ECLI:NL:RBDHA:2016:8919

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2016
Publicatiedatum
29 juli 2016
Zaaknummer
09-808728-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing en zware mishandeling door verdachte in vereniging met anderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere afpersingen en zware mishandeling. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 8 november 2015 samen met anderen in een woning in Leiden de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft afgeperst door hen te bedreigen met geweld. De slachtoffers werden gedwongen tot de afgifte van 1.000 euro. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet alleen dreigde met geweld, maar ook daadwerkelijk geweld heeft gebruikt, wat resulteerde in lichamelijk letsel bij de slachtoffers. Daarnaast werd de verdachte ook verantwoordelijk gehouden voor een poging tot afpersing van [slachtoffer 4] op 20 oktober 2015, waarbij hij samen met anderen dreigend geld eiste. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van een gestolen auto en kentekenplaten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafoplegging, waarbij de verdachte eerder al met justitie in aanraking was gekomen voor vergelijkbare delicten. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/808728-15
Datum uitspraak: 24 mei 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats] ,
[adres 1] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire [inrichting] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ten terechtzittingen van 23 februari 2016 en 1 april 2016 (
pro forma), 3 mei 2016 (inhoudelijk) en 17 mei 2016 (sluiting).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.J. Algera en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. K.H.T. van Gijssel, advocaat te Amsterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 3 mei 2016 - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 08 november 2015 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in een woning gelegen op of aan [adres 2] , met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (1.000 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] bestond(en) uit het
- vastpakken van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of het trekken aan en/of duwen tegen het/de licha(a)m(en) van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- op dreigende/dwingende toon tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te roepen/zeggen: "Geef met de poen" en/of "Ik maak je dood, kom op met dat geld, ik sla jullie dood" en/of "Geef het geld want anders schiet ik jullie dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- met een knuppel, althans een hard voorwerp, slaan tegen het/de licha(a)(m)en van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , althans het tonen van een knuppel aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- slaan/stompen in/tegen het gezicht en/of tegen het lichaam van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- schoppen/trappen tegen het lichaam van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ;
2.
hij op of omstreeks 03 oktober 2015 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag en/of drugs, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, welk geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] bestond uit het
- op dwingende wijze zeggen "je moet geld gaan pinnen, je moet drugs halen" en/of "ik wil bloed zien" en/of
- ( meermalen) met een vuist stompen/slaan in het gezicht en/of
- het dreigend op de hals zetten van een knipmes en/of daarbij (nogmaals) zeggen dat [slachtoffer 3] geld moest gaan pinnen en/of
- het maken van foto's van [slachtoffer 3] en/of daarbij zeggen dat hij, verdachte en/of zijn mededader, gasten van Satudarah kende en/of dat de foto's naar de Satudarah zouden worden gestuurd als [slachtoffer 3] naar de politie zou gaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 oktober 2015 te Leiden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak en/of een afgebroken tand, heeft toegebracht, door [slachtoffer 3] (meermalen) met een vuist in het gezicht te slaan/stompen;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 oktober 2015 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer 3] ) (meermalen) met een vuist in het gezicht en/of op het hoofd heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 3] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 20 oktober 2015 te Lisse, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (310 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- met z’n vieren, althans met meer personen, langskomen bij [slachtoffer 4] en/of
- om [slachtoffer 4] heen gaan zitten en/of
- op dwingende toon tegen [slachtoffer 4] zeggen: “Er moet echt betaald worden anders komt er een probleem. Ik weet toch iedereen te vinden” en/of “luister vriend. Er moet nu echt betaald gaan worden” en/of “
Jij zaterdag je telefoon uit, dan ben je er geweest” en/of “Nu. Het moet nu! Je moet nu betalen! 10! 10!” en/of
- maken een schietbeweging met de hand en meteen daarna een geld beweging en/of
- maken van foto’s van de auto van [slachtoffer 4] ;
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2015 tot en met 24 oktober 2015 te Lisse, althans in Nederland, ter uitvoering om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 50.000 euro, althans 10.000 euro, althans een groot geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- ( regelmatig) bellen en/of langskomen bij [slachtoffer 4] met de mededeling dat [slachtoffer 4] contact moest leggen met [naam 1] en/of op dwingende toon vragen of [slachtoffer 4] al contact had gelegd en/of
- met z’n vieren, althans met meer personen, langskomen bij [slachtoffer 4] en/of
- om [slachtoffer 4] heen gaan zitten en/of
- op dwingende/dreigende toon tegen [slachtoffer 4] zeggen: “Er moet echt betaald worden anders komt er een probleem. Ik weet toch iedereen te vinden” en/of “luister vriend. Er moet nu echt betaald gaan worden” en/of “
Jij zaterdag je telefoon uit, dan ben je er geweest” en/of “Nu. Het moet nu! Je moet nu betalen! 10! 10!” en/of
- maken een schietbeweging met de hand en meteen daarna een geld beweging en/of
- maken van foto’s van de auto van [slachtoffer 4] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 25 oktober 2015 te Leiderdorp tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk/type: Opel Corsa, grijs metallic), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 25 oktober 2015 tot en met 9 november 2015 te Amsterdam en/of Leiderdorp, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto (Opel Corsa, grijs metallic) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die personenauto wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
5.
hij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2015 tot en met 27 oktober 2015 te Leiderdorp tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een [kenteken 1] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2015 tot en met 9 november 2015 te Amsterdam en/of Leiderdorp, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een [kenteken 1] heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die [kenteken 1] wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
3. Bewijsoverwegingen [1]
3.1
Inleiding
De verdachte wordt kort gezegd verweten dat hij driemaal een afpersing in vereniging heeft gepleegd (feit 1, 2 primair en 3, eerste cumulatief/alternatief) en eenmaal een poging daartoe heeft gedaan (feit 3, tweede cumulatief/alternatief). Feit 2 is subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegd als medeplegen van respectievelijk zware mishandeling en eenvoudige mishandeling. Voorts wordt de verdachte diefstal dan wel heling van een personenauto en een kentekenplaat verweten (feiten 4 en 5).
