ECLI:NL:RBDHA:2016:8623

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2016
Publicatiedatum
26 juli 2016
Zaaknummer
AWB - 16 _ 2768
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Sleeswijk Visser-de Boer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke rechtszaak over de inrichting van camperparkeerplaatsen en de ontvankelijkheid van bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. E. van Kampen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwkoop, vertegenwoordigd door mr. S. Bakker en ing. I. Storm. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van de gemeente om twee camperparkeerplaatsen in te richten langs de Nieuwveenseweg te Nieuwkoop, met een parkeerduur van maximaal 48 uur. Eiser, die tegen betaling overnachtingsmogelijkheden voor campers aanbiedt, was het niet eens met dit besluit en stelde dat het besluit niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden. De rechtbank oordeelde dat het besluit van 23 juni 2015 tot het inrichten van de camperparkeerplaatsen wel degelijk een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is, en dat eiser ontvankelijk is in zijn bezwaar. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herroept het verkeersbesluit van 23 juni 2015, omdat het niet voldoende gemotiveerd was en niet voldeed aan de wettelijke vereisten. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en veroordeelde de gemeente tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 16/2768
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2016 in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. E. van Kampen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwkoop, verweerder
(gemachtigde: mr. S. Bakker en ing. I. Storm).
Procesverloop
Bij besluit van 23 juni 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten tot het inrichten van twee camperparkeerplaatsen met een parkeerduur van maximaal 48 uur langs de Nieuwveenseweg te Nieuwkoop op grond van artikel 15, eerste lid, jo. artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994).
Bij besluit van 16 februari 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard en voor het overige ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juli 2016.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Overwegingen
1 Op 23 juni 2015 heeft verweerder middels een verkeersbesluit besloten tot het inrichten van twee camperparkeerplaatsen op het parkeerterrein aan de Nieuwveenseweg te Nieuwkoop, waarbij het voor campers mogelijk is om gedurende 48 uur kosteloos te verblijven. Op de camperparkeerplaatsen zijn geen voorzieningen, zoals water en elektra, aanwezig. Eiser, die tegen betaling overnachtingsmogelijkheden voor campers in Nieuwkoop aanbiedt, is het niet eens met het door verweerder genomen verkeersbesluit.

2.Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar

2.1
Verweerder heeft bij het bestreden besluit het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard, nu het feitelijk in gebruik geven van de camperparkeerplaatsen aan derden niet te kwalificeren is als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb en eiser daartegen geen rechtsmiddelen kan instellen.
2.2
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Uit artikel 15, eerste lid, van de Wvw 1994 volgt dat de plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, geschiedt krachtens een verkeersbesluit.
De rechtbank is van oordeel dat het besluit van 23 juni 2015 tot plaatsing van het bord E8 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met een onderbord met twee pijlen en een onderbord met “max 48h” kan worden aangemerkt als een verkeersbesluit in de zin van artikel 15, eerste lid, van de Wvw 1994. Er is derhalve sprake van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb, waartegen bezwaar en beroep kan worden ingesteld. Verweerder heeft eiser dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar.
2.3
Gelet op het voorgaande dient het bestreden besluit te worden vernietigd en zal de rechtbank bezien of er aanleiding bestaat om zelf in de zaak te voorzien.

