ECLI:NL:RBDHA:2016:917
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- H.N. Pabbruwe
- Rechtspraak.nl
Ongegrondverklaring bezwaar DNA-onderzoek bij veroordeelden
Op 2 februari 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een bezwaar tegen het afnemen en verwerken van DNA-profiel van een veroordeelde. De rechtbank verklaart het bezwaar ongegrond op basis van artikel 7 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. De veroordeelde, geboren in 1996, was niet verschenen op de zitting, maar zijn raadsman, mr. A.P. Stipdonk, was wel aanwezig. De officier van justitie had geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het bezwaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde eerder was veroordeeld voor openlijke geweldpleging en vernieling, en dat er geen uitzonderingen van toepassing zijn die het afnemen van DNA-profiel zouden uitsluiten. De rechtbank heeft de relevante wetgeving en jurisprudentie in overweging genomen, waaronder eerdere arresten van de Hoge Raad. De rechtbank concludeert dat het DNA-materiaal van de veroordeelde van belang kan zijn voor de opsporing en vervolging van toekomstige strafbare feiten. Daarom is er geen grond om af te wijken van de wettelijke verplichting tot afname van DNA.