3.2
Feit 1
3.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde feit vrijgesproken dient te worden, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte de in de aangifte genoemde blanke man met de tatoeages is.
3.2.3
De beoordeling van de tenlastelegging
Inleiding
De verdachte wordt verweten dat hij, samen met een ander, op 8 november 2015 in een woning aan [adres 2] te Leiden door geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geld heeft afgeperst van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben beiden aangifte gedaan. De bewoners van de woning aan [adres 2] te Leiden hebben eveneens een verklaring afgelegd bij de politie.
De verklaringen van de aangevers
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 8 november 2015 had afgesproken met een man om in Leiden voor 1000 euro schoenen en trainingspakken van hem te kopen. Hij had hierover de dagen daarvoor telefonisch contact gehad met deze man. Hij is samen met zijn vader naar [adres 2] te Leiden gereden, waar zij omstreeks 10:20 uur aankwamen. Hij belde het nummer van de man met wie hij contact had gehad, waarop de man opnam en de deur voor hen opende. Hij herkende diens stem als van de persoon met wie hij in de voorgaande dagen telefonisch contact had gehad. Hij kon de man omschrijven als een blanke man, ongeveer 1,86 meter lang, slank, gespierd, tatoeages op beide onderarmen en ook in zijn nek of in zijn gezicht, en donker haar. In de woning zat in de woonkamer nog een negroïde man. Ook zag hij in de woning nog een blank meisje. De blanke man liet hem twee trainingspakken zien. Op dat moment begon hij zich ongemakkelijk te voelen, omdat de man hem vroeg: “heb je het geld bij je”, “ik moet de schoenen even van achter pakken”, “geef het geld maar alvast” en dat soort opmerkingen. Zijn vader zei hierop: “laat eerst die schoenen maar even zien”. Hierop antwoordde de man weer “ik moet eerst poen zien natuurlijk”. Ineens blokkeerde de negroïde man de weg en ging ook de blanke man zo staan dat ze niet meer weg konden. Hierop haalde de aangever de 1000 euro uit zijn broekzak en liet dat zien. Nadat hij het geld weer terug had gestopt in zijn broekzak, hoorde hij de blanke man met luide stem zeggen “geef me de poen” of woorden van gelijke strekking. Op dat moment greep de blanke man zijn vader van achter bij zijn nek en trok hem achterover. Zijn vader en hij werden door beide mannen hardhandig de badkamer in geslagen en geschopt. De klappen kwamen hard en gericht aan. Hij voelde al direct dat hij met een vuist op zijn slaap, oog en kaak geraakt werd en dat het meteen pijn deed. Ook zag hij dat zijn vader diverse klappen kreeg. In de badkamer zag hij dat de negroïde man een chroomkleurige knuppel of staaf van ongeveer 25 cm lang en 8 cm dik in zijn hand had. Hij vermoedde dat hij al klappen had gehad met dit voorwerp, omdat de klappen hard aankwamen en een hevige pijn gaven. In de badkamer bleef de blanke man schreeuwen dat hij hem het geld moest geven. Ook riep hij: “ik maak je dood, kom op met dat geld, ik sla jullie dood”, of woorden van gelijke strekking. De badkamer was een kleine ruimte, waarin de twee mannen helemaal los gingen op hem. Op een gegeven moment zag en voelde hij dat zijn vader voor hem ging staan om hem te beschermen. De aangever was vastbesloten om het geld niet te geven. Zijn vader riep op een gegeven moment “geef hem het geld”. Toen heeft hij het opgegeven en het geld gegeven. De verbalisant die de aangifte heeft opgenomen heeft gezien dat de aangever een scheur achter het linkeroor, zwellingen rondom de ogen en een bebloede neus had. [2] Uit de letselbeschrijving van GGD Hollands Midden blijkt dat een forensisch arts diverse bloeduitstortingen bij de aangever heeft waargenomen: bij zijn rechteroog, in zijn rechterzij en op zijn rechterenkel. [3]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 8 november 2015 omstreeks 8:30 uur hoorde dat zijn zoon met hem naar Leiden wilde om veertig paar schoenen te kopen. Zij reden vervolgens naar de woning aan [adres 2] te Leiden. Zijn zoon heeft gebeld met de man die de schoenen zou hebben. De man, een blanke jongen met onder meer tatoeages in zijn hals, deed vervolgens de deur open. De man was ongeveer 1,80 tot 1,85 meter lang en had een mager postuur. Zij gingen de woning in, waar de man trainingspakken liet zien. Er was ook een negroïde man die door de blanke man werd voorgesteld als zijn lijfwacht. De blanke man vroeg hun om geld te laten zien. Hij antwoordde dat hij de schoenen maar moest laten zien. Toen hoorde hij de man roepen: “kom op met dat geld”. Ze werden toen een badkamer ingeduwd. Zij wilden het geld niet afgeven. Hij zag dat de mannen begonnen te meppen. De blanke man sloeg met zijn handen en de negroïde man sloeg met een knuppeltje. De blanke man sloeg zijn zoon meerdere keren en de negroïde man had het op hem voorzien. Hij denkt dat hij twee of drie keer met het knuppeltje is geslagen. Hij is geraakt op zijn wang en linkerhand. Hij zag dat de blanke man met een arm uithaalde en zijn zoon in het gezicht raakte, waardoor het meteen begon te bloeden bij zijn neus. De blanke man begon te dreigen dat zij het geld moesten geven en dat hij hen anders dood zou schieten. Hij heeft toen tegen zijn zoon gezegd dat hij het geld maar moest geven, waarop zijn zoon het geld heeft gegeven. Hij heeft later van zijn zoon gehoord dat dit een bedrag van 1000 euro was. Hierop zijn zij de woning uitgelopen. In de woning waren nog een derde man en een vrouw. De verbalisant die de aangifte heeft opgenomen heeft gezien dat de aangever een wond aan de linkerwang en een opgezwollen linkerhand had. [4]
De verklaringen van de getuigen