3.Inhoudelijke beoordeling van het verkeersbesluit

3.1
Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op het bepaalde in artikel 2, eerste lid, sub a, b, c en d van de Wvw 1994. Verweerder heeft toegelicht dat met het verkeersbesluit wordt beoogd het parkeren van campers mogelijk te maken en te concentreren op de locatie aan de Nieuwveenseweg te Nieuwkoop. Deze locatie is geschikt voor het plaatsen van grote voertuigen, omdat geen vermindering van de verkeersveiligheid en leefbaarheid ontstaat en deze locatie genoeg ruimte biedt voor het parkeren van campers.
3.2
Eiser betoogt dat het realiseren van camperparkeerplaatsen, met de mogelijkheid kosteloos te overnachten, geen doelstelling is die kan worden teruggevoerd op artikel 2, eerste lid, van de Wvw 1994, omdat daarmee geen verkeersbelang wordt gediend. Het verkeersbesluit heeft enkel het inrichten van de twee camperparkeerplaatsen ten doel, waarbij direct wordt geconcurreerd met recreatiebedrijven in de omgeving, waaronder eiser. Er is daarom met het genomen verkeersbesluit sprake van détournement de pouvoir, zoals bedoeld in artikel 3:3 van de Awb. Voorts berust het besluit niet op een deugdelijke motivering, zoals bedoeld in artikel 7:12 van de Awb.
Het aanbieden van gratis overnachtingsmogelijkheden op de camperparkeerplaats betreft daarnaast een (verboden) economische activiteit, waarop de Wet Markt en Overheid van toepassing is. Het onderhavige besluit heeft enkel tot doel een met de Wet Markt en Overheid strijdige camperparkeerplaats te realiseren en daarmee (oneerlijke) concurrentie aan te gaan met de plaatselijke recreatiebedrijven.
3.3
De commissie voor de bezwaarschriften (de commissie) heeft verweerder op 30 november 2015 geadviseerd het bezwaar van eiser gegrond te verklaren, nu naar het oordeel van de commissie het aanbieden van gratis overnachtingsmogelijkheden op de camperparkeerplaatsen is aan te merken als een dienst en tevens als een economische activiteit, waarop de Wet Markt en Overheid van toepassing is.
3.4
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat het toetsingskader de Wvw 1994 betreft en er derhalve geen betekenis toekomt aan de Wet Markt en Overheid. De gemeente mag zich bovendien niet bemoeien met de economische ordening. Dit is anders in het geval het lokale primaire voorzieningenniveau voor consumenten in gevaar komt. Van het voorgaande is echter geen sprake, nu camperparkeerplaatsen niet tot de eerste levensbehoeften worden gerekend.
3.5
Het wettelijk kader is als volgt.
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wvw 1994 kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
Artikel 14 van de Wvw 1994 bepaalt, voor zover hier van belang:
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels vastgesteld omtrent het toepassen van verkeerstekens en onderborden. (…) Bij ministeriële regeling worden nadere regels vastgesteld betreffende het toepassen van verkeerstekens en onderborden. Bij ministeriële regeling worden voorschriften vastgesteld betreffende inrichting, plaatsing, kleur, afmeting en materiaal van verkeerstekens en onderborden.
Artikel 15, eerste lid, van de Wvw 1994 bepaalt dat de plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, geschiedt krachtens een verkeersbesluit.
De in artikel 14 van de Wvw 1994 bedoelde algemene maatregel van bestuur is neergelegd in het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (hierna: BABW).
Artikel 21 van het BABW bepaalt:
De motivering van het verkeersbesluit vermeldt in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
3.6
De rechtbank overweegt als volgt.
Het verkeersbesluit ziet op het plaatsen van een verkeersbord met twee onderborden waardoor de mogelijkheid ontstaat voor campers om op het parkeerterrein aan de Nieuwveenseweg te Nieuwkoop maximaal 48 uur (kosteloos) te parkeren en te overnachten.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) komt aan verweerder bij het nemen van een verkeersbesluit beoordelingsruimte toe bij de uitleg van de begrippen 'veiligheid op de weg', 'bruikbaarheid (van de weg)' en 'vrijheid van het verkeer'. Voorts is het aan verweerder om de verschillende belangen, die betrokken moeten worden bij het nemen van een dergelijk besluit, tegen elkaar af te wegen om te beoordelen wanneer de in artikel 2 van de Wvw 1994 vermelde belangen het nemen van een verkeersmaatregel vergen. De rechter dient zich bij de beoordeling van een dergelijk besluit terughoudend op te stellen en te toetsen of de uitleg die verweerder aan voormelde begrippen heeft gegeven, de grenzen van redelijke wetsuitleg te buiten gaat, of het besluit niet anderszins in strijd is met wettelijke voorschriften en of de afweging van de betrokken belangen zodanig onevenwichtig is dat verweerder niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.
Zoals volgt uit onder meer de uitspraak van de Afdeling van 10 december 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:4475), hoeft verweerder niet de absolute noodzaak van een verkeersbesluit aan te tonen. Voldoende is dat met het verkeersbesluit de eraan ten grondslag gelegde belangen, bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw 1994, worden gediend en dat inzichtelijk is gemaakt op welke wijze deze belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
3.7
De rechtbank overweegt dat het toestaan om campers te laten parkeren voor de duur van maximaal 48 uur in de kern het mogelijk maken van recreatief en kosteloos overnachten op het parkeerterrein betreft, los van verkeerskundige componenten. Het voorgaande leidt de rechtbank onder meer af uit de toelichting bij het aanwijzingsbesluit van 23 juni 2015, waarin als doelstelling van het besluit onder meer is opgenomen het realiseren van standplaatsen voor campers ten behoeve van recreatief nachtverblijf, alsmede de toelichting van verweerder ter zitting, waaruit blijkt dat de camperparkeerplaatsen zijn gerealiseerd om Nieuwkoop aantrekkelijker te maken voor toerisme. In het advies aan Burgemeester en Wethouders van 23 juni 2015 staat als toelichting vermeld:”
De Nederlandse Kampeerauto Club heeft aangegeven dat camperplaatsen ontbreken in de gemeente Nieuwkoop en dan met name in het dorp Nieuwkoop. Het gemeentebestuur wil daaraan meewerken, mits er geen concurrentie ontstaat met lokale initiatieven.”De ter zitting betrokken stelling van verweerder dat deze parkeerplaatsen ten doel hebben camperverkeer uit de dorpskern te weren wordt niet gevolgd. Het voorgaande zou anders zijn wanneer de parkeerduur zodanig zou worden ingekort dat het verblijf gedurende de nacht niet mogelijk zou zijn.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het bieden van de mogelijkheid voor campers om maximaal 48 uur te parkeren op het parkeerterrein aan de Nieuwveenseweg te Nieuwkoop een belang is dat niet onder de in artikel 2, eerste lid, van de WVW 1994 genoemde belangen kan worden geschaard.
Verweerder heeft aldus niet voldoende deugdelijk gemotiveerd welke verkeerskundige doelstelling wordt beoogd met het verkeersbesluit, zodat niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 21 van het Babw.
3.8
De rechtbank zal dan ook het verkeersbesluit herroepen wegens een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. Dit betekent dat de rechtbank hetgeen overigens is aangevoerd onbesproken zal laten.
4 Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
5 De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 992,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 496,- en wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het verkeersbesluit van 23 juni 2015;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 334,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 992,-, te betalen aan eiser.