ECLI:NL:RBDHA:2016:8958

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 mei 2016
Publicatiedatum
1 augustus 2016
Zaaknummer
502728
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijfplaats en zorgregeling van een minderjarige in het kader van een ondertoezichtstelling

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 31 mei 2016, is een verzoek behandeld van de moeder om vervangende toestemming voor verhuizing met de minderjarige naar Groot-Brittannië. Dit verzoek was eerder afgewezen op 16 maart 2016. De rechtbank heeft de hoofdverblijfplaats van de minderjarige gewijzigd naar de vader, die in Nederland woont. De rechtbank oordeelt dat dit in het belang van de minderjarige is, vooral gezien de bereidheid van de vader om de minderjarige bij zich te laten wonen. De Raad voor de Kinderbescherming en de William Schrikker Stichting hebben ter terechtzitting verklaard in te stemmen met de toewijzing van het verzoek van de vader.

De rechtbank heeft ook de zorgregeling vastgesteld, waarbij de minderjarige en de vader ten minste eenmaal per week gedurende twee uren onder begeleiding van de William Schrikker Stichting contact met elkaar zullen hebben. De rechtbank heeft de regeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Daarnaast heeft de rechtbank toestemming verleend voor aanmelding van de minderjarige voor onderzoek en behandeling bij een GZ-psycholoog, ter vervanging van de toestemming van de moeder, die niet bereikbaar is en geen medewerking verleent aan de hulpverlening.

De proceskosten zijn gecompenseerd, gezien de familierechtelijke aard van de procedure. De beschikking is gegeven door een meervoudige kamer van kinderrechters en is openbaar uitgesproken op 31 mei 2016.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 15-10162
Zaaknummer: C/09/502728
Datum beschikking: 31 mei 2016

Gezag en zorgregeling

Beschikking op het op 30 december 2015 ingekomen verzoek van:

[verzoekster] ,

de moeder,
wonende op een geheim adres te Groot Brittannië,
advocaat: mr. A.H.A. Beijersbergen van Henegouwen te Utrecht.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[verweerder]

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A.H. van Haga te 's-Gravenhage,
en
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
hierna: de William Schrikker Stichting.