[getuige 1] heeft als verdachte verklaard dat zij in de woning aan [adres 2] te Leiden woont. Op 8 november 2015 wilde zij haar honden uitlaten. Toen zij de deur opende, kwamen er twee voor haar bekende mannen op haar af lopen. Dit waren een blanke en een negroïde man. Zij wil hun namen niet noemen, omdat zij bang voor hen is. Ze vertelden dat ze naar binnen wilden omdat er iemand geld kwam brengen. Zij wilde dit eigenlijk niet, maar durfde hen niet te weigeren. Toen zij [medeverdachte] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] ) had geroepen, zijn ze binnen gekomen. De blanke jongen is een jongen uit Leiden, zwerft overal en is net zo oud als [medeverdachte] . Op een gegeven moment zijn er twee voor haar onbekende mannen de woning ingegaan en daarna zijn de twee bekende mannen en de twee onbekende mannen uit haar woning weggerend. Een van de onbekende mannen zat onder het bloed. De twee bekende mannen renden via de achterkant weg. De negroïde man had een dunne staaf in zijn handen. In de woning zag zij allemaal bloed in de gang. [5]
[medeverdachte] heeft als verdachte verklaard dat hij bij zijn vriendin [getuige 1] (de rechtbank begrijpt: [getuige 1] ) verbleef aan [adres 2] te Leiden. Hij werd wakker gemaakt door [getuige 1] die zei dat [verdachte] er was. [verdachte] stond in de woonkamer. Hij had een tas bij zich met kleren erin. [verdachte] zei dat er zo een geldtransactie zou plaatsvinden. [verdachte] had een grote Surinaamse gozer bij zich die hij niet kende. Niet veel later kwamen er twee mannen aan de deur en binnen. Ze leken vader en zoon, aldus [medeverdachte] . Het ging om de tas van [verdachte] . [medeverdachte] stond in een andere kamer met de honden om hen onder controle te houden. Hij hoorde namelijk ruzie. Hij hoorde [verdachte] schreeuwen dat hij geld moest hebben. Hij hoorde een enorme vechtpartij. Hij zag [verdachte] slaande bewegingen maken. Het klonk als een enorme slooppartij. Hij hoorde [verdachte] zeggen dat hij een pistool had. De twee mannen die geld kwamen brengen renden de voordeur uit en [verdachte] en die Surinaamse vriend gingen via de achterkant weg. [verdachte] heeft twee traantjes onder zijn oog en opvallende tatoeages in zijn nek (‘187’). De andere man had een klein knuppeltje van ongeveer 30 cm lang bij zich. Hij sloeg met dit knuppeltje. Het begon normaal met een gewoon gesprek, maar opeens was er ruzie en werden de mannen de badkamer in geduwd. Hij sloeg met het knuppeltje op de handen van de mannen, zodat ze niet konden ontsnappen. [6]
Overige bevindingen
[verbalisant] heeft, met name naar aanleiding van het door [medeverdachte] gegeven signalement van ‘ [verdachte] ’, verklaard dat hij vermoedt dat hiermee de verdachte wordt bedoeld. Hem is ambtshalve bekend dat de verdachte veel tatoeages op zijn lichaam heeft, waaronder twee traantjes onder zijn oog en dikke cijfers ‘187’ in zijn hals. [7]
De telefoon van [getuige 1] is bij haar aanhouding inbeslaggenomen en onderzocht. Haar telefoonnummer is [telefoonnummer 1] . In de WhatsApp-gesprekken werd een bericht aangetroffen in een gesprek met een contactpersoon genaamd [verdachte] , dat was verzonden op 8 november 2015 om 10:38 uur. De inhoud van het bericht is: “even serieus heel me bad kamer leg uit elkaar wat krijg ik daar voor dan”. [8]
In het dossier bevindt zich een verslag van een getapt en uitgeluisterd gesprek tussen de telefoonnummers [telefoonnummer 2] , het nummer waarmee aangever [slachtoffer 1] contact had, en [telefoonnummer 1] , het nummer van [getuige 1] . Het gesprek is van 9 november 2015 om 12:09 uur. In dit gesprek wordt [getuige 1] gebeld door iemand die zich voorstelt als [verdachte] . Er wordt gesproken over dat zij voor hem ( [verdachte] ) heeft vastgezeten. [9]
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 8 november 2015 de kleding bij de woning aan [adres 2] te Leiden heeft afgegeven en daarna is weggegaan. Hij had afgesproken om schoenen en kleding te verkopen, maar de daadwerkelijke verkoop zouden [medeverdachte] en [getuige 1] doen, om wat bij te verdienen. Toen hij daar aankwam hebben zij de kleding uit zijn auto gehaald. Zij werden daarbij geholpen door een donkere jongen uit Rotterdam, die zich voorstelde als [naam 2] . Wat er zich binnen in de woning heeft afgespeeld, weet hij niet. Hij was immers alweer weggegaan. Volgens de verdachte is het goed mogelijk dat [medeverdachte] , die op hem lijkt, de aangevers heeft mishandeld.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de verdachte de blanke man is die door de aangevers en de getuigen is beschreven en die door [medeverdachte] [verdachte] wordt genoemd. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend, gelet op het gedetailleerde signalement dat zij van de blanke man hebben gegeven en dat overeenkomt met het signalement van de verdachte, en op de inhoud van het voormeld WhatsApp-bericht en telefoongesprek, waarin hij door [getuige 1] wordt aangesproken op wat er is gebeurd. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de verklaringen van de aangevers en de getuigen. Gelet hierop acht de rechtbank de verklaring van de verdachte, die hij overigens eerst ter terechtzitting heeft gegeven, dat hij de kleren slechts bij het adres aan [adres 2] te Leiden heeft gebracht en daarna is weggegaan, niet aannemelijk. [slachtoffer 2] heeft bovendien verklaard dat hij en zijn zoon zijn aangevallen door twee mannen en dat hij nog een derde man en een vrouw heeft gezien. Dat past niet bij de verklaring van de verdachte, maar wel bij de verklaringen van de getuigen. Dat [medeverdachte] de aangevers zou hebben mishandeld, acht de rechtbank evenmin aannemelijk geworden, nu ook dit niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Uit de verklaringen van de aangevers volgt dat zij zowel door de verdachte als door de tweede (negroïde) man zijn geslagen. De verdachte en de tweede man waren beiden in de woning aanwezig, hebben vervolgens beiden geweld gepleegd tegen de aangevers en geen van hen heeft zich tijdens het geweld gedistantieerd. Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zo bewust en nauw met een ander heeft samengewerkt dat hij ten aanzien van het ten laste gelegde kan worden aangemerkt als medepleger.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van de ten laste gelegde afpersing in vereniging.
