskop;
gelast de teruggave aan de verdachte van:
  • 2 handschoenen;
  • 1 tas Eastpak Groot.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.W. Mulder, voorzitter,
mr. V.J. de Haan, rechter,
mr. S.M. Borkent, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J. Boon, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 juli 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2015342504, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, basisteam Leiden-Midden, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 302).
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2016004757, van de politie eenheid Den Haag, district Alphen aan den Rijn-Gouda, basisteam Kaag en Braassem, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 47).