Procedure

Bij beschikking van 16 maart 2016 van deze rechtbank is:
- het verzoek van de moeder tot het verkrijgen van vervangende toestemming voor verhuizing met de minderjarige naar Groot Brittannië afgewezen;
- de bij beschikking d.d. 5 november 2014 van het gerechtshof Den Haag vastgestelde regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gewijzigd, in die zin dat voortaan –
voorlopig– het contact tussen de vader en de minderjarige ten minste tweemaal per maand onder begeleiding van de William Schrikker Stichting zal plaatsvinden op door de William Schrikker Stichting te bepalen momenten;
- de behandeling inzake de hoofdverblijfplaats van de minderjarige en de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aangehouden tot de terechtzitting van de meervoudige kamer van 10 mei 2016 te 09.30 uur, eventueel tegelijkertijd te behandelen met een door de William Schrikker Stichting in te dienen verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige, zulks met verzoek aan de William Schrikker Stichting het rapport van het in het kader van de ondertoezichtstelling te verrichten onderzoek als hiervoor overwogen in de onderhavige procedure aan de rechtbank en aan partijen toe te sturen.
De rechtbank heeft vervolgens de volgende stukken ontvangen:
- een briefrapport d.d. 7 april 2016 van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad);
- een rapport d.d. 29 april 2016 van de William Schrikker Stichting;
- een brief d.d. 4 mei 2016, met bijlagen, van de zijde van de vader;
- het aanvullend zelfstandig verzoek van de vader;
- een F9-formulier d.d. 9 mei 2016 van de advocaat van de moeder.
Op 10 mei 2016 is de behandeling ter terechtzitting van deze rechtbank voortgezet in de vorm van een
gecombineerde behandelingvan zowel het onderhavige verzoek als het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige (C/09/499602 / JE RK 15-2172), op welk verzoek bij afzonderlijke beschikking d.d. 20 mei 2016 is beslist.
Ter terechtzitting zijn verschenen: [naam] namens de Raad, [naam] en [naam] namens Bureau Jeugdzorg, en de vader met zijn advocaat. De moeder en haar advocaat zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De advocaat van de moeder heeft vooraf bericht van zijn afwezigheid toegezonden.
Het aanvullend zelfstandig verzoek van de vader luidt: vervangende toestemming te verlenen voor aanmelding van de minderjarige voor onderzoek en behandeling bij [naam] , GZ-psycholoog, praktijk houdende te [plaatsnaam] aan de [adres] , althans een andere GZ-psycholoog in de regio, indien de moeder niet binnen één week na dagtekening van deze beschikking alsnog zelf toestemming geeft voor genoemde aanmelding tot het doen van onderzoek en behandeling, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De vader heeft zijn oorspronkelijke zelfstandige verzoeken – kort gezegd tot oplegging van een dwangsom ten behoeve van de nakoming van de zorgregeling en de informatieregeling – als vermeld onder III. en IV. in de beschikking van 16 maart 2016, ter terechtzitting ingetrokken.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij beschikking van 16 maart 2016 is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
De rechtbank merkt op dat de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) in zijn inleidend verzoekschrift, strekkende tot ondertoezichtstelling van de minderjarige en het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige (zaaknummer: C/09/ [zaaknummer] / JE RK 15- [zaaknummer] ), heeft verzocht om ondertoezichtstelling van de minderjarige voor de periode van één jaar en het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling. De ondertoezichtstelling van de minderjarige is bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank uitgesproken tot 23 november 2016. De machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige is daarbij gegeven tot 23 mei 2016 en voor het overige aangehouden. Een door de William Schrikker Stichting in te dienen verzoekschrift tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige is dan ook, gelet op het voorgaande, – in tegenstelling tot hetgeen de rechtbank in haar beschikking van 16 maart 2016 heeft bepaald en nu op het verzoekschrift van de Raad nog nader dient te worden beslist – niet aan de orde.
Bij beschikking d.d. 20 mei 2016 heeft de kinderrechter in deze rechtbank machtiging verleend aan de William Schrikker Stichting om de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 23 mei 2016 tot 23 november 2016.
De hoofdverblijfplaats van de minderjarige
Gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem te bepalen dient te worden toegewezen. De rechtbank legt aan die beslissing ten grondslag
  • dat de moeder nog in Groot-Brittannië verblijft,
  • er geen zicht is op haar leefsituatie daar en ook niet op de mogelijkheden voor de moeder om naar Nederland terug te keren,
  • de moeder sinds eind maart 2016 het contact met de minderjarige niet meer onderhoudt en
  • haar medewerking aan hulpverlening voor de minderjarige in Nederland weigert.
De vader woont in Nederland en is bereid de minderjarige bij zich te laten wonen. De rechtbank acht het derhalve in het belang van de minderjarige dat de hoofdverblijfplaats wordt gewijzigd. De Raad en de William Schrikker Stichting hebben ter terechtzitting verklaard in te stemmen met toewijzing van het verzoek.