3.3
Feit 2
3.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en dat de verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van de onder 2 ten laste gelegde feiten vrijgesproken dient te worden. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat er sprake is van een
unus testis-situatie en dat er onvoldoende steunbewijs is.
3.3.3
De beoordeling van de tenlastelegging
Aangifte
Op 14 oktober 2015 heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan. Hij heeft verklaard dat hij op 3 oktober 2015 in de vroege ochtend samen met een vriend op weg was naar de woning van een kennis van hen, [naam 3] . Zij woonde aan [adres 3] te Leiden. De vriend en hij gingen de woning binnen. In de woning waren nog twee andere mannen. Eén van hen was een blanke man van 30-35 jaar oud, die veel tatoeages over zijn gehele lichaam en een redelijk groot postuur had. Hij is er later achter gekomen dat dit de verdachte was, zijnde de ex-vriend van [naam 3] . Hij herkende de verdachte in een documentaire als de persoon die hem mishandeld en bedreigd had. De tweede man was een negroïde man. In de woonkamer namens [slachtoffer 3] en zijn vriend plaats op de bank. De blanke man zei op dwingende wijze “je moet geld gaan pinnen, je moet drugs halen”. [slachtoffer 3] zei dat hij geen geld had. Toen werd tegen zijn vriend gezegd dat deze 500 euro moest gaan pinnen. Zijn vriend reageerde niet echt. De tweede man zei tegen zijn vriend dat hij “bloed wilde zien”. Dit kwam ook erg bedreigend over. Uit het niets kreeg [slachtoffer 3] een harde vuistslag in zijn gezicht. Dit gebeurde met veel kracht, want door de klap zakte hij in elkaar, voelde hij een hevige pijnscheut door zijn hoofd gaan en voelde hij dat één van zijn voortanden afbrak. Hij hoorde later van zijn vriend dat de blanke man deze klap gaf. Vervolgens voelde en zag hij dat de tweede man hem meerdere keren hard en met kracht in zijn gezicht sloeg. Hij voelde hierdoor enorme pijn in zijn rechterkaak en zijn lip. Door de hevige klappen die hij kreeg besefte hij niet meer goed wat er gebeurde en zakte hij nog verder in elkaar. Hij zag dat hij hevig bloedde en dat zijn bloed voor hem op de vloer terecht kwam. Op een gegeven moment zei de blanke man tegen hem dat zijn familie risico zou lopen als ze naar de politie zouden gaan. Toen [naam 3] de woonkamer binnenkwam, waren de blanke man en de donkere man even afgeleid, waardoor [slachtoffer 3] en zijn vrienden konden wegkomen uit de woning. [slachtoffer 3] is naar de woning van een vriend toegerend en is daar opgevangen door [naam 4] en [naam 5] . [10] De volgende dag is hij naar de spoedeisende hulp van het LUMC gegaan. Geconstateerd is dat onder meer zijn rechterkaak was gebroken en dat hij een afgebroken voortand had. [11]
De verklaringen van de getuigen
[naam 5] heeft, in aanwezigheid van haar vriend [naam 4] , verklaard dat zij en haar vriend op 3 oktober 2015 [slachtoffer 3] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3] ) aantroffen. [slachtoffer 3] had een bebloed gezicht en miste een halve tand. Hij vertelde dat hij in een woning was geweest, dat hem en zijn vriend was gevraagd om geld (500 euro), dat hij uit het niets was geslagen en dat de dader met de donkere huidskleur had geroepen “ik wil bloed zien vloeien”. [slachtoffer 3] vertelde dat hij angst had om aangifte te doen. [12]
[naam 3] heeft verklaard dat zij in haar woning, op een hocker, een paar bloeddruppels heeft gezien. Verder heeft zij twee mannen zien wegrennen. Op dat moment stond de verdachte naast haar. [13]
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de nacht van 2 op 3 oktober 2015 in de woning van [naam 3] , zijn ex-vriendin, aan [adres 3] te Leiden was. [14] Hij kent de aangever niet en heeft hem niet mishandeld.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 2 primair
De rechtbank is, overeenkomstig de standpunten van de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de onder 2 primair ten laste gelegde afpersing in vereniging heeft begaan, en zal de verdachte van dit feit vrijspreken.
Feit 2 subsidiair
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de verdachte de blanke man is die door de aangever is beschreven en die hij later heeft herkend als de verdachte. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Daartoe overweegt de rechtbank allereerst dat de aangifte gedetailleerd is en op diverse punten steun vindt in andere bewijsmiddelen, zoals ten aanzien van het letsel en het bloed in de woning van [naam 3] . Voorts heeft de verdachte zelf verklaard dat hij die nacht in de woning van [naam 3] is geweest. Uit de verklaring van [naam 3] leidt de rechtbank af dat de verdachte ook nog aanwezig en in de buurt was op het moment dat er twee mannen de woning uitrenden, waarbij de rechtbank ervan uitgaat dat dit [slachtoffer 3] en zijn vriend betreft. De rechtbank overweegt verder dat het door [slachtoffer 3] gegeven signalement past in het signalement van de verdachte, in welk verband de rechtbank verwijst naar wat hierover onder feit 1 is opgenomen. Ten slotte kent de rechtbank gewicht toe aan het feit dat [slachtoffer 3] , ondanks dat hem door de verdachte te kennen was gegeven niet naar de politie te gaan en hij tegen [naam 5] had verteld angst te hebben om aangifte te doen, toch aangifte tegen de verdachte heeft gedaan. Daarbij merkt de rechtbank op dat de verdachte kennelijk vaker mensen onder druk zet om niet belastend over hem te verklaren, zoals volgt uit het opgenomen en uitgeluisterde gesprek tussen de verdachte en [getuige 1] (p. 188).
