ECLI:NL:RBDHA:2016:9030

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juli 2016
Publicatiedatum
2 augustus 2016
Zaaknummer
AWB - 16 _ 704
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. van Rij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag leges voor omgevingsvergunning woonark

In deze zaak heeft eiseres leges betaald voor de behandeling van een aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen van een woonark. Omwonenden hebben bezwaar gemaakt tegen de verleende vergunning, waarop de gemeente deze heeft herroepen. Eiseres heeft vervolgens met de gemeente afgesproken de bouwhoogte met 30 cm te verlagen en een nieuwe aanvraag ingediend. De gemeente beschouwde deze aanvraag echter als een nieuw bouwplan en legde een nieuwe aanslag leges op. Eiseres ging hiertegen in beroep. De rechtbank oordeelde dat de nieuwe aanvraag moet worden gezien als een wijziging van de eerdere aanvraag, waarvoor al leges waren betaald. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de tweede aanslag leges. De rechtbank veroordeelde de gemeente in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.238 en droeg de gemeente op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiseres te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. T. van Rij op 28 juli 2016.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 16/704

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juli 2016 in de zaak tussen

[eiseres] , wonende te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: E.P. Blaauw),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Zuidplas, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres een aanslag leges opgelegd ter zake van het in behandeling nemen van een op 29 januari 2015 ingediende aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen van een woonark.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juni 2016. Namens eiseres is de gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon] en [persoon] .

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres heeft op 22 november 2012 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een woonark met een hoogte van 3,448 meter. Zij heeft deze aanvraag bij brief van 3 januari 2013 gewijzigd naar één voor een hoogte van 3,80 meter. De vergunning is haar van rechtswege verleend, omdat de gemeente niet binnen de wettelijke termijn anders heeft beslist.
2. Nadat de bezwaren van omwonenden tegen deze vergunning door de gemeente gegrond waren verklaard en het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk was verklaard, heeft eiseres tegen die beslissing op bezwaar beroep ingesteld. Hangende het beroep is zij met de gemeente in overleg getreden en heeft zij op verzoek van de wethouder op 29 januari 2015 een aanvraag voor een woonark met een hoogte van 3,45 meter ingediend. Deze aanvraag is op 1 juni 2015 door de gemeente gehonoreerd en in verband hiermee heeft verweerder haar op 3 juli 2015 de hier bestreden aanslag leges van € 3.672,98 opgelegd.
3. Op het aanslagbiljet is onder meer het volgende vermeld:

Omschrijving Bedrag
Activiteit bouwen 310
Achteraf ingediende aanvraag (boeteleges bouwen) 2.813,58
Binnenplanse afwijking (met of zonder bouwactiviteit 271,10
Welstandstoets
278,30
Totaal exclusief BTW 3.672,98
BTW
0,00Totaal te betalen 3.672,98
Omschrijving: het bouwen van een damwand ...”
5. Eiseres stelt zich op het standpunt dat ten onrechte leges zijn geheven. Het gaat immers om een hernieuwde aanvraag in een lopende procedure over de eerdere aanvraag waarvoor zij al leges heeft voldaan. De verhoging van de bouwhoogte met 2 millimeter dan wel de verlaging met 30 centimeter op initiatief van de wethouder maakt het niet tot een wezenlijk andere aanvraag. Bovendien zijn nu kosten in rekening gebracht die bij de eerdere aanslag niet zijn vermeld. Zij concludeert tot vernietiging van de aanslag.
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij per abuis een bedrag van € 310 in rekening heeft gebracht voor het in behandeling nemen van een aanvraag bouwen van een damwand en dat op het aanslagbiljet ten onrechte deze omschrijving is vermeld in plaats van het bouwen van een woonark, waarvoor hij € 3.672,98 - € 310 = € 3.362,98 in rekening heeft gebracht, doch dat dit bedrag bij nader inzien € 3.738,96 had moeten zijn, zodat de aanslag te laag is opgelegd en het beroep daarom ongegrond is.
7. Verweerder is ter zitting teruggekomen op zijn primaire stelling in het verweerschrift dat het beroep te laat is ingediend. De tijdigheid van het beroep is niet meer in geschil. Naar het oordeel van de rechtbank is het ook tijdig ingediend.
8. Met het beroep tegen de beslissing op bewaar ten aanzien van de in 2012 door eiseres ingediende aanvraag beoogde eiseres een omgevingsvergunning te krijgen voor een woonark met een hoogte van 3,80 meter. Voordat de rechtbank op dit beroep had beslist, heeft zij bij wijze van compromis alsnog een aanvraag ingediend voor een bouwhoogte van 3,45 meter, waarop de gemeente in juni 2015 positief heeft beslist. Haar beroep is vervolgens wegens het niet meer aanwezig zijn van een belang door de rechtbank in november 2015 niet ontvankelijk verklaard, omdat de verleende vergunning ziet op dezelfde woonark op hetzelfde perceel.
9. Wat er zij van de kennelijk door eiseres ingevulde aanvraag omgevingsvergunning van 29 januari 2015, die overigens door verweerder niet is overgelegd, deze aanvraag kan niet als losstaand van die in 2012 worden beschouwd en moet gezien het compromis materieel worden aangemerkt als een wijziging van die aanvraag. Voor legesheffing vanwege het in behandeling van deze aanvraag is dan geen aanleiding. Eiseres heeft immers al leges voldaan voor de oorspronkelijk ingediende aanvraag. De aanslag van 3 juli 2015 had niet mogen worden opgelegd. Het beroep is gegrond.

Proceskosten

10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.238 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 246, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, beide met een waarde per punt van € 496 en alle met een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vernietigt de aanslag van 3 juli 2015;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.238;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. van Rij, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. van Duijvendijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.