De zorgregeling
Aan de bij beschikking d.d. 16 maart 2016 bepaalde regeling wordt uitvoering gegeven. Feitelijk is het thans zo dat de vader en de minderjarige eens per twee weken gedurende twee uren onder begeleiding van een medewerker van Middin of de William Schrikker Stichting, op maandag of op woensdag, contact met elkaar hebben. Zowel de vader als de minderjarige vindt het fijn de ander te zien en het contact verloopt op een prettige manier. De vader is lief voor de minderjarige. Hij toont echter volgens de William Schrikker Stichting onvoldoende inzicht in de belevingswereld van de minderjarige. Adviezen en tips van hulpverleners worden door vader slechts met veel moeite geaccepteerd en hij mijdt daarbij de discussie niet, aldus de William Schrikker Stichting.
Ter zitting is de vader bereid gebleken hulp en begeleiding (bij voorbeeld psycho-educatie) te accepteren van Middin of Kwadraat. Met de gezinsvoogdijwerker is besproken dat een en ander zal in het kader van de ondertoezichtstelling van de minderjarige op gang zal worden gebracht. Nu de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader wordt bepaald zal in het kader van de ondertoezichtstelling tevens nader onderzoek worden verricht naar de opvoedvaardigheden van de vader, teneinde te bezien of een definitieve plaatsing van de minderjarige op termijn aan de orde kan zijn. Ter terechtzitting is om die reden besproken dat de contacten van de vader met de minderjarige in elk geval zullen worden uitgebreid, in die zin dat deze contacten voorlopig eenmaal per week, gedurende twee uren, onder begeleiding zullen plaatsvinden. Wanneer voldoende duidelijk is dat een verdere uitbreiding mogelijk is, waarbij vooral wordt gekeken naar de draagkracht van de minderjarige en het leervermogen van de vader, zal in het kader van de ondertoezichtstelling de regeling in overleg met de vader door de William Schrikker Stichting worden uitgebreid.
Het aanvullend zelfstandig verzoek van de vader
De vader heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht vervangende toestemming te verlenen voor aanmelding van de minderjarige voor onderzoek en behandeling door een GZ-psycholoog.
Ter terechtzitting en uit het dossier is gebleken dat de moeder in het kader van de ondertoezichtstelling door de William Schrikker Stichting op 22 april 2016 via e-mail een schriftelijke aanwijzing is gegeven waarin haar is opgedragen toestemming te geven voor onderzoek en behandeling van de minderjarige. De moeder heeft niet op die e-mail gereageerd. Meer in het bijzonder heeft de William Schrikker Stichting in zijn rapport van 29 april 2016 verklaard voor het laatst op 24 maart 2016 telefonisch contact met de moeder te hebben gehad.
Vanaf 24 maart 2016 is de moeder niet meer bereikbaar voor de William Schrikker Stichting, terwijl zij bovendien vanaf 23 maart 2016 ook niet meer reageert op oproepen van de minderjarige via Skype.
De moeder is niet ter terechtzitting verschenen. Zij heeft ook met haar advocaat – aan wie het verzoekschrift van de vader is toegestuurd –, zoals blijkt uit het bericht van de advocaat van de moeder d.d. 9 mei 2016, geen contact meer. Uit dit bericht blijkt tevens dat de moeder van het aanvullende verzoek van de vader geen kennis heeft kunnen nemen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Nu de moeder noch haar advocaat is verschenen heeft de rechtbank geen vergelijk tussen de ouders beproefd.
Het is de rechtbank gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter terechtzitting afdoende gebleken dat met de door de vader verzochte onderzoek en behandeling het belang van de minderjarige gebaat is. Daarbij betrekt de rechtbank dat ook zijdens de William Schrikker Stichting wordt aangedrongen op bedoeld onderzoek en behandeling. Nu de moeder zich vooralsnog onbereikbaar houdt, zal de rechtbank het verzoek van de vader in het belang van de minderjarige toewijzen.
Proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de minderjarige:
-
[minderjarige] ,geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
de hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vader, en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat de minderjarige en de vader tenminste eenmaal per week gedurende twee uren onder begeleiding van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering of van Middin contact met elkaar zullen hebben, en dat deze regeling door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering in overleg met de vader desgewenst verder kan worden uitgebreid,
en verklaart deze regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken uitvoerbaar bij voorraad;
verleent toestemming – die de toestemming van de moeder vervangt – tot aanmelding van de minderjarige voor onderzoek en behandeling bij [naam] , GZ-psycholoog te [plaatsnaam] , althans een andere GZ-psycholoog in de regio.
wijst af het meer of overigens verzochte;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. N.B. Verkleij, C.G. Meeder en W.G. de Boer, tevens kinderrechters, bijgestaan door V. van den Hoed-Koreneef als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 mei 2016.