De rechtbank is voorts van oordeel dat het letsel van de aangever, een gebroken kaak en een afgebroken voortand, dient te worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel.
Ten slotte volgt uit de verklaring van de aangever dat hij zowel door de verdachte als door de tweede man is geslagen. Zij waren beiden in de woning aanwezig, hebben vervolgens beiden geweld gepleegd tegen de aangever en geen van hen heeft zich tijdens het geweld gedistantieerd. Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zo bewust en nauw met een ander heeft samengewerkt dat hij ten aanzien van het ten laste gelegde kan worden aangemerkt als medepleger.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van het subsidiair ten laste gelegde medeplegen van zware mishandeling.
3.4
Feit 3
3.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 3 (eerste en tweede cumulatief/alternatief) ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, waarbij de officier van justitie ten aanzien van het tweede cumulatief/alternatief uitgaat van de periode 20 tot en met 24 oktober 2015.
3.4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van de onder 3 ten laste gelegde feiten vrijgesproken dient te worden. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat de verklaring van de aangever, die als enige over de afpersing heeft verklaard, onbetrouwbaar is en niet voor het bewijs kan worden gebezigd.
3.4.3
De beoordeling van de tenlastelegging
Inleiding
De verdachte wordt verweten dat hij, samen met anderen, op 20 oktober 2015 te Lisse door bedreiging met geweld [slachtoffer 4] een geldbedrag (310 euro) heeft afgeperst. Daarnaast wordt de verdachte verweten dat hij gedurende een langere periode door bedreiging met geweld een poging heeft gedaan om [slachtoffer 4] een groter geldbedrag af te persen.
De verklaring van de aangever
Op vrijdag 23 oktober 2015 heeft [slachtoffer 4] aangifte gedaan van afpersing door de verdachte. Hij heeft verklaard dat hij op dinsdag 20 oktober 2015 omstreeks 17:40 uur samen met zijn vrouw in hun sportschool aan [adres 4] te Lisse was. De sportschool bevindt zich op de eerste verdieping. Hij zat samen met zijn vrouw aan een tafeltje met daaromheen zes stoelen. Plotseling kwam de verdachte met drie mannen - een met een Turks uiterlijk, een met een Marokkaans uiterlijk en een negroïde man - de sportschool binnen. De verdachte en de Turkse man gingen bij hen aan de tafel zitten. De negroïde man ging aan een tafeltje achter de verdachte zitten en de Marokkaanse man bleef bij de deur staan. De verdachte zat tegenover de aangever en zei: “luister vriend. Er moet nu echt betaald gaan worden”. Hij noemde een bedrag van 10 waarna hij bevestiging vroeg aan de Turkse jongen. De Turkse jongen bevestigde dit en herhaalde dit meerdere keren op een dreigende en agressieve toon. De verdachte richtte zich meerdere keren naar zijn vrouw en verontschuldigde zich naar haar, dat hij niet anders kon en dat het op deze manier opgelost moet worden. Het ene moment sprak hij vriendschappelijk en het andere moment kwam hij dreigend en agressief over. Het leek alsof het was ingestudeerd en dat de verdachte “the good cop” was en de Turkse man “the bad cop”, aldus de aangever. De Turkse man zei: “jij zaterdag je telefoon uit, dan ben je er geweest”. De verdachte leunde op een gegeven moment achterover en keek vragend naar de negroïde man achter hem en maakte met zijn hand een schietbeweging en meteen daarna een geldbeweging, waarop de negroïde man nee schudde. De Turkse man bleef hameren op de bedragen en zei: “ik moet nu 10!!”. De aangever zei dat hij dat niet had en niets ging betalen. De verdachte en de Turkse man gingen staan, waarop hij ook ging staan. De verdachte werd dreigend naar hem en de Turkse man zei steeds: “nu. Het moet nu! Je moet nu betalen! 10! 10!”. Hij zei dat hij niets had en kreeg het gevoel dat ze hem wilden gaan slaan. De hele situatie heeft de aangever ervaren als heel bedreigend. Hij heeft toen 310 euro aan de verdachte gegeven, waarop de verdachte vroeg of dat alles was. De Turkse man begon meteen te roepen dat de rest zaterdag moest. De aangever zei toen dat ze moesten vertrekken. De Turkse man zei nogmaals op een dreigende manier dat wanneer hij zaterdag zijn telefoon uit had, hij er geweest was. De verdachte heeft gezegd dat ze de volgende dag (de rechtbank begrijpt: zaterdag 24 oktober 2015) “10” wilden hebben. Vervolgens zijn de vier mannen vertrokken. Hij zag dat ze bij de parkeervakken een foto maakten van zijn auto. [15]
De verklaring van de [getuige 2]
Op 23 oktober 2015 heeft [getuige 2] een verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij op 20 oktober 2015 in de sportschool van de aangever was en dat de aangever hem en de vrouw van de aangever heeft verteld dat hij werd bedreigd door mensen, onder wie de verdachte, die geld van hem wilden hebben. Om 17:30 uur ging hij naar huis en om 17:41 uur kreeg hij een WhatsApp-bericht van de vrouw van de aangever, waarin stond: “ze zijn er. Kom niet terug. 4 gasten echt eng. Help. Engerds, bedreigend”. [16]
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij op 20 oktober 2015 naar de sportschool van de aangever is gegaan, omdat de aangever hem geld was verschuldigd. De verdachte had namelijk een incassoklus voor de aangever gedaan en daarvoor zou hij geld van hem krijgen. Dat had hij echter nog niet gekregen en daarom ging hij bij de aangever langs. Hij had ook een bericht van de aangever ontvangen dat hij 10.000 euro zou krijgen. [naam 6] heeft hem gebracht. Hij heeft een gesprek gevoerd met de aangever. De aangever had het geld niet en daar zijn afspraken over gemaakt. Hij heeft voor het weggaan een foto gemaakt van de auto van de aangever. [17]
Bevindingen met betrekking tot 24 oktober 2015
Uit onderzoek naar de telefoongegevens van de verdachte blijkt dat hij op 24 oktober 2015 om 14:51 uur heeft gebeld met ene [naam 7] , die gebruik maakte van het [telefoonnummer 3] . Deze persoon moest van de verdachte naar de sportschool gaan, ‘diezelfde waar we geweest zijn’. Hierop heeft de verdachte om 15:03 uur een sms-bericht naar [naam 7] gestuurd met de tekst: ‘Fc Lisse [telefoonnummer 4] [adres 4] Lisse 2161 gh’. Om 17:10 uur heeft [naam 7] een sms-bericht naar de verdachte gestuurd met de tekst: ‘er is niemand’. Om 19:34 uur is de verdachte gebeld door [naam 7] , die heeft gezegd dat ‘die man’ daar niet was, dat het leeg was en hij naar boven is gegaan, maar dat ‘die kantoor’ op slot was. [18]
Uit onderzoek van de politie is gebleken dat [naam 6] de gebruiker is van het [telefoonnummer 3] . [19]
Naar aanleiding van de bovengenoemde contacten heeft een observatieteam de sportschool van de aangever aan [adres 4] te Lisse geobserveerd. Op 24 oktober 2015 werd door het observatieteam een voertuig, voorzien van het [kenteken 2] , gezien bij de sportschool. Het voertuig stond op naam van [naam 8] . Deze vertelde de politie dat zijn zoon, [naam 6] , veel gebruik maakt van die auto. [20] [naam 6] heeft bij de politie verklaard dat hij de auto met [kenteken 2] elke dag gebruikt. [21]
Het oordeel van de rechtbank
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van de aangever onbetrouwbaar is en niet voor het bewijs kan worden gebezigd. De rechtbank volgt de verdediging daarin niet. De verklaring van de aangever wordt op meerdere onderdelen bevestigd door de verklaring van de verdachte. Zowel de aangever als de verdachte heeft verklaard dat de verdachte op 20 oktober 2015 in de sportschool van de aangever was omdat hij geld van de aangever wilde hebben. Ook hebben beiden verklaard dat de verdachte bij het weggaan een foto heeft gemaakt van de auto van de aangever. Dat het gesprek voor de aangever bedreigend is geweest, volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de aanwezigheid van vier mannen tegenover de aangever en zijn vrouw, het WhatsApp-bericht van de vrouw van de aangever aan [getuige 2] en de omstandigheid dat er is gezegd dat ze zaterdag (de rechtbank begrijpt: zaterdag 24 oktober 2015) terug zouden komen, zoals de aangever al in zijn aangifte van de vrijdag daarvoor (23 oktober 2015) heeft verklaard, wat – blijkens de observaties en de telefooncontacten tussen de verdachte en [naam 6] – ook daadwerkelijk is gebeurd.
De vier mannen waren samen in de sportschool aanwezig, hadden zich allen rondom de aangever gepositioneerd, een aantal van hen heeft zich op een voor de aangever bedreigende wijze - in woord en gebaar - naar hem gedragen, geen van hen heeft zich hiervan gedistantieerd en zij zijn uiteindelijk gezamenlijk vertrokken. Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zo bewust en nauw met anderen heeft samengewerkt dat hij ten aanzien van het ten laste gelegde kan worden aangemerkt als medepleger.
De rechtbank is op grond van voornoemde bewijsmiddelen, waarnaar in de voetnoten is verwezen, van oordeel dat voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van de onder 3, eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde afpersing in vereniging.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de onder 3, tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde poging tot afpersing in vereniging eveneens wettig en overtuigend kan worden bewezen. Na de ontmoeting op 20 oktober 2015 heeft de verdachte immers op 24 oktober 2015 een andere persoon naar de sportschool gestuurd. Dit was bij het gesprek op 20 oktober 2015 reeds aangekondigd en de aangever zou dan de 10.000 euro moeten betalen. De aangever was echter niet aanwezig en daardoor is er niet meer geld betaald. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen met betrekking tot de afpersing op 20 oktober 2015 en de rol van de verdachte hierbij is er, gelet op de onderlinge samenhang, eveneens bij de poging tot afpersing in de periode van 20 tot en met 24 oktober 2015 sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking in de zin van medeplegen.
3.5
Feiten 4 en 5
3.5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 4 primair en 5 primair ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden en dat de verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken, en dat de onder 4 subsidiair en 5 subsidiair ten laste gelegde feiten wel wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten (primair en subsidiair) vrijgesproken dient te worden.
3.5.3
De beoordeling van de tenlastelegging
De aangiftes
Op 27 oktober 2015 heeft H. van der Ven aangifte gedaan van diefstal van zijn personenauto, een Opel Corsa, grijs metallic van kleur. Op 25 oktober 2015 omstreeks 18:00 uur heeft hij de auto voor het laatst zien staan in een parkeervak. De auto was met een handzender afgesloten. Op 27 oktober 2015 omstreeks 17:00 uur zag hij dat zijn auto weg was. [22]
Op 27 oktober 2015 heeft [benadeelde] aangifte gedaan van diefstal van kentekenplaten, te weten [kenteken 1] van zijn auto (grijze Opel Corsa). Hij heeft aangegeven dat deze tussen 26 oktober 2015 om 16:00 uur en 27 oktober 2015 om 11:00 uur zijn weggenomen. [23]
Aantreffen gestolen auto met gestolen kentekenplaten
Op 9 november 2015 is de verdachte aangehouden in een woning aan [adres 5] te Amsterdam. Tijdens de doorzoeking lag er in deze woning een autosleutel van het merk Opel. In [adres 5] te Amsterdam stond een Opel Corsa geparkeerd met het [kenteken 1] . De sleutel die in de woning was aangetroffen paste op deze Opel Corsa. [24]
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij de grijze Opel Corsa met [kenteken 1] heeft gehuurd van een kennis, die hij verder niet kende. Hij betaalde hiervoor dertig euro per dag dat hij de auto gebruikte. Hij kon de auto op 27 oktober 2015 om 01:00 uur ophalen en heeft de autopapieren erbij gekregen. De huurovereenkomst was niet op schrift gesteld en hij heeft de autopapieren niet bekeken. [25]
Het oordeel van de rechtbank
Feiten 4 primair en 5 primair
De rechtbank is, overeenkomstig de standpunten van de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de onder 4 primair en 5 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, en zal de verdachte van deze feiten vrijspreken.
Feiten 4 subsidiair en 5 subsidiair
De verdachte heeft verklaard dat hij zonder huurcontract van een kennis, die hij verder niet kende, een auto kon huren voor dertig euro per dag en dat hij deze ‘s nachts om 01:00 uur kon ophalen. Hij kreeg de autopapieren mee, maar heeft deze niet bekeken. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de auto – inclusief de daarop bevestigde kentekenplaten – die hij ‘huurde’ van diefstal afkomstig was, zodat sprake is van opzetheling.
3.6
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 8 november 2015 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander in een woning gelegen aan [adres 2] , met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 1.000 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1] , welk geweld en welke bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bestonden uit het
- vastpakken van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en het trekken aan en duwen tegen de lichamen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
- op dreigende/dwingende toon tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te roepen/zeggen: "Geef
mede poen" en "Ik maak je dood, kom op met dat geld, ik sla jullie dood" en "Geef het geld want anders schiet ik jullie dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking en
- met een knuppel slaan tegen de lichamen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , en
- slaan/stompen in het gezicht en tegen het lichaam van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
- schoppen/trappen tegen het lichaam van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
2 ( subsidiair).
hij op 3 oktober 2015 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak en een afgebroken tand, heeft toegebracht, door [slachtoffer 3] meermalen met een vuist in het gezicht te slaan/stompen;
3.
hij op 20 oktober 2015 te Lisse, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van 310 euro, toebehorende aan [slachtoffer 4] , welke bedreiging met geweld bestond uit het
- met z’n vieren langskomen bij [slachtoffer 4] en
- om [slachtoffer 4] heen gaan zitten en
- op dwingende toon tegen [slachtoffer 4] zeggen: “luister vriend. Er moet nu echt betaald gaan worden” en “Jij zaterdag je telefoon uit, dan ben je er geweest” en “Nu. Het moet nu! Je moet nu betalen! 10! 10!” en
- maken
vaneen schietbeweging met de hand en meteen daarna een geldbeweging en
- maken van
eenfoto van de auto van [slachtoffer 4] ;
en
hij in de periode van
20 oktober2015 tot en met 24 oktober 2015 te Lisse, ter uitvoering
van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijfom tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 4]
te dwingentot de afgifte van een geldbedrag van 10.000 euro, toebehorende aan [slachtoffer 4] , welke bedreiging met geweld bestond uit het
- met z’n vieren langskomen bij [slachtoffer 4] en
- om [slachtoffer 4] heen gaan zitten en
- op dwingende/dreigende toon tegen [slachtoffer 4] zeggen: “luister vriend. Er moet nu echt betaald gaan worden” en “Jij zaterdag je telefoon uit, dan ben je er geweest” en “Nu. Het moet nu! Je moet nu betalen! 10! 10!” en
- maken
vaneen schietbeweging met de hand en meteen daarna een geld beweging en
- maken van
eenfoto van de auto van [slachtoffer 4] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4 ( subsidiair).
hij in de periode van
27oktober 2015 tot en met 9 november 2015 in Nederland een personenauto (Opel Corsa, grijs metallic) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die personenauto wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
5 ( subsidiair).
hij in de periode van
27oktober 2015 tot en met 9 november 2015 in Nederland een [kenteken 1] voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die kentekenplaat wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring gecursiveerd verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1 en 3, eerste cumulatief/alternatief, telkens:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 2 subsidiair:
medeplegen van zware mishandeling;
ten aanzien van feit 3, tweede cumulatief/alternatief:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 4 subsidiair en 5 subsidiair, telkens:
opzetheling.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Daarnaast zou nog een taakstraf of een voorwaardelijke gevangenisstraf kunnen worden opgelegd met de bijzondere voorwaarden als door de reclassering voorgesteld.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan twee afpersingen en een poging daartoe. Hierbij heeft hij niet alleen gedreigd met geweld maar in één geval ook zeer fors geweld gebruikt. De verdachte heeft daarnaast uit het niets samen met een ander een voor hem onbekende man zwaar mishandeld. Ten slotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling.
Door zo te handelen heeft de verdachte er allereerst blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Ook heeft hij niet alleen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, maar ook op het gevoel van veiligheid van hen en van mensen in hun naaste omgeving. De rechtbank neemt het de verdachte uitermate kwalijk dat hij, kennelijk vooral uit het oogpunt van eigen financieel gewin, met anderen deze afpersingen en zware mishandeling heeft gepleegd en daarbij volledig is voorbijgegaan aan de mogelijke gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging van de verdachte rekening met een uittreksel Justitiële Documentatie van 11 november 2015, waaruit blijkt dat de verdachte eerder voor vermogens- en geweldsdelicten met justitie in aanraking is geweest en dat hem voor die feiten gevangenisstraffen zijn opgelegd. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om zich wederom schuldig te maken aan soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft eveneens kennisgenomen van het reclasseringsadvies van GGZ Reclassering Palier van 10 februari 2016 en de aanvulling daarop van 3 mei 2016. Hierin wordt de kans op recidive als hoog ingeschat en adviseert de reclassering, indien de strafmaat dit toelaat, conform de overvallersaanpak (dat wil zeggen verscherpt toezicht met elektronische controle) bijzondere voorwaarden op te leggen bij een deels voorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur met zich brengt. De rechtbank heeft bij de hoogte van de gevangenisstraf aansluiting gezocht bij straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van vijf jaren, zoals door de officier van justitie geëist, passend en geboden. Hierdoor is er geen ruimte voor een voorwaardelijk gedeelte met bijzondere voorwaarden.
7. De vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
7.1
De vorderingen
Met betrekking tot feit 1 hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich als benadeelde partijen gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, respectievelijk ten bedrage van € 3004,90 en € 1164,00, beide te vermeerderen met de wettelijke rente daarover. De vordering van [slachtoffer 1] strekt tot vergoeding van materiële schade (bestaande uit het geldbedrag dat hem is afgenomen, kosten van kleding en eigen risico in verband met ambulancevervoer naar het ziekenhuis) en immateriële schade. De vordering van [slachtoffer 2] strekt eveneens tot vergoeding van materiële schade (bestaande uit kosten van een beschadigd horloge en een beschadigde bril) en immateriële schade.
Met betrekking tot feit 2 heeft [slachtoffer 3] zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2955,48, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover. De vordering strekt tot vergoeding van materiële schade (bestaande uit kosten van de tandarts) en immateriële schade.
Met betrekking tot feit 5 heeft [benadeelde] zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 46,99. De vordering strekt tot vergoeding van materiële schade (bestaande uit kosten van een set kentekenplaten en het versturen van aangetekende documenten).
7.2
De conclusie van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vorderingen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [benadeelde] in zijn vordering, nu zij voor het feit waarop deze vordering betrekking heeft vrijspraak heeft gevorderd.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich, gelet op de bepleite integrale vrijspraak, niet uitgelaten over de vorderingen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [benadeelde] . Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de ‘tandartskosten’ onvoldoende zijn onderbouwd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Vordering [slachtoffer 1]
De vordering van [slachtoffer 1] is door de verdediging niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot het gevorderde bedrag van € 3004,90, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 november 2015 (de pleegdatum van het bewezenverklaarde feit).
Vordering [slachtoffer 2]
De vordering van [slachtoffer 2] is door de verdediging niet betwist. Wat betreft de materiële schade begrijpt de rechtbank de vordering in die zin dat er een bedrag van € 517,00 wordt gevorderd. Wat betreft de immateriële schade acht de rechtbank een bedrag van € 250,00 naar billijkheid toewijsbaar. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering derhalve toewijzen tot een bedrag van € 767,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 november 2015 (de pleegdatum van het bewezenverklaarde feit), en de vordering voor het overige afwijzen.
Vordering [slachtoffer 3]
De vordering van [slachtoffer 3] is door de verdediging inhoudelijk betwist met betrekking tot de materiële schade. Ten aanzien van de betwiste post ‘tandartskosten’ overweegt de rechtbank dat de gevorderde kosten voldoende zijn onderbouwd met facturen. Wat betreft de immateriële schade acht de rechtbank een bedrag van € 1500,00 naar billijkheid toewijsbaar. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 2455,48, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 3 oktober 2015 (de pleegdatum van het bewezenverklaarde feit), en de vordering voor het overige afwijzen.
Vordering [benadeelde]
De rechtbank zal de [benadeelde] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte ten aanzien van het feit waarop de vordering betrekking heeft, te weten het onder 5 primair ten laste gelegde feit, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
Kosten
Nu de vorderingen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] gedeeltelijk worden toegewezen, zal de verdachte tevens worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met hun vorderingen hebben gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte voor de onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbare feiten zal worden veroordeeld en hij jegens [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door deze feiten zijn toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat
  • van een bedrag van € 3004,90, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 november 2015, ten behoeve van [slachtoffer 1] ;
  • van een bedrag van € 767,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 november 2015, ten behoeve van [slachtoffer 2] ;
  • van een bedrag van € 2455,48, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 3 oktober 2015, ten behoeve van [slachtoffer 3] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 24c, 36f, 45, 47, 57, 302, 317 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 primair, 4 primair en 5 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 subsidiair, 3 eerste cumulatief/alternatief, 3 tweede cumulatief/alternatief, 4 subsidiair en 5 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 en 3, eerste cumulatief/alternatief, telkens:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 2 subsidiair:
medeplegen van zware mishandeling;
ten aanzien van feit 3, tweede cumulatief/alternatief:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 4 subsidiair en 5 subsidiair, telkens:
opzetheling;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
5 (vijf) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 3004,90, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 november 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 3004,90, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 november 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[slachtoffer 1];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 767,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 november 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst de vordering tot schadevergoeding voor het overige af;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 767,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 november 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[slachtoffer 2];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 15 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 2455,48, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 3 oktober 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst de vordering tot schadevergoeding voor het overige af;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2455,48, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 3 oktober 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[slachtoffer 3];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 34 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Chr.A.J.F.M. Hensen, voorzitter,
mr. M.L. Ruiter, rechter,
mr. B.W. Mulder, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Schaap, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 mei 2016.
De griffier is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2015328779, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 701).
2.Proces-verbaal aangifte, [slachtoffer 1] , p. 86 t/m 90, met bijlagen (p. 91 t/m 93).
3.Een geschift, te weten letselbeschrijving [slachtoffer 1] , p. 537, met bijlage (p. 538 t/m 540).
4.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] , p. 108 t/m 112, met bijlage (p. 113).
5.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte [getuige 1] , p. 27 t/m 30.
6.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige [medeverdachte] , p. 37 t/m 40.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 95.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 94.
9.Proces-verbaal bevindingen tap gesprek 25 lijn 3669, p. 187 t/m 189.
10.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 3] , p. 230 t/m 233, met bijlage (p. 234 t/m 238).
11.Een geschrift, te weten medische gegevens, p. 629 en 630, als bijlage bij proces-verbaal van bevindingen, p. 628.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 5] , p. 245 en 246.
13.Proces-verbaal verhoor van getuige [naam 3] d.d. 2 maart 2016, opgemaakt door de rechter-commissaris, punten 24 en 27.
14.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 3 mei 2016.
15.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 4] , p. 250 en 253 t/m 256.
16.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 259.
17.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 3 mei 2016.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 647 t/m 652.
19.Proces-verbaal analyse telefoon ICM., p. 534.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 494 en 495.
21.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 6] , p. 470.
22.Een geschrift, te weten een niet-ondertekend proces-verbaal aangifte [naam 9] , p. 287.
23.Een geschrift, te weten een afschrift van aangifte [benadeelde] , p. 291 en 292.
24.Proces-verbaal bevindingen Opel Corsa, p. 219.
25.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 3 mei